3.7 Quakers en Jezus

Omdat Quakers een ondogmatische geloofsgemeenschap vormen, is de verwoording van de betekenis die Jezus in het persoonlijk leven van Quakers inneemt zeer verscheiden.
De betekenis van Jezus van Nazareth wordt in Quakerkringen aangegeven met uiteenlopende theologische noties. George Fox zei: “Christus zegt dit en de apostelen zeggen dit, maar wat kan jij zeggen? Ben jij een kind van het Licht en heb jij in het Licht gewandeld? En wat je zegt is dat een ingeving van God?” [1] Daarmee wil hij zeggen dat geloven niet gegrondvest is op het nazeggen van woorden of godsdienstige teksten, maar dat het Bijbelse verhaal over Jezus pas tot zijn recht komt als wij daarover kunnen spreken vanuit het inwaartse Licht. In de Quakertraditie streven wij ernaar de aanmaning “Wees spaarzaam met je woorden”[2] ter harte te nemen. Als onze woordenstroom tot staan komt zwijgt de oude wereld en kan de nieuwe wereld geboren worden. De Quaker traditie maakt ons<\p>

duidelijk dat de mystieke ervaring in de stilte ons niet alleen tot hoorders van het woord gaat maken maar ons ook er toe kan brengen ons ernaar te gedragen [3]. Of met de woorden van William Penn: ‘Ware heiligheid keert mensen niet van de wereld af, maar stelt ze in staat daarin een beter leven te leiden en wekt hen op pogingen te ondernemen deze te verbeteren.’[4]

Het verhaal van Jezus’ leven wijst een weg hoe wij God in ons leven kunnen verstaan en antwoorden. Wij proberen zijn voorbeeld steeds voor ogen te houden. Zijn leer wordt voor ons het kernachtigst samengevat in Mattheüs 5 en 6 – de Bergrede.

In Mattheüs 18:20 lezen we:
‘Want daar waar twee of drie mensen in mijn naam bij elkaar zijn, ben ik zelf in hun midden’ (Statenvertaling).

En in Johannes 15:13-17:
‘Mijn opdracht aan jullie is: heb elkaar lief, zoals ik jullie heb liefgehad. Je kunt je vrienden niet méér liefhebben dan wanneer je je leven voor hen geeft. En jullie zijn mijn vrienden, als je doet wat ik je opdraag. Ik noem jullie niet langer knechten, want een knecht weet niet wat zijn heer doet. Nee, ik noem jullie vrienden, omdat ik jullie alles heb bekend gemaakt wat ik van mijn Vader gehoord heb. Jullie hebben niet mij, maar ik heb jullie uitgekozen, en ik heb jullie opgedragen erop uit te gaan.
Jullie moeten vrucht dragen en je opbrengst aan vruchten niet verloren laten gaan.’

Ik heb jullie mijn Vrienden genoemd. Van wie zijn wij dus eigenlijk als Vrienden vrienden? Zijn wij altijd Zijn Vrienden? Nee, kennelijk alleen zolang wij vanuit dat medeweten (ik heb jullie alles bekend gemaakt, weet dus wat je doet) proberen te doen wat Hij ons opdraagt en voorleeft: God lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelf.

Kees Nieuwerth, 1986

Want de geboorte van Jezus is geen nuchter feit.
Laten wij toch bese
ffen dat de Schrijvers van de kerstverhalen zo overtuigd waren van het wonderbare, het eenmalige van Jezus, dat zij zijn geboorte niet anders konden zien dan als een wonder en dat zij in hun eenvoud het Wonder dat Jezus heet in stoffelijke en zichtbare beelden beschreven en zich ermee omringden omdat zij voor de geestelijke werkelijkheid van God in Jezus geen woorden wisten.
Anton Kalff, 1988

Kerstfeest is en blijft een ingewikkeld feest. Het roept bij veel mensen tegenstrijdige gevoelens op….Misschien symboliseert het kerstverhaal een oerdroom van mensen. In gedachten zien we de kerststal.

In de stal wordt een kind geboren. De meeste kinderen die in deze nacht ter wereld komen, zullen neergelegd worden in een voerbak, een sinaasappelkistje of op wat bananenbladeren in een hut. Dat merkt het kind niet, het slaapt en droomt toch wel. Maar ieder mensenkind dat geboren wordt vervult onze ziel met hoop. En het herinnert ons aan het kind dat wij waren, dat wij zijn.
…Dromen maken ons weerbaar tegen het kwaad in de wereld. Zo reëel en nuchter is de droom van kerstmis.
Henk Ubas, 1992

Dat de Schepping nochtans niet af is, komt omdat God de mens mede zelf de voltooiing in handen heeft gegeven, zoals uit het door Jezus gegeven voorbeeld is af te leiden. Jezus is in dit opzicht als een baken in zee en als een wijzer op je weg, de weg naar Gods Koninkrijk, een koninkrijk waarin de ander anders is.

Henk Ubas, 1996

Wat mij inspireert en sterk vasthoudt, is de kracht van de levende Geest, de universele Christus, die in alle mensen aanwezig is, en die alle verschillen tussen religies overstijgt. Die kracht was overduidelijk de inspiratie van de historische Jezus, en in die zin is Jezus’ leer voor mij persoonlijk enorm belangrijk
Irene Visser, 2002.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 3.6  Quakers en hun visie op de Bijbel
Volgende: 3.8  Houding ten aanzien van geloofsbelijdenissen ==>

3.6 Quakers en hun visie op de Bijbel

Gedurende de eerste 150 jaar van de Quakergeschiedenis waren de Vrienden eensgezind in hun Bijbelopvatting. Men accepteerde algemeen de goddelijke inspiratie van de Schriften, zo blijkt uit de talrijke publicaties die van de hand van Vrienden in die periode het licht zagen. Daarin verschilden ze niet van hun medechristenen. Quakers onderscheidden zich echter van de grote kerkelijke gemeenschappen in de manier waarop zíj met de Bijbel omgingen. Essentieel was voor hen de persoonlijke ervaring van het “Inwaartse Licht” dat het “uitwendig” geschreven woord (de dode letter) tot een verinnerlijkt woord kan maken.

In zekere zin lijkt Barclay’s Apolog [1] daarop een uitzondering te zijn. In zijn Apology ‘The True Christian Divinity, as the same is held forth and preached by the people in scorn, called Quakers [2] maakt Barclay ook gebruik van een traditioneel Bijbelse exegese om te overtuigen. In zijn tekst wijst hij er ook op dat de Schriften in Quaker ogen een secondaire autoriteit zijn omdat zij slechts een ‘beschrijving van de bron zijn en niet de bron zelf ’’.17 De Bijbelse boeken ontsluiten hun waarheid als we ze lezen vanuit het directe (inwaartse) getuigenis van Gods geest. Het bijzondere van de Bijbel houdt voor Quakers niet in dat het profetische getuigenis met de Bijbelse boeken afgesloten is.

In de loop van de negentiende en twintigste eeuw kreeg men ook in Quakerkringen oog voor het verschil in karakter van de boeken die samen de Bijbel vormen: historische verhalen, profetische geschriften, morele aansporingen, poëtische lofprijzingen, preken, brieven, apocalyptische teksten, en tenslotte ook diep menselijke verhalen over liefde, barmhartigheid, angst, eenzaamheid, jaloezie, agressie en schuld. De historische samenhang waarin de Bijbelse geschriften ontstonden, plaatsten de verhalen in een niet uitsluitend religieus daglicht.
Ettelijke keren in de Quaker geschiedenis is de positie van de Bijbel naast die van het Inwaartse Licht reden tot meningsverschil geweest. Ook nu nog is de positie van de Bijbel niet bij alle Quakers dezelfde. Evangelisch georiënteerde Quakers, bijvoorbeeld, houden vast aan de eenheid van de Bijbelse boeken en de onverbrekelijke samenhang van het zo genoemde Oude en Nieuwe Testament. Van zorg vervuld waarschuwen zij dat het primaat van het innerlijk Licht en de directe openbaring van de Geest kan leiden tot een bijna grenzeloze pluriformiteit en een geloofsleven waarin voor de Bijbel nauwelijks nog plaats is.

Voor sommige Quakers in de Nederlandse Jaarvergadering zal de betekenis die zij aan de Bijbel toekennen mede bepaald zijn door hun oorspronkelijke kerkelijke achtergrond. Voor anderen kan de Bijbel buiten hun gezichtsveld gelegen hebben, wat de kennismaking met dit ingewikkelde en voor hen misschien ontoegankelijke geschrift kan bemoeilijken.

Wat de Quaker traditie, ook in de Nederlandse Jaarvergadering, kenmerkt is het besef dat de Bijbel niet voor ons ligt als een gesloten filosofisch systeem dat door één persoon is geconstrueerd. Evenmin is er sprake van een theologisch verantwoord bolwerk waarbinnen we ons zouden moeten terugtrekken. De Bijbel kan voor ons een open boek zijn. Indachtig het Inwaartse Licht zegt Barclay daarover: ‘Het is geen dode letter en ook geen uiterlijke wet die van buiten wordt opgelegd, maar een innerlijke geestelijke wet, die in het hart is gegrift, de wet van de Levensgeest, het woord dat na aan het hart en in de mond ligt.’[3]

Toen George Fox het “Inwaartse Licht” ontdekte, zich van de realiteit bewust werd, kon hij alles loslaten om het vernieuwd terug te ontvangen; alles weggeven en rijker worden; alles waardelozer achten, zelfs z’n Bijbel en daarna alles hoger – want ontdaan van wettelijke opgedrongen waarden – waarderen.

Rien Buter, 1938

In onze Stille Samenkomst… geleidelijk terugkerend vanuit onze eigen gedachten en beslommeringen ervaren wij dan dat het een bijeenkomst is in Zijn naam, waar Hij temidden van ons is, zoals Hij heeft beloofd. Een verwijzing naar een aantal voor de eerste Vrienden wezenlijke Bijbelpassages. Hedendaagse Vrienden doen dat – ik zou haast zeggen – schoorvoetend. Bovendien brengen zij in dit verband vaak in herinnering dat George Fox zijn gehoor voorhield: ‘Jij zegt: Christus zegt dit en de apostelen zeggen dat… maar wat zeg jijzelf?’ Alsof dit zo mag en kan uitgelegd worden dat Fox bedoelde dat wat ik hier-en-nu zelf zeg belangrijker zou zijn dan het getuigenis van Jezus en de apostelen. Integendeel, Fox roept ons daarmee juist op tot een anders én opnieuw verstaan en ervaren van dat getuigenis, zodat het door mag klinken in ons leven, wanneer wij dat voorbeeld volgen door te proberen te leven gevoed vanuit diezelfde levende bron.

Kees Nieuwerth, 1986

Het Quakerisme heeft de controverse tussen wetenschap en godsdienst op de onwezenlijke voorpostgevechten nooit behoeven te maken, want het heeft zich van zijn ontstaan af niet in de letter van de Bijbel of in kerkelijke machtspolitiek verschanst. Het is meteen gaan staan op het standpunt van de directe ervaring van God, heeft van daaruit de Bijbel gelezen en er de wezenlijke punten uitgehaald, wetende dat wie de Bijbel leest zonder de leiding van de Heilige Geest, er zowel de rechtmatigheid van de inquisitie tegen Galilei als de rechtmatigheid der slavernij en rassendiscriminatie, de verdedigbaarheid van de oorlog en de onderdrukking van de vrouw uit distilleren kan.
Het is niet de schuld van de Bijbel, maar van de mensen, die, om met George Fox te spreken, “de profeten lezen, zonder de Geest der profeten te hebben”.
Geraldina L. van Dalfsen, geciteerd in De Vriendenkring, 1995.

Overal wordt oorlog gevoerd: je kunt niet naar de radio luisteren of je hoort onraad. Op de televisie word je er zelfs ooggetuige van gemaakt: plundering, moord en roof. En waarvoor? Alleen maar om de macht, om te heersen.
Slachto
ffers worden niet geholpen maar verjaagd naar vreemde streken met een vreemde taal. Mensen die niet verstaan worden, worden niet geholpen. Zij krijgen nog meer ellende.

Of God is almachtig, maar wreed en hardvochtig of niet almachtig, maar rechtvaardig, medelijdend en liefdevol.
Als ik dan kiezen moet, kies ik voor de laatste van deze twee. De mensheid zal dan zelf moeten zorgen voor recht en vrede, door middel van tact en overleg. God geve hun de kracht om hiervoor te werken, te verdragen en te helpen door liefde en geduld. Want dat kan God wel: ons de kracht van de liefde geven, die nooit aflaat. Het is een geweldig werk om dit vol te houden; daar kunnen we best een beetje hulp bij gebruiken. God zij met ons!

Mien Riedel, 2000

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 3.5 Wat Quakers verstaan onder een roeping (‘concern’)
Volgende: 3.7  Quakers en Jezus ==>

3.5 Wat Quakers verstaan onder een roeping (‘concern’)

Ons Genootschap is meer dan een willekeurige groep mensen die regelmatig bij elkaar komt. We komen samen omdat we geloven dat, wanneer we in de Stille Samenkomst in de Geest verenigd zijn, we in staat zijn tot meer helderheid van visie dan mogelijk is voor ons als individuen.
Gedurende de geschiedenis van het Religieus Genootschap der Vrienden hebben we ervaren dat het voor ieder van ons mogelijk is op wat voor tijdstip in het leven dan ook, een sterke, innerlijke roeping te voelen om een bepaalde taak of dienst uit te voeren. Deze roeping wordt gekenmerkt door een gevoel door God geroepen te zijn en dat het geboden is om op grond daarvan te handelen.
Al heel vroeg in het leven van ons Genootschap werd duidelijk dat een minimale vorm van structuur en gezag nodig zijn om de authenticiteit van een roeping te testen. Uit de wereldgeschiedenis kennen we maar al te goed het gevaar dat er in naam van God wordt gehandeld zonder dat die roeping wordt getoetst.
Vrienden die zich geroepen voelen om iets onder de morele of financiële verantwoorde- lijkheid van ons Genootschap te doen, wordt gevraagd dit ter beoordeling voor te leggen aan hun lokale groep. Dit is een uitdrukking van wederzijdse verplichtingen: die van de Vriend om de roeping te toetsen aan de plaatselijke groep en die van de groep om samen Gods leiding te zoeken en tot een besluit te komen. Een echte roeping is een gave Gods. De Vriend die geroepen is weet door een innerlijke ervaring dat er iets is dat de Geest van hem of haar verlangt, hoe vreemd en hoe onzeker dat vanuit onze menselijke waarneming eerst mag lijken. Wanneer de roeping aan de plaatselijke groep wordt voorgelegd is er gelegenheid tot het stellen van vragen en voor verdere verheldering. Terwijl de roeping door de groep overwogen wordt, is het de gewoonte dat de Vriend die zich geroepen voelt zich terugtrekt uit de beraadslaging.
Als de roeping erkend wordt door de groep, krijgt de Vriend die zich geroepen voelt een bevestiging in de vorm van een ‘Minuut’, waarmee de roeping voorgelegd kan worden aan andere Quaker organisaties waar dat nodig is. Acties, getuigenissen of projecten mogen immers alleen uitgevoerd worden in naam van de Quakers met toestemming van de plaat- selijke groep of Jaarvergadering waarvan de Vriend lid is.

Want mijn waarde Vrienden, wij zijn niet geroepen om onszelf te dienen en onze eigen zin en wil te volgen, maar om de Heer te dienen, zijn wil onderworpen te zijn en hem in zijn Licht na te volgen. Elizabeth Hendriks, 1683.
In: De Oude Waarheyd Ontdekt, Rotterdam, 1684, blz. 535

Toen besefte ik opnieuw de betekenis van de drie woorden ‘Uw wil geschiede’, die me laatst op een meeting als een voor mij nieuwe goddelijke waarheid werd geopenbaard; niet passief gedacht, maar actief; niet het fatalistische “ja, ik moet het leven aanvaarden zoals het is, ik kan er tóch niets aan doen’, maar bereid zijn om alles te doen wat God van je vraagt, in ruil voor alles, wat Hij je schenkt.

Laura van der Hoek, 1936

Ook wie bereid is het Licht in alle opzichten te volgen, kan tastend zijn weg moeten gaan. Niet omdat het Licht zelf onzeker is, maar omdat diegene nog niet voldoende geoefend is in het ontvangen van het Licht.
Dina van Dalfsen, 1936.

Het laboratorium waarin de Quaker experimenteert is het leven van alledag. In driehonderd jaar hebben Vrienden hun geloof in het innerlijk Licht getest en bewezen gezien.
Quaker zijn betekent niet alleen mystiek opgaan in God, maar betekent in het dagelijks leven verantwoordelijkheid voelen voor alle eisen die de Bergrede ons stelt.

Manfred Pollatz, 1936, overgenomen uit Der Quaeker, mei 1975.

Het Quakerisme is een vorm, een uiting van Christelijk geloofsleven, die het verstaan van gees- telijke opdrachten haast onbelemmerd mogelijk maakt. Ik zeg ‘haast’ omdat wij toch altijd tot op zekere hoogte onszelf in de weg staan, er zelden in slagen ons geheel over te geven.
Als dat eens het geval was dan zouden wij werkelijk de bergen der onoverkomelijkheden kunnen verzetten.

Wij schijnen een enkele keer daarin te kunnen slagen en dan beseffen wij hoezeer overgave en gehoorzaamheid, stil zijn en luisterend vermogen onmisbaar zijn om God in ons te laten werken.
Jim Lieftinck, 1938.

Het komt voor dat mensen zich verbeelden iets te horen wat achteraf niet de stem van God blijkt geweest te zijn. Het gevaar van dit subjectivisme is het grootst bij de enkeling. Daarom hebben wij Vrienden dan ook de mooie controle van het groepsleven. Daardoor blijft er geen plaats voor individuele eigenwil.

Karl Heinz Pollatz, 1939.

In onze wijdingssamenkomst leren we begrijpen dat een leven dat waarlijk onder Gods leiding staat een leven moet zijn, eenvoudig en geordend. Geordend van binnenuit.
Het leven van een Quaker groep komt voort uit het gemeenschappelijke ervaren van Gods aanwezigheid in de wijdingssamenkomst. Wij geloven dat die ervaringen van dezelfde aard zijn als die welke in de Bijbel beschreven zijn. Dat betekent ook dat net als toen ook aan ons een opdracht gegeven wordt die we moeten uitvoeren in de wereld.

In de loop van de geschiedenis zijn er enkele sprekende voorbeelden geweest van Quakers die door hun roeping te volgen bijgedragen hebben tot veranderingen in het gehele maatschappe- lijke leven. Een daarvan is de strijd tegen de slavernij, die weer nauw verband hield met het vredesgetuigenis.

Alles tezamen genomen geloof ik dat wij vooral nuchter moeten blijven en beseffen dat het werk dat ons te doen staat niet noodzakelijkerwijs spectaculair hoeft te zijn. Het hoeft even- min altijd juist in of samen met onze (kleine) Quaker groep gedaan te worden om een teken te zijn van het leven van die groep.
Mien Schreuder, 1960.

Als we naar elkaar luisteren en in stilte kunnen horen waar de woorden vandaan komen,

weten we dat we hoe zeer onze wegen uiteen lopen, samen voort kunnen gaan in een enkele richting terwijl we in onze woorden en in ons leven de liefde van Christus verkondigen die uit gaat naar en aan het werk is in het hart van ieder levend mens.
Piet Engelsman, geciteerd door Marianne Boelsma en Pieter Ketner, 1992

Ik realiseer me, al mijmerend in de trein naar huis, hoe traditie en organisatie altijd een geweldig gevaar voor ons ‘geloven en handelen uit ervaring’ vormen. Ook in ons Genootschap misbruiken we soms onze traditie en organisatorische beperktheid om elkaars bevlogenheid de kop in te drukken. Zijn we misschien bang om door bevlogenheid van anderen geconfronteerd te worden met onze eigen geestelijke zelfgenoegzaamheid?…..
Ik blijf hopen dat we samen als Vrienden in een geloofsgemeenschap meer kunnen betekenen voor die wereld dan we elk voor onszelf kunnen.
Hans Weening, 1993.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige:3.4 – Getuigenissen
Volgende: 3.6  Quakers en hun visie op de Bijbel ==>

3.3 Inkeer en gebed

De eerste Vrienden voelden al aan dat één Stille Samenkomst per week te weinig is voor het geloofs- en gemeenschapsleven. Daarom kwamen de Vrienden vroeger ook midden in de week samen voor een wijdingssamenkomst.
Tegenwoordig is er slechts één dienst per week en zelfs dan is lang niet iedereen in staat die elke zondag bij te wonen.

De leiding van het Licht dringt zich, in tegenstelling tot de (ver)leiding van de wereld en het ego, niet op aan de mens, maar moet actief gezocht worden. Daarom is het belangrijk om God te zoeken in momenten van stilte en inkeer.
Dat kan op vele manieren. Hiervoor zal de één zich terugtrekken in de natuur, terwijl de ander gewoon in stilte gaat zitten. Weer anderen zullen de Bijbel pakken of een ander inspirerend boek, om van daaruit de weg gewaar te worden die men heeft te gaan of om zich dichter bij God te voelen. Ook de Overwegingen en Vragen (zie hoofdstuk 10) kunnen als hulpmiddel worden gebruikt om het eigen leven tegen het Licht te houden.

Door afstand te nemen van zichzelf en als ‘buitenstaander’ het eigen functioneren te beschouwen komt men tot dieper inzicht in innerlijke roerselen en motieven. Zo kan men zich door inkeer niet alleen boven het alledaagse verheffen, maar ook tot zelfonderzoek komen. Het zoeken naar het Licht brengt ons vaak op de goede weg. Wij ontdekken wie wij zelf zijn en krijgen steun om ons te helpen in waarachtigheid te leven vanuit “het Licht dat ieder mens verlicht”.

De momenten van stilte en inkeer wekken op onnaspeurbare wijze het verlangen in ons naar het Koninkrijk van Vrede en stimuleren ons de medemens als partner en niet als hinderpaal of tegenstrever te zien. Een actief individueel geloofsleven en de gezamenlijke Stille Samenkomst versterken elkaar in hun positieve invloed op de kwaliteit van leven van het individu en op dat van de gemeenschap als geheel.

‘Laat af en wordt je bewust dat ik God ben’

Psalm 46, vers 11

Judith, een zeer bijzondere en begaafde vrouw, die van Doopsgezind Quaker was geworden en tot haar dood in 1664 alle Quakergroepen in ons land o.a. in Alkmaar, Haarlem, Leiden, Rotterdam geregeld bezocht schreef eens: “…en als gij te eniger tijd weinig opwekking gevoelt, denkt dan niet dat God zich niet om u bekommert; maar keer in tot u zelf, tot het zuivere Licht, en laat dit uw rustpunt zijn. Dan kan het wezen dat gij de oorzaak zult ontdekken waarom het besef van de Tegenwoordigheid van God u tijdelijk had verlaten, zodat gij, de oorzaak daarvan verwijderende, God weer zult beleven tot uw eigen vertroosting.” Judith Zinspenning, 1660-er jaren.

Wacht niet alleen dagelijks mijn dierbare Vrienden, maar wacht zelfs alle uren op God. Ach, hoe dikwijls spreekt David van het wachten op God? (….)Vertrek daarom naar uw heilige binnenkamers, zijn Stilte, en de Heer zal u troostend toespreken.
Gezegend zijn degenen die op hem wachten.

William Penn, 1677.
In: De Oude Waarheyd Ontdekt, Rotterdam, 1684, blz. 66

Alleen wie zelf stil kán zijn, kan het zelf beleven van “God-verwachtende stilte” doormaken. Wel is een ieder ertoe instaat, doch velen komen slechts zelden tot het beleven van deze Godgewijde stilte, en soms wordt deze stilte niet als zodanig herkend door de persoon die ze beleeft. Wij moeten onszelf op dat punt waakzaam houden, ja het met ernst zoeken d.w.z. het rumoer weten te ontgaan.

Daan Daamen, 1938

Laten wij het vooral aandurven, stil te zijn, niet alleen in de wijdingssamenkomst, maar ook in onze eigen kamer, en om tijd te hebben voor een gebed.
Lyd van Andel, 1957.

Wat gebeurt er in het heelal?
Ignatius van Loyola heeft eens gezegd:
“Ik kom van God, behoor aan God, en ik ga naar God terug”.
Deze drie getuigenissen zijn excellente onderwerpen voor een meditatie.
Zij veronderstellen wat alle christelijke gebeden veronderstellen: dat wij niet bidden in een vacuüm.
Als ik bid is het meest belangrijke dat ik tot die diepe innerlijke realisatie kom van wat er plaatsvindt in de kosmos.
Er is een proces van kostbare verzoening gaande in het hier en nu.
Het bevestigt dat God de grond van ons bestaan is en dat Hij de liefdevolle helper is voor iedere man en vrouw die in deze wereld komt.
God kwam tot ons zichtbaar in de persoon van Jezus Christus. Dat gaat nog steeds door. Deze bevrijdende liefde kan elke scheiding verzoenen, elke tweedracht, elke onenigheid. Wanneer ik bid, begin ik niet met dat proces. Dat is reeds aanwezig, dat zette mij aan tot bidden.

“Je zou mij niet zoeken, als je mij niet reeds gevonden had.”
Wanneer ik bid, ontwaak ik, ik luister en ontdek dat het vertrouwen in mijn gebed opgenomen werd in een kracht machtiger dan ik mij had kunnen voorstellen, als ik dat niet zelf ervaren had.
Douglas Steere in: ‘Prayer in the Contemporary World

Bidden is jezelf relativeren. Leven kan bidden zijn als je voldoende ruimte laat voor zelfrelativering, voor spel.
Een bijdrage in de wijdingssamenkomst tijdens de Algemene Vergadering, 1998

Spiritueel leven betekent: leven vanuit je hart, je geest, je lichaam, je omgeving – vanuit een heelheid. ‘Ik kwam zodat zij zouden leven’, zo zegt Jezus, ‘zodat zij ten volle zouden leven’ ( Joh. 10:10).
Zo vormt spiritualiteit de weg naar heelheid van mensen, natuur, milieu, van de Schepping.
Henk Ubas, 2000

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 3.2 Bijzondere stille samenkomst
Volgende: 3.4 Getuigenissen==>

3.4 Getuigenissen

Johannes vertelt in zijn evangelie ( Johannes 1:9) dat hijzelf er was om te getuigen van: “het ware licht dat ieder mens verlicht en dat naar de wereld kwam”. Quakers verstaan hieronder dat er “iets van Gods licht”, of anders gezegd: “dat van God” is in ieder mens. Dit verstaan van de wijze waarop God werkt in het leven van mensen, heeft bij de Vrienden geleid tot de inzichten dat iedereen gelijk is voor God, dat we anderen lief horen te hebben als onszelf, dat we op een eenvoudige en duurzame wijze dienen te leven, opdat anderen eenvoudigweg kúnnen leven, dat we de natuurlijke hulpbronnen van onze planeet eerlijker gaan delen en dat we zullen bouwen aan de vrede in onze wereld.

Deze innerlijke leiding, dit inzicht, wordt door Quakers aangeduid als ‘getuigenis’. Er zijn getuigenissen waarnaar Vrienden proberen te leven. De ene Vriend legt meer nadruk op een bepaald getuigenis en een andere weer op een ander getuigenis. Deze getuigenissen hebben in de loop der tijd verschillende prioriteiten en andere bewoordingen gekregen, mede vanwege de maatschappelijke actualiteit. En ook nu is het ene getuigenis wezenlijker voor de één, waar een ander vooral leeft naar een ander, maar ze grijpen in elkaar en zijn aan elkaar verwant omdat ze allemaal voortkomen uit dezelfde innerlijke leiding.

Enkele voorbeelden van Quakergetuigenissen zijn: integriteit, vrede en geweldloosheid, eenvoud van leven, gelijkwaardigheid van allen, het vermijden van gokken, het weigeren de eed af te leggen, verzet tegen de doodstraf, het bevorderen van sociale en economische rechtvaardigheid en een eerlijk delen van de natuurlijke hulpbronnen.

Hierna worden enkele van deze getuigenissen iets meer in detail besproken.

Vrede:

Quakers geloven dat oorlog niet in overeenstemming is met dat wat Jezus ons leert: “Heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten” (Lucas 6:27). De eerste Quakers probeerden de wortels van conflicten en oorlog te ontdekken en te handelen in een geest die alle aanleiding tot gewapende conflicten en oorlogvoering wegneemt. Het Vredesgetuigenis
is altijd een bron van inspiratie geweest voor de Vrienden door de eeuwen heen, want het wijst een weg naar een manier van leven die goede relaties tussen alle mensen, ja zelfs alle schepselen, insluit. Als religieuze gemeenschap hebben wij ons gezamenlijke getuigenis tegen oorlog en geweld gedurende onze hele geschiedenis altijd gehandhaafd. Zo hebben Quakers veel gedaan om het verbieden van de inzet van landmijnen en kindsoldaten op de internationale agenda te krijgen.

Voor veel Quakers is dit vredesgetuigenis een van de meest fundamentele Quaker-getuigenissen. Zij zijn zich er van bewust dat het vredesgetuigenis een zware verantwoordelijkheid met zich meebrengt, omdat ook de keuze voor geweldloosheid geen schone handen belooft.

Voor sommigen echter, vooral wanneer zij in situaties leven waarin zij dagelijks geconfronteerd worden met onderdrukking, onrechtvaardigheid en geweld, kan het een moeilijk getuigenis zijn, een ideaal zwaar om naar te leven. Dit is bijvoorbeeld het geval voor Quakers in een aantal Afrikaanse landen. Toch worden Vrienden ook in dergelijke omstandigheden geroepen om voort te gaan op de weg van het vredesgetuigenis.

En die weg houdt in: de kant van de slachtoffers kiezen en tegelijkertijd ‘dat van God’ in de daders blijven zien.

Eenvoud:

De Vrienden hebben elkaar altijd aangemoedigd om zo eenvoudig mogelijk te leven. De eerste Quakers geloofden dat de verleidingen van luxe en zelfingenomenheid de geestelijke ontwikkeling van een persoon in de weg konden staan, reden waarom zij zich inspanden om zich op een eenvoudige wijze te kleden en uit te drukken en waarom zij waar- schuwden tegen het aangaan van schulden. Dit getuigenis van ‘eenvoudig leven’ laat zich nu goed combineren met de oproep tot ‘duurzaam leven’, die tot doel heeft de Schepping zorgvuldig te beheren en te bewaren. Vrienden verzetten zich ook tegen ongeremde eco- nomische groei, in een samenleving die steeds meer materialistisch en egoïstisch wordt, waardoor mensen verleid worden steeds meer aan te schaffen.

Gelijkwaardigheid van allen:

Quakers geloven in ‘dat van God in iedereen’: dat alle mensen gelijk zijn voor God, onge- acht geslacht, ras of leeftijd. Zo konden bijvoorbeeld vanaf de eerste Quaker-samenkom- sten mannen, vrouwen en kinderen getuigen.
Het getuigenis van gelijkwaardigheid heeft Vrienden er steeds toe aangezet om te strijden voor verandering in volgens hen onrechtvaardige situaties. Onderwerpen waarvoor zij zich ingezet hebben én nog steeds inzetten: hervorming van het gevangeniswezen, de afschaffing van de doodstraf, de beweging tegen de slavernij, sociale woningbouw, vredes- werk, overheidsbeleid inzake immigratie en kinderbescherming.

Armoede, onrechtvaardigheid en uitsluiting zijn vaak de diepere oorzaken voor geweld- dadige conflicten en oorlog binnen en tussen staten. Dit is waar het getuigenis van de gelijkwaardigheid samenkomt met het vredesgetuigenis en dat van eenvoudig en duurzaam leven.
Dit brengt ons dichter bij de ervaring van de vroege Vrienden die geen scherpe grenzen trokken tussen de verschillende Quakergetuigenissen, maar deze zagen als één samenhan- gende uiting in de geest van Jezus en voor wie geloven en handelen altijd één waren.

Deze Algemene Vergadering herbevestigt zijn sterke bezwaren tegen het afleggen van de eed in gerechtshoven en bij andere gelegenheden, niet alleen omdat het zweren van een eed verboden is door Jezus Christus, maar ook omdat het een dubbele standaard van waarheid inhoudt. Het veronderstelt stilzwijgend dat een persoon niet gehouden is de waarheid te spreken, tenzij hij onder ede verklaart.

Australia General Meeting, 1929.

Waar onze wil en onze begeerten nog altijd het hoogste woord willen hebben, kan Gods wil in ons en door ons niet geschieden.
Rob Limburg, 1937.

Het is belangrijk te erkennen dat angst en agressie twee factoren zijn, waar ieder in eigen leven onder lijdt.
Door nog meer stilte tot een onderdeel van ons leven te maken, nog meer ons open te stellen voor het Innerlijk Licht, zal een deel van die angst en agressie kunnen worden overwonnen en omgezet worden in vrede in jezelf.

Zendbrief Nederlandse Jaarvergadering, 1977

Quakerisme zonder daden is ondenkbaar. Maar zonder onze mystieke Godservaring is het evenzeer ondenkbaar. We kunnen het in twee woorden samenvatten: “praktische mystiek”. Laten we daarmee verder gaan.
Anton Kalff, 1988

De materiële welvaart die wij verworven hebben heeft ons niet gelukkiger gemaakt en tegelij- kertijd realiseren wij ons dat het een geweldige luxe is dat wij zo sceptisch over onze welvaart kunnen doen.
Het leven van Jezus was een leven zonder zel
fbeveiliging. Maar dan kunnen wij de dingen ook niet laten voor wat ze zijn. Wie voor deze God kiest, omdat Hij voor de mens gekozen heeft, kiest daarmee wat deze God hoog zit. Het gevecht tegen uitbuiting en lijden, tegen geweld en zinloze mensvernietiging, tegen hopeloosheid en berusting, tegen hoogmoed en zelfzucht. Geloven brengt onvermijdelijk met zich mee dat wij stap voor stap onze fundamentele keuze proberen te vertalen in ons handelen. Ondanks ons falen en in al zijn betrekkelijkheid kan ons leven een plek worden waar de hoop gestalte krijgt.

Maria van Everdingen, 1989

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige:3.3 – Inkeer en gebed
Volgende: 3.5 – Wat Quakers verstaan onder een roeping (‘concern’) ==>