5.8 Ouderdom als opgave

Elke nieuwe levensfase brengt nieuwe uitdagingen, maar ook verlies met zich mee. Een van de uitdagingen van de ouderdom, is het leren omgaan met verlies. Verlies van vrienden en geliefden, verlies van fysieke en mogelijk ook mentale mogelijkheden.
Wie vroeg begint om bij elk verlies van mogelijkheden iets anders in de plaats van het verlorene te zetten, stimuleert de eigen creativiteit in het omgaan met verlies, en blijft de ogen richten op de rijkdom van het leven. Bij ouderdom hoort het omgaan met verandering: ook deze levensfase kan avontuurlijk zijn!

Desalniettemin zijn er verliezen waar geen vervanging voor bestaat. Voor vrienden die er niet meer zijn, bestaat geen vervanging: ook al zullen er altijd anderen zijn in wie we het Licht kunnen zien en stimuleren. Verlies van geheugen, verlies van helderheid in het denken gaan gepaard met angsten: wat gaat er met me gebeuren, kan ik het nog aan, kan ik mijn waardigheid nog behouden. Zulk leven wordt zeer kwetsbaar, en het voelt alsof men leeft op de rand van een afgrond. Dat is moeilijk.

Daartegenover staat dat juist het besef van de eigen achteruitgang ruimte schept om het eigen leven te overzien en te integreren. Ook ouderdom is een gift waarvan ieder van ons moet onderzoeken wat we ermee kunnen. Als het hele leven sacrament is, mogen we daar niet verlies en verdriet van buitensluiten.

Wanneer de autonomie bedreigd wordt, kan men leren passiever te leven en zo de eigenwaarde te bewaren. Men kan leren loslaten. Minder verantwoordelijkheid geeft tijd om rustig te aanschouwen in plaats van steeds te doen.
Wanneer er angst is, kan men oefenen oude zekerheden los te laten. Als dat met twijfel aan God of het Licht gepaard gaat, kan men leren rustig in de twijfel te verblijven. We weten het immers niet… en vanuit ons niet weten kunnen nieuwe inzichten komen, juist omdat blijkt dat oude zekerheden niet meer voldoen. Er is tijd voor reflectie, er is tijd om op een nieuwe manier te leren bidden.

Op deze wijze gebeurt er toch allerlei nieuws in het leven in ouderdom.
Het is een fase waarin we anderen meer nodig hebben. Mensen die we kunnen vertrouwen, want we zijn kwetsbaar. Het is vaak moeilijk uit te spreken wat er niet goed gaat, om niet voor zeur te worden aangezien.
Wanneer we iemand die oud of ziek is bezoeken is goed luisteren belangrijk, niet alleen naar wat er wordt gezegd, maar ook naar wat er niet wordt gezegd. Soms is het nodig naar oplossingen te helpen zoeken, maar soms is alleen luisteren genoeg omdat het dan gaat om delen. Delen is in het toenemende isolement van de ouderdom altijd een grote troost. Juist als men zoveel nabijen verloren heeft, is het erg belangrijk het gevoel te hebben, werkelijk door een ander te worden begrepen.

Ben je in de Duisternis? Neem dat niet te zwaar op, want als je dat doet zul je er nog meer vervuld van raken, maar sta stil en handel niet, en wacht in geduld tot het Licht uit de duisternis naar boven komt om je te leiden.
James Nayler rond 1660, QF&P, 21.65.

Ik ben blij dat ik hier ben geweest. Nu is alles helder voor mij, volledig helder… Alles is goed

(…) God regeert over alles en ook over de dood. En hoewel ik zwak ben in het lichaam, is de kracht van God desondanks over alles (…) en regeert (…) over al die geesten die nog niet tot helderheid zijn gekomen.
George Fox, kort voor zijn dood, 1691, QF&P, 21.49.

Als we ouder worden, wordt het moeilijker te erkennen dat we niet geroepen zijn geweest om op een spectaculaire wijze te dienen, dat het niet erg waarschijnlijk is dat we de wereld nog in beweging zullen zetten, en dat onze vroegere dromen om een of ander belangrijk werk op het gebied van heelwording te doen behoorlijk wat persoonlijke ambities in zich borgen.

Vele mannen en vrouwen hebben deze moeilijk te verteren les moeten leren – en hebben toen ontdekt dat zich alom nieuwe mogelijkheden aandienen. We hoeven niet tot het einde der aarde te gaan om ze te vinden; we hoeven niet jong, slim, fit, knap, getalenteerd, welsprekend of erg wijs te zijn. We vinden ze in onze buurt en onder vreemden, in onze eigen families en in onbekende kringen – schitterende gelegenheden om aardig te zijn, geduldig en begrijpend. Clifford Haigh, 1962, QF&P, 21.43.

Als we onszelf niet op enige wijze hebben voorbereid op onze dood, wat hebben we dan wel gedaan? Onder ogen zien dat je doodgaat geeft een voller bewustzijn van het God-gegeven leven. […]Uit de nabijheid van mijn eigen dood weet ik: God is. De dood is geen ontkenning van het leven maar een aanvulling erop die er een geheel van maakt; hoe gruwelijk het feitelijke sterven ook is, leven en dood zijn beide deel van het geheel en dat geheel rust in God. Ik heb altijd moeite met de conventionele woorden ‘opstanding en eeuwig leven’, maar ik weet dat het overweldigende gevoel van Jezus’ nabijheid na zijn dood zijn discipelen heeft bevrijd van hun angst. Ik geloof dat eeuwig leven in elk moment van het leven aanwezig is, hier en nu; de echte tragedie is niet hoe of wanneer we sterven, maar dat we niet het leven dat we gekregen hebben ten volle leven, met al onze mogelijkheden.

Jennifer Faulkner, 1982, QF&P, 21.57.

Het leven is een ravijn geworden.
De harde, rotsige muren van mijn handicap drukken steeds meer op me.
Er is minder hemel; en het begin is voorlopig heel ver weg.
Soms denk ik dat het gemakkelijker zou zijn wanneer ik één van de geestelijk gehandicapten zou zijn
en me onbewust door de dagen zou laten meeslepen, schijnbaar onaangedaan.
En dat terwijl ik daarentegen de ontmoedigende neergaande grafiek van mijn prestatie extrapoleer
en geen troost vind.
Maar in het halfduister kruipen soms slechte en lelijke dromen
van al lang verdwenen klachten en ruzies
en niemand kan ze opvrolijken
Terwijl ik, met een waakzame en wakkere geest
toch niet kan communiceren.
Maar ik moet moed verzamelen en geduld oefenen
Ik kan genieten van een grap; ik kan mijn geest richten

op het oplossen van problemen, het worstelen met angsten, het aangaan van mijn uitdagingen of het bewust doorbladeren van herinneringen en plezierige gedachten,
om het huidige, voorbijgaande moment in perspectief te plaatsen.
Ik kom uit mijn ravijn en denk aan anderen

alhoewel ik hen niet meer kan geven dan tweede hands liefde. Ik kan genieten van muziek;
Ik ben niet zo geïsoleerd als de doven.
Tel je zegeningen dwaas!

Val Nichols, 1989
In: This We Can Say – Australian Quaker Life, Faith and Thought, 4.40, 2004.

We kunnen over onze dood nadenken, maar wij denken zelden na over de lange periodes tegen het eind van ons leven wanneer we extra zorg en aandacht nodig hebben, omdat onze lichamen broos worden. Zij die ons liefhebben zullen al het mogelijke doen om ons dan te helpen, maar wij zijn mogelijk niet meer in staat hun besluiten te beïnvloeden. Met enige voorzorg en vooruitdenken kunnen we echter het hartzeer verminderen, zowel voor onszelf als voor diegenen die wij liefhebben.

Cathy Davies. 1998.
In: This We Can Say – Australian Quaker Life, Faith and Thought, 4.30, 2004.

Toen de dichter Milton blind werd schreef hij een gedicht over zijn blindheid. Daarin verklaarde hij ‘God nam mijn zicht weg opdat mijn ziel zou zien.’ Dat geloof ik niet. Mijn God zou niemand blindheid toebrengen. Maar mijn God heeft me wel de moed gegeven om de komende duisternis, de onzekerheid binnen te treden en nieuwe vaardigheden te leren, een grotere waardering van de kleur en schoonheid die ik nog steeds kan zien, en de verborgen schoonheid in mensen en de wereld om mij heen.

Ik weet niet wat de toekomst brengen zal. Soms voel ik dat ik bij de bevoordeelden hoor omdat ik nog steeds mobiel ben. Ik hoop dat er nog steeds iets van waarde is dat ik voor de wereld kan doen. Ik marcheer voort met geloof en hoop op de muziek van mijn eigen drummer.
Jean Carmen, 1999.

In: This We Can Say – Australian Quaker Life, Faith and Thought, 4.38, 2004.

Ik bevind me duidelijk in de laatste levensfase waarin ik in toenemende mate verliezen ervaar. Verlies van geliefden, maar ook verlies van lichamelijke en geestelijke mogelijkheden. Hoe ga ik hiermee om? Het is een uitdaging verliezen te accepteren. Het betekent veelal loslaten en het aanvaarden van de levenssituatie waarin ik mij bevind. Het aanvaarden geeft ruimte en zin aan het bestaan. Het biedt de mogelijkheden om met vertrouwen toe te groeien naar het einde van dit leven.

William Penn schreef in “More Fruits of Solitude” o.a.: “De dood is slechts het oversteken van deze wereld naar een andere wereld, zoals vrienden een zee oversteken; zij leven, hoewel gescheiden. nog in elkander. Want zij, die leven en liefhebben in dat, wat alomtegenwoordig is, blijven verbonden.”

Ik vond in familie papieren een knipsel met een citaat dat mij aanspreekt en dat aansluit bij het bovenstaande:
“Leven is eeuwig en liefde is onsterfelijk
en de dood is slechts een horizon

en een horizon is niets anders
dan een grens aan ons gezichtsvermogen”
Wim Balijon, 2019.

Terug naar inhoudsopgave

<== 5.7  Quakers en de kunsten
5.9  Ethische vragen rond leven en dood ==>

5.6 Natuur, milieu en duurzaamheid

Zorg voor natuur en zorg voor milieu zijn belangrijk bij Quakers. Zij hebben een lange traditie op dit gebied. Zo noemde William Penn George Fox een “gelovige natuurliefhebber”. Hij was tegen jagen en valkenieren en stimuleerde jonge mensen tot het bestuderen van de...

5.1 Duurzame relaties

In een vaste relatie kunnen twee mensen veel samen doen en delen. Een waardevol aspect van zo’n relatie kan zijn dat twee karakters elkaar kunnen slijpen. Ook het altijd op een partner kunnen rekenen voor een voortgaand gesprek, is rijkdom. Vroeger werd het gezin gezien als de hoeksteen van de samenleving en daarbij ging het om ‘een waarachtig huwelijk’ en de ‘verbintenis tussen man en vrouw’. Er zijn in de maatschappelijke verhoudingen echter ontwikkelingen geweest, die zo’n beperkte interpretatie van het begrip ‘gezin’ achterhaald hebben. Een verbintenis kan tegenwoordig zoveel vormen aannemen dat de term veel ruimer is geworden en daarom vaak vervangen wordt door het begrip ‘duurzame relatie’. Onder duurzame relaties verstaan wij de volgende verbintenissen:

  • De relatie tussen man en vrouw, zoals die reeds eeuwen lang in het huwelijk officieel werd vastgelegd en waaruit kinderen geboren kunnen worden. Het daarbij behorende rollenpatroon dat lang overheerste, is niet meer vaststaand. Man en vrouw definiëren samen ieders rol, alsook de verhouding tot elkaar, naar eigen wensen en mogelijkheden.
  • Partners die besluiten te gaan samenwonen en een huishouding te vormen, zonder enige vorm van burgerlijke of kerkelijke huwelijksceremonie. In zo’n woonvorm kunnen kinderen geboren worden die, naar wens, de familienaam van de vader of van de moeder zullen dragen. Soms mondt zo’n relatie alsnog uit in een huwelijk.
  • Een relatie tussen twee mannen of twee vrouwen die samenwonen. Deze verbintenis kan nu, als men dat wenst ook wettelijk erkend worden als huwelijk. Ook in deze gezinnen kunnen kinderen opgroeien.
  • Al deze verbintenissen kunnen ook de vorm van een latrelatie aannemen. Elk van deze vormen van duurzame relaties kan – op verzoek – bevestigd worden in een Stille Samenkomst temidden van de Vrienden. Wat voor de Vrienden telt is niet de vorm, maar de kwaliteit van de relatie. De partners geven met deze bevestiging te kennen dat zij in liefde zorg voor elkaar willen dragen en trouw aan elkaar willen zijn. Zij zien hun verbintenis als een gewichtige zaak, die zij in het bijzijn van getuigen onder Gods hoede willen brengen (zie 6.2).

Liefde is de moeilijkste les in het Christendom; juist om die reden zou het leren van deze les onze grootste zorg moeten zijn.
William Penn, 1693, QF&P, 22.01.

Onze naam, het Religieus Genootschap der Vrienden, suggereert dat we onszelf niet alleen zien als Vrienden van de Waarheid zoals de eerste Quakers zichzelf zagen, maar ook als een gemeenschap van vrienden, terwijl we vriendschap hogelijk waarderen en de waarde ervan voor het religieuze leven erkennen.

In onze intieme relaties, zowel als in de wijdere gemeenschap van onze Maandvergadering, kan openheid naar elkaar ons ontvankelijk maken voor de Heilige Geest en ons in staat stellen om dat van God in onze eigen harten en in die van onze vrienden te erkennen.
Britse Jaarvergadering, 1994.

Niemand is een onbewoond eiland. Mensen zijn: ik en jij. Wij worden een samen. Relatie, wederkerigheid en wisselwerking zijn levensnoodzakelijk. In de ontmoeting wordt de ander voor mij een teken van God. De stilte is de wieg voor elke relatie die geboren wordt. De stilte voedt ons en leert ons gevoeligheden voor elkaar. De stilte geeft aan twee mensen samenhang. Ze is het cement dat twee mensen bij elkaar houdt, of de ruimte waarin iets gebeuren kan, waarin de ander de gelegenheid krijgt om zich te ontplooien.

Henk Ubas, 1997.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 5. Leven
Volgende: 5.2  Alleenstaanden ==>

4.6 Internationale inzet

Vanuit hun geloofsovertuiging zetten Quakers zich in voor goede internationale betrekkingen, het handhaven van mensenrechten en het bewerkstelligen van vrede en verzoening in de wereld.
Zo geloven wij mee te bouwen aan het Koninkrijk van God hier en nu.

Quakers vormen een wereldwijd religieus genootschap dat niet alleen wars is van dogmatiek, maar ook van nationalisme. Al te vaak heeft nationalisme conflict en oorlog gebracht. Quakers overal ter wereld noemen zich bijvoorbeeld de Nederlandse, de Britse, de Franse Jaarvergadering van het Religieus Genootschap der Vrienden (Quakers), daarmee te kennen gevend dat het Genootschap een wereldwijde, internationale gemeenschap is. Sommige Jaarvergaderingen verenigen zelfs leden uit verschillende landen, zoals bijvoorbeeld de Zuidelijk Afrika Jaarvergadering leden telt uit wel acht verschillende landen.

Al sinds 1948 zijn de Quakers door de Verenigde Naties erkend als non-gouvernementele organisatie en hebben zij vertegenwoordigingen bij de VN in Genève en New York., de zogeheten Quaker United Nations Offices (QUNO). De staf van deze Quakervertegenwoordigingen probeert om de vertegenwoordigers van de lidstaten van de VN achter de schermen en door ‘stille diplomatie’ bijeen te brengen rond een aantal thema’s: ontwapening, vrede, verzoening, conflictpreventie, mensenrechten, inzet voor vluchtelingen, duurzaamheid en milieuverdragen. Waar er verschillen van inzicht bestaan tussen lidstaten over belangrijke ontwerpverdragen rond genoemde thema’s van de VN proberen we als Quakers ze achter de schermen op één lijn te krijgen, zodat een verdrag er daadwerkelijk komt. Op die manier werd er bijvoorbeeld toe bijgedragen dat het verdrag tegen landmijnen substantiële steun kreeg.

In Europees verband zijn de Quakers op een vergelijkbare wijze actief. De Europese Jaarvergaderingen hebben gezamenlijk een Quaker Council for European Affairs (QCEA) in het leven geroepen met een vertegenwoordiging in Brussel. Deze werkt aan soortgelijke thema’s binnen de Europese internationale context: de Europese Unie (Brussel) en de Raad van Europa (Straatsburg). Hier wordt onder meer gewerkt aan de verbetering van de Europese kaders en richtlijnen voor de behandeling van gevangenen en vluchtelingen door de lidstaten. Ook de versterking van burger vredeswerk in het buitenlands beleid van de EU krijgt de nodige aandacht. De laatste jaren wordt door QCEA ook meer werk verricht rond het milieu- en energiebeleid van de EU.

Als voorbeeld van concrete resultaten van QCEA kunnen o.m. worden genoemd: een onderzoek naar de positie van vrouwelijke gevangenen in Europa dat tot daadwerkelijke verbeteringen in het beleid heeft geleid, waardoor hun rechten – bijvoorbeeld voor de omgang met hun kinderen – beter gewaarborgd worden. Zo werden bijvoorbeeld ook praktische aanbevelingen van de Quakers voor het door de EU te ontwikkelen beleid met betrekking tot conflictpreventie en crisismanagement overgenomen.

Als de soevereine vorsten van Europa.. besluiten jaarlijks bijeen te komen (…) in een Europees Parlement of Europese Staat (…) waar alle verschillen van mening (…) besproken kunnen worden (…) en waardoor staten die zich niet aan het oordeel daarvan onderwerpen en toch hun toevlucht zoeken tot gewapend geweld door de andere staten verenigd als één kracht gedwongen kunnen worden zich aan het oordeel van dat Parlement te onderwerpen (…) zou Europa de zo diep verlangde en noodzakelijke vrede verkrijgen voor haar geplaagde burgers. William Penn, 1693 in: An Essay towards the present and Future Peace of Europe.

Ik meen dat het alleszins reden heeft om vooruitgang te steunen en te bevorderen. Als de Europeanen verstandig zijn (meer is niet nodig) wordt Pan Europa een werkelijkheid en zullen de thans opvlammende nationalistische bewegingen de laatste stuiptrekkingen van een uitgaande vlam blijken te zijn.

Anton Kalff, 1937.

Er zijn ogenblikken dat het werk een “vechten tegen de bierkaai” lijkt, en dan is het goed te beseffen dat het immers niet uit en met eigen kracht is dat we deze opdracht vervullen: dat ik zelf slechts een onvolkomen middel ben om uitdrukking te geven aan de goodwill die door de eeuwen heen in de beste mensen en groepen van onze beschavingskring groeide, waaraan ik door traditie deel heb en dat het de levende kracht van onze Heer en Herder is, die alleen goeds kan werken

Piet Kruithof 1958, in een brief vanuit Bolivia, waar hij voor de VN werkte.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 4.5  Een rechtvaardige samenleving
Volgende: 5. Leven ==>

4.4 Maatschappelijke verantwoordelijkheid

In de eenentwintigste eeuw leven Quakers in een maatschappij die meer en meer op een ingrijpende manier het privédomein van mensen mede bepaalt. Het is daarom niet alleen op het vlak van de materiële cultuur dat wij keuzen moeten maken die eerder buiten onze horizon leken te liggen. Ook wat betreft onze wijze van leven en ideeën worden wij uitgedaagd keuzen te maken die het ons mogelijk maken kritisch, creatief en betrokken aan de samenleving deel te nemen. Het gaat daarbij niet alleen om de kwaliteit van ons individuele bestaan maar evenzeer om onze maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Het aanbod van materiële cultuur kan het dagelijks leven comfortabeler maken. Anderzijds kan overvloed ons verleiden tot een levensstijl die we hebben leren kennen onder
de naam consumentisme. Moderne communicatiemiddelen hebben het levenstempo versneld en de informatiestromen op een dwingende manier geïntensiveerd. Als consument ondersteunen en stimuleren wij het consumptieaanbod. Reclame dringt ongevraagd bij ons binnen en is een niet meer weg te denken onderdeel van onze economie geworden. Ze suggereert een bereikbare schijnwereld van algehele welstand en welbehagen. Als Quakers voelen wij ons daarom uitgedaagd om een stap terug te doen, door de schone schijn heen te kijken en alleen te kopen wat voor ons op de een of andere manier belangrijk is.

Het leven in een welvaartsstaat confronteert ons met de vraag in hoeverre wij een zorgzame samenleving zijn, maar ook met de vraag in hoeverre wij onze politieke verantwoordelijkheid onderkennen. Maatschappelijke verantwoordelijkheid houdt in het scheppen van optimale mogelijkheden voor ieder mens, ongeacht etnische afkomst, sekse of sociale status, om tot volle ontplooiing te komen in fysiek, moreel, geestelijk en creatief opzicht. In een maatschappij van overvloed en onevenwichtige verdeling van bezit ontstaan makkelijk kostbare gewoonten die een eigen leven gaan leiden. Zij verhinderen mensen om open te staan voor een ander gedragspatroon en een meer creatieve besteding van de tijd en

de middelen waarover zij beschikken. Maatschappelijke verantwoordelijkheid vraagt om transparantie en volstrekte eerlijkheid in zaken. Het kompas zetten op vrije marktwerking kan de verantwoordelijkheid die mensen voor elkaar hebben ernstig aantasten. Ruimte voor goed overleg en aandacht voor een rechtvaardige verdeling van lasten en plichten komt een ieder toe, zowel in de publieke als in de privésfeer.

Onze voortdurende bereikbaarheid suggereert voor veel mensen een niet aflatende beschikbaarheid. Dit kan ons verantwoordelijkheidsgevoel ongelimiteerd aanspreken en uit balans brengen. Eigen tijd voor rust, stilte en inkeer is een essentieel element in ons leven, om ons in staat te stellen op een zinvolle manier deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Waar geloof keert mensen niet van deze wereld af, maar stelt hen in staat er beter in te leven en moedigt hen aan zich in te zetten voor haar verbetering: hun licht niet onder de korenmaat te verbergen, maar op tafel te zetten.

William Penn, 1682, QF&P, 22.17.

De liefde tot het geld kan zich bijna ongemerkt uitbreiden. Datgene, waarvoor eerst onder de druk der omstandigheden werd gearbeid, kan, wanneer wij niet zeer oppassen, ongemerkt ons hart binnensluipen en daar God de plaats betwisten. Het gevaar is niet gelegen in datgene wat de mens heeft, doch in de mate, waarin zijn hart aan het geld hangt en hij er op uit is meer te verwerven en opeen te hopen.”

Britse Jaarvergadering, 1858, QF&P, 20.58.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 4.3  Getuigenissen tegen maatschappelijke misstanden
Volgende: 4.5  Een rechtvaardige samenleving ==>