Van oudsher hebben mensen hun religieuze ervaringen en opvattingen zowel mondeling als schriftelijk onder woorden gebracht en daarmee een bijdrage geleverd aan de vorming van geloofsgemeenschappen en hun geschiedenis. Ook zijn zulke teksten individuen tot steun geweest om hun weg in het leven te vinden.

Maar laten we niet vergeten dat woorden en geschriften slechts de afspiegeling zijn van wat we als de essentie van geloven ervaren. Met de menselijke taal beschikken we weliswaar over de mogelijkheid onze gevoelens en ervaringen te ordenen en rationeel inzichtelijk te maken, maar woorden kunnen mensen zowel verbinden als scheiden. Soms krijgen zij een dwingend karakter in de vorm van leerstelligheden of een dogma, daarbij onrecht doend aan het proces waarin waarheid zich ontvouwen kan.

De Quaker traditie getuigt van een zekere schroom voor “het laatste woord”. Quakers willen afzien van de toe-eigening van een finale waarheid zoals vastgelegd in dogma’s. Juist vanuit de persoonlijke ervaringen ontstaat de verscheidenheid die karakteristiek is voor de Quaker gemeenschap door de eeuwen heen. In de stilte, het zwijgen, wordt de ruimte gevonden om als individu en gemeenschap de grond van ons bestaan, God, Gods Licht, te zoeken en te ervaren.
Quakers zien het belijden van geloof niet als leerstelligheid, maar als geleefd en beleefd geloven. Zij willen openstaan voor voortgaande openbaring, nieuw licht, zoals Jezus dat gedaan heeft.
Respect voor het uniek zijn van ieder mens en “dat van God in ieder mens” verwijst naar de onvervreemdbare eigen verantwoordelijkheid van ieder mens voor geloven en werken.

En waarde Vrienden wees teder over de Waarheid Gods en over de heilige naam des Heren die door ons beleden wordt opdat niet alleen een belijdenis van de waarheid mag worden gemaakt door woorden, maar dat wij mogen beleven hetgeen wij in woorden belijden: zulks dat het onderscheid tussen ons en anderen niet alleen mag bestaan in woorden en belijdenissen, maar dat ons leven en omgang onze belijdenis mag versieren en kronen en dat het allervoornaamste onderscheid tussen ons en hen mag bestaan in onze omgang en wandeling, zodat die tot anderen mogen prediken en dat onze dagelijkse conversatie onze belijdenis versieren en onze woorden uitdrukken mag. Want dat is hetgeen waarop de Heer ziet; en niet op gedaante, noch wat beleden wordt, maar op hetgeen beleefd wordt.
Stephen Crisp, 1674
Uit: “Een Zendbrief aan de Vrienden in Holland, Friesland, Embden, Holstein,
Hamburg, Dantzig, de Pfalz en elders”
In: De Oude Waarheyd Ontdekt, Rotterdam, 1684, blz. 129

Wij ervaren wanneer wij samenkomen met liefde in ons hart en de oprechte wens om te trachten ons van het kleinmenselijke te ontdoen, dat God ons dan veelal de kracht schenkt om elkaar daadwerkelijk te steunen, te troosten en meer licht te geven, soms ook door een woord, dat een van ons zich in oprechtheid gedrongen voelt te spreken.
We stellen ons geenszins tegenover kerkgang of preek, maar voor ons persoonlijk leven putten wij grote kracht uit deze stille, scheppende gemeenschap met God, die ons in onze beste ogenblikken geschonken wordt.
Eerste vlugschrift van de Nederlandse Jaarvergadering, 1931.

Ons religieus leven is naar (van) buiten gezien zeer eenvoudig, en vraagt daarom van ons
een voortdurend bewust zijn van God. Dat is zeker voor vele mensen moeilijk. Maar wij, wij Vrienden als groep en als individu moeten meer en meer trachten minder zelfbewust te worden, maar bescheiden naar anderen zien en vooral moeten wij nooit vergeten dat het niet onze boodschap is maar die van God.
Karl Heinz Pollatz, 1939.

Godsdienstig streven dat tot handelen leidt heeft zijn wortels in overtuiging, ons door inzicht geopenbaard en waaraan onwrikbaar wordt vastgehouden. Dat noemen we gewoonlijk “geloof ”. Dat komt op de eerste plaats. ‘Het geloof nu is de zekerheid der dingen die men hoopt en het bewijs der dingen die men niet ziet’ (Hebr. 11:1)

Het ware geloof wordt gekenmerkt door zijn duurzame aard, geboren uit een persoonlijke ervaring van het bestaan van de levende God, hoe onvolkomen en beperkt dat inzicht ook moge wezen. Voor ons allen is het zowel onvolmaakt als beperkt in zijn zuiverheid.
Het ware geloof noopt ons te streven naar verdieping van ons inzicht en versterking van onze overtuiging. Hierop is veelal ons gebed gericht, in onze binnenkamer zowel als samen met anderen in onze openbare eredienst. Beide vormen van aanbidding hebben hun betekenis in het leven van de meesten onzer.
Frank Blackwell, 1983.

Elke omschrijving schiet tekort; de belevenis blijft primair en onaantastbaar.Eg van Meer, 1986.

De eerste te beantwoorden vraag is: ‘Wat geloven Quakers over geloof?’ Quakers zien Christen-zijn niet als een verzameling leerstellingen of traditionele gebruiken, maar in essentie als een ervaring en een levensweg gebaseerd op die ervaring. Het centrale doel van de vroege Vrienden in het midden-zeventiende eeuwse Engeland was de Kerk terug te brengen van

een christendom van ideeën (die zij ‘noties’ noemden) en uiterlijke vormen naar een levende ervaring die tot uiting komt in een levenswijze. Zij betoogden ook dat de mogelijkheid van die ervaring openstond voor iedereen en niet alleen voor een uitverkoren, een bevoorrechte kleine groep. Geloofsbelijdenissen zijn een poging om ervaring te formuleren en te beschrijven, terwijl rituelen een poging zijn om de wijze waarop ervaring gecommuniceerd kan worden vast te leggen. Het is gemakkelijk, zelfs al te gemakkelijk, te veronderstellen dat onze woorden Gods Woord zijn.

William Oats, 1990
In: This We Can Say – Australian Quaker Life, Faith and Thought, 1.65, 2004

De nieuwe betekenis van ‘geloven’ werd voor mij geformuleerd tijdens een internationale vredeskerkbijeenkomst waar ik was namens de Jaarvergadering: iemand beantwoordde mijn vraag wat ‘geloven’ eigenlijk inhield met: ‘vertrouwen’. Geloven is vertrouwen op God, op
de beschikbaarheid van goddelijke leiding!, combineerde ik. Daarmee viel dat begrip uit de Quakerliteratuur op zijn plaats.
Wim Nusselder, 1996

Het opschrijven in een paar regels van wat ik nu eigenlijk vind en geloof bleek voor mij een enorme opgave. Maar uiteindelijk kwam er het navolgende uit: Vragen als “waar kom ik vandaan en waar wil ik naar toe?” en “Wat is de zin van alles?” behoren tot de diepste menselijke vragen. De oorzaak en de zin van het bestaan kun je door een bijzondere inspiratie direct in jezelf ervaren. Het gaat om een innerlijke gids waardoor het goede zich aan je openbaart. Erik Hummels, 2001.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 3.7  Quakers en Jezus
Volgende: 3.9  Houding ten aanzien van sacramenten ==>