4.2 Vredesgetuigenis in de praktijk

Inleiding

Het Vredesgetuigenis is waarschijnlijk het meest bekende van de Quaker-getuigenissen. De grondleggers van het Genootschap zochten de persoonlijke ervaring van de liefde en de kracht van Christus in hun stille wijdingssamenkomsten. Zij geloofden dat het Licht van God schijnt op een ieder die in deze wereld komt, of anders uitgedrukt: dat er iets van God in ieder mens leeft. Jezus’ voorbeeld je naaste lief te hebben als jezelf werd door de Vrienden dan ook gezien als een aansporing rechtvaardig te zijn tegenover medemensen en zoveel mogelijk een eenvoudige levensstijl te ontwikkelen. Het ‘sociale’ en ‘soberheids’ getuigenis, zowel als het vredesgetuigenis van de zeventiende-eeuwse Quakers komen dus voort uit het respect voor ‘dat van God’ in ieder mens, dwars tegen de werkelijkheid van het kwaad in de wereld in.

De eerste Vrienden erkenden uiteraard de werkelijkheid van goed en kwaad in deze wereld, maar zij geloofden dat het inzetten van oorlog en dodelijk geweld niet in overeenstemming is met de geest van Christus. De uitspraken van Jezus zoals die werden opgetekend in de Bergrede kunnen ons daarbij een leidraad zijn.
Het getuigenis voor vrede in woord en daad is door de eeuwen heen een bron van inspiratie geweest voor vele generaties Vrienden. Telkens opnieuw is het door Vrienden uitgedragen en herbevestigd, ook als hun dit duur kwam te staan en dit tot gevangenisstraf of zelfs de dood leidde. Ook als Genootschap zijn we trouw gebleven aan ons Vredesgetuigenis door vast te houden aan een gemeenschappelijk getuigenis tegen iedere vorm van oorlog en geweld, door geweldloze conflictbemiddeling en internationaal hulpen verzoeningswerk. In ons persoonlijk leven moeten we echter voortdurend worstelen om onze geloofsovertuiging te verzoenen met de weerbarstige wereldse werkelijkheid.

Overwegingen bij het Vredesgetuigenis

Het Vredesgetuigenis van de Vrienden is gedurende de meer dan 350 jaren van het bestaan van ons Genootschap niet een op zichzelf staande, dogmatische verklaring geweest, maar de formulering van een opdracht die in uiteenlopende situaties door Quakers individueel of als groep in diep gewetensonderzoek vervuld werd. Het Vredesgetuigenis vloeit voort uit het geloof in het innerlijk Licht, “dat van God in ieder mens”. Dit geloof weerhoudt de Vrienden hoe dan ook ervan mensen te doden. Het Vredesgetuigenis kan voor Quakers niet een dode letter blijven, maar vraagt om tot leven gebracht te worden.

Ter verduidelijking drie voorbeelden:

  • Het nog steeds geldende Vredesgetuigenis van 1660 is een vroeg voorbeeld van de pacifistische levenspraktijk van Quakers omdat zij verklaren: ‘nimmer met uiterlijke wapens te strijden en oorlog te voeren tegen wie dan ook, niet voor het Koninkrijk van Christus en niet voor de koninkrijken van de wereld”. Met deze verklaring richtten zij zich tot Karel II, de Engelse koning, om zich te onderscheiden van diegenen die verdacht werden van plannen om de gevestigde orde omver te werpen: “Een verklaring van het onschadelijke en onschuldige volk van God tegen alle samenzweerders en strijders in deze wereld”. Het is dus een verklaring die niet alleen een ethische keuze inhoudt, maar toen ook een politiek-strategische daad was.
  • Ruim honderdvijftig jaar later schildert de decoratieschilder Edward Hicks (1780- 1849) zijn voorstellingen van het Koninkrijk van de Vrede. Hij verwijst daarmee naar het Vredesgetuigenis als inspiratie voor een politiek-economisch verdrag dat uniek is in de geschiedenis van de Verenigde Staten van Amerika. De ‘Peaceable Kingdom” schilderijen tonen de Quaker William Penn die met de Indianen een verdrag sluit (1681) voor een vreedzaam en respectvol samenleven van de Indianen en de nieuwe bewoners op het omvangrijke grondgebied dat Penn toeviel in een schuldvereffeningszaak met de Engelse koning.
  • Het derde voorbeeld betreft een individueel getuigenis waarbij overtuigende argumenten ruimte maken om tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te komen. In 1918 staat Corder Catchpool (1883-1952) voor de krijgsraad nadat men hem bij de herinvoering van de militaire dienstplicht als gewetensbezwaarde veroordeeld had tot gevangenisstraf. Hij overtuigt de krijgsraad van de zin van zijn inlijving in de Friends Ambulance Unit in plaats van zijn principes te overdenken in een gevangeniscel: “Heden moet een man een daad stellen. Ik geloof, met de kracht van heel mijn wezen dat ik, hier staande, ben geroepen in actieve dienst als een soldaat van Jezus Christus, die ieder mens vraagt getrouw te zijn aan het plichtsgevoel dat in zijn ziel gelegd is” (QF&P 24.23). Het getuigenis verwijst naar een ander perspectief: dat van soldaat van een wereldlijk leger naar de dienst van een volgeling van Christus. Met het Vredesgetuigenis kiezen Quakers voor een weg vanuit een profetisch getuigenis, voor een weg die afwijkt van de wereldse weg. Wij zetten daarop een eerste stap door dodelijk geweld onvoorwaardelijk af te wijzen en ons te verplichten om alles wat tot geweld kan leiden te weerstaan.

De tegenwoordig veel gehoorde pleidooien voor de rechtvaardige oorlog en de zogenoemde humanitaire interventie liggen nadrukkelijk niet op onze weg. Zij gaan in tegen de intenties van het Vredesgetuigenis. Wij vinden dat geen enkel doel de inzet van dodelijk geweld kan rechtvaardigen.

Wij weten dat het niet eenvoudig is om tot vreedzame oplossingen van conflicten te komen in een wereld die sinds mensenheugenis lijdt onder machtsstrijd, dictaturen, fanatici, racistisch geweld en opzettelijke vernietiging van menselijk leven. In de Tweede Wereldoorlog was er sprake van lijden van onschuldige mensen dat zijn weerga in de geschiedenis niet kent: het rationeel geplande massale uitmoorden van homoseksuelen, zigeuners en Joden in concentratiekampen. Na die oorlog meenden velen dat iets dergelijks nooit meer mocht gebeuren. Desondanks is het er niet beter op geworden, we hoeven alleen maar te denken aan de Goelag, aan Rwanda en andere ‘etnische zuiveringen’, aan de Islamitische Staat. Met het oog op al dat geweld lijkt onze weg een naïeve keuze. Dat is het echter juist niet: om alternatieven voor geweld te zien, is een heldere blik op geweld en de oorzaken ervan een eerste vereiste. En slechts wanneer geweld als oplossing radicaal wordt afgewezen, worden andere oplossingen zichtbaar, oplossingen die altijd de andere partij als gelijkwaardige in het proces betrekken.

Het Vredesgetuigenis en de geweldloze weerbaarheid confronteren ons in het bijzonder met de “geschonden heelheid” die mensen tekent. Dat verbindt ons met degenen die
een uitweg uit dit dilemma proberen te vinden in de rechtvaardige oorlogsleer’. Dikwijls moeten wij constateren dat mensen leven in een vrijheid die met wapens is beveiligd en bevochten. Dit feit vraagt om respect voor degenen die op grond van hun geweten wel de wapens opnemen.

Trouw zijn aan ons Vredesgetuigenis brengt een spanning met zich mee voor zowel iedere individuele Vriend als de Quaker gemeenschap. Een ethisch dilemma waar zij die voor
de geweldloze weg kiezen niet argeloos over heen kunnen stappen. De keuze voor vrede brengt de verantwoordelijkheid met zich mee voor de gevolgen van die keuze. Voor vrede kiezen betekent niet passief aan de goede kant staan, maar constructief, actief, in het besef dat er geen schone handen zijn, met veroorzakers van geweld in gesprek gaan op zodanige wijze dat zij zich niet afsluiten, maar de gelegenheid krijgen in openheid te luisteren.

De keuze voor agressie is vaak makkelijker dan de lange en moeilijke weg die het vredesgetuigenis van ons vraagt. De keuze tegen agressie is een keuze die elke dag opnieuw gemaakt moet worden.

Toch geloven wij dat het Vredesgetuigenis en de Bergrede ons oproepen de verleiding van een gewelddadige vrede te weerstaan. Wij geloven dat noch het dreigen met massavernietigingswapens, noch het gebruik van zogenoemde conventionele wapens waarachtig het Koninkrijk van de Vrede, waarvan het profetisch getuigenis spreekt, dichterbij zullen brengen.

Wij zullen ons ervan bewust moeten zijn dat de keuze voor de weg van geweldloosheid ons niet tot een triomfantelijk volgen van die weg brengt. Het ons toevertrouwde Vredesgetuigenis vraagt van ons een levenswandel en een kracht “die de aanleiding en de eigenlijke kiem van elke oorlog wegneemt” (George Fox in zijn toespraak tot de leiders van het Gemenebest in 1651). “Ik zei hun dat ik gekomen was tot het verbond van vrede dat bestond voordat oorlogen en strijd waren” (QF&P 24.01). Het getuigenis is geen eindpunt maar juist een begin van een voortdurende betrokkenheid bij het zoeken naar alternatieven voor geweld en naar geweldloze oplossingen.

Het getuigenis is radicaal, maar wordt in de loop van de Quaker geschiedenis noodzakelijkerwijze ook opnieuw geïnterpreteerd. Voor veel Quakers geldt het vredesgetuigenis nu ook in het persoonlijke en sociale leven van alledag. Agressie in de publieke ruimte is sterk toegenomen. Waar we agressie tegenkomen, willen we proberen vreedzaam in te grijpen.

Vredesgetuigenis

Ons principe is altijd geweest de vrede te zoeken en te onderhouden, naar gerechtigheid en het kennen van God te streven, zoekend naar het goede en welzijn en dat te doen wat leidt tot vrede van en voor allen.
Wij verwerpen met grote nadruk alle uitwendige oorlog en strijd, en het strijden met uiterlijke wapens, voor welk doel en onder welk voorwendsel dan ook, en dit is ons getuigenis voor de hele wereld. De Geest van Christus waardoor wij ons laten leiden, is niet veranderlijk, en kan ons dus niet het ene ogenblik van iets afhouden omdat het verkeerd is, en ons er dan weer opnieuw toe brengen; en wij weten heel zeker, en betuigen voor de hele wereld dat de Geest van Christus die ons leidt in waarheid, ons nooit zal aansporen om met uiterlijke wapens te strijden en oorlog te voeren tegen wie dan ook, noch voor het Koninkrijk van Christus, noch voor de koninkrijken van deze wereld.
George Fox en andere Vrienden , 1660, QF&P 24.04.

Het enige wat ik jammer vond, en allen met mij, was het feit dat er zo weinig tijd overbleef om de vraag te beantwoorden: “Wat kan ons kleine groepje nu en in deze tijd van krankzinnige bewapening en aanwakkering van de oorlogsgeest doen om de mensen weer te wijzen op het eerste gebod van Hem, naar wie wij ons noemen?” en hoe zal onze houding straks, wie weet hoe gauw, zijn, als wij voor de keus “Christus” of ‘Mars” gesteld worden?.

Laura van der Hoek, 1936.

Het is om meer dan één reden belangwekkend om na te gaan, in hoeverre het Quaker geloof de aard van het Quaker pacifisme bepaald heeft. Hiermee hangt b.v. de vraag samen, of het Quaker pacifisme alleen maar een door traditie verankerd, eerbiedwaardig ‘dogma’ is (en dus een inconsequentie ten aanzien van een geloof dat eerbied heeft voor ieders innerlijke stem), dan wel, of dit pacifisme vanzelfsprekend uit het levende Quaker geloof voortvloeit. Toen wij onze Quaker groep begonnen, hebben verscheidene van ons dit laatste betwijfeld. In de loop der jaren heeft echter de overtuiging meer en meer veld gewonnen dat het Quaker pacifisme organisch en onafscheidelijk aan het Quaker geloof verbonden is. Zij het ook dat het geloof, als oorsprong, primair blijft.

Piet Ariëns Kappers, 1938

Voor alle weldenkende mannen en vrouwen is de huidige situatie hartverscheurend. Het barbaarse momentum van oorlog sleept ons allen mee. We wensen een rechtvaardige vrede. Echter, om vrede te bereiken, zo wordt gesteld nu Chungking, Rotterdam en Coventry vernietigd werden, moeten ook de dammen in de Eder en de Möhne worden vernietigd en hele districten van Hamburg worden weggevaagd… Ware vrede gaat gepaard met vrijheid van tirannie en met echte tolerantie, condities die in een groot deel van Europa geschonden worden en niet vervuld in andere delen van de wereld. Ware vrede kan niet gedicteerd worden, zij kan alleen maar opgebouwd worden in samenwerking tussen alle volkeren.

Geen van ons, geen land en geen burger, is vrij van enige medeverantwoordelijkheid voor deze situatie met zijn conflicterende problemen… De weg van ware vrede wordt niet gevonden in een beleid van onvoorwaardelijke overgave, door wie dan ook geëist. Zij vraagt van mensen en staten hun gemeenschappelijk broederschap te erkennen, de wapens van integriteit, rede, geduld en liefde te gebruiken, nooit te berusten in de wegen van de onderdrukker, altijd klaar om te lijden met de onderdrukten.

Britse Jaarvergadering, 1943

Vele mensen beschouwen de spanning tussen Oost en West als te groot om overwonnen te kunnen worden. Wij menen dat deze spanning veroorzaakt wordt door het niet begrijpen van elkaar, hetgeen leidt tot wederzijdse vrees. God echter toont ons het kwade, dat in ons eigen hart is en dat ons verhindert om anderen te zien als onze medemensen. Ongeacht de afloop van de tegenwoordige wereldsituatie moeten wij trouw zijn aan onze overtuiging dat oorlog onverenigbaar is met de geest van Christus. Denkend aan het feit dat elke meerderheid eens een minderheid was, kunnen wij alleen de wereld verbeteren door met onszelf te beginnen en door de goddelijke leiding te gehoorzamen. Daarom zijn onze harten met allen, die streven naar enige vorm van wederzijds begrip, verzoening en samenwerking.
Zendbrief Internationale Jonge Vrienden Bijeenkomst, Nederland, Ommen, 1948

De ervaringen die we hebben opgedaan in bezettingstijd en de gebeurtenissen in Indonesië hebben ons geleid tot hernieuwde bezinning, zodat wij de behoefte gevoelen ons vredesgetuigenis opnieuw te beleven en onder woorden te brengen. Wij zijn dankbaar voor de grote mate van eendracht waarin wij dit hebben kunnen doen, ondanks verschillende schakeringen van inzicht. Bij ons allen is een ernstige vredeswil aanwezig, maar wij voelen ons gedrongen om het oude Quakergetuigenis te confronteren met de realiteit van deze tijd, waarin de tegenstellingen veel scherper zijn en daarom ook een meer volstrekte keuze eisen dan wij voelen tot nu toe te hebben gedaan. Wij willen met ons getuigenis niet oproepen tot het gehoorzamen aan een opgelegd gebod, waarvan wij de ontoereikendheid in bezettingstijd hebben ervaren, maar tot een innerlijke gebedshouding, waardoor het ons mogelijk zal worden om “te leven in de kracht van dat Leven en die Kracht, die de oorzaak van alle oorlog heeft weggenomen”. Zendbrief Nederlandse Jaarvergadering, 1949

Luidruchtig pacifisme, goede intenties, maar weinig liefdevol qua middelen, heeft geen plaats in ons Vredesgetuigenis, wat een vrucht van ons geloof is die het hele leven raakt.
Hugh Doncaster, 1969 , Friends Quarterly, blz. 290.

Mijn land (Ierland) was grotendeels katholiek en in een vrijheidsstrijd gewikkeld. Veel van onze gesprekken gingen hierover. Hierdoor werden we dagelijks met allerlei problemen geconfronteerd. De meningen in mijn familie waren verdeeld – pacifisten en niet-pacifisten, eenheid met Engeland en tegen de eenheid – het was hierdoor niet bepaald rustig, gelukkig was er wel een soort “tolerantie”. In onze gesprekskring werd hierover druk gediscussieerd.

De oudere Vrienden luisterden naar ons, dit vonden we geweldig en we maakten er flink gebruik van. Oorlog vonden we vanzelfsprekend onzinnig – de Eerste Wereldoorlog was toen gaande – wij vonden oorlog onlogisch, niets werd hierdoor opgelost.
Kitty Arps, 1972.

Wat mij het meest aanspreekt, is: wij geloven dat in elk mens een vonkje van God is en dat we moeten proberen elkaar op dat niveau te ontmoeten. Via de vredesbeweging had ik internationale contacten; constateerde dat ik in India met een Hindoe-geestverwant beter kon praten dan met mijn Limburgse buurman. Veel conflicten zouden kunnen worden opgelost, als de mensen elkaar als gelijkwaardig zouden kunnen accepteren.

Coby Molenaar, 1981.

Het punt waar ik altijd op stuit bij het denken over het vredesgetuigenis is, dat oorlog en agressie volgens mij deel uitmaken van het leven. Ik zie de kiemen ervan ook duidelijk in mijzelf. Dat is eigenlijk wat mij weerhoudt me pacifist te noemen. Ik denk namelijk dat je deze dingen in jezelf eerst zal moeten leren accepteren, om er daarna een duidelijke verhouding toe te vinden… Daar streef ik ook naar.

Marianne IJspeert, 1981.

De aankomst van de Amerikaanse wapens in onze havens en de verschillenden reacties hierop hebben mij doen realiseren hoe nauw wij reeds bij de hele tegenstelling Amerika-Rusland betrokken zijn. Nu reeds beheerst deze het dagelijks leven van de havenarbeiders, maar binnen hoeveel tijd zullen ook wij voor dergelijke arbeid staan?

Daarom wilde ik de Vrienden vragen tezamen bij dit feit te blijven stilstaan om ons af te vragen, wat onze houding in zo’n situatie zou zijn en of wij hierin niet iets te zeggen hebben. Want wat baat het om een Wereldconferentie voor te bereiden met studies over het probleem Oost-West als wij ons van deze kleine gebeurtenissen vlak bij geen rekenschap geven?
Otto Boetes, 1982.

Bij ‘stille diplomatie’ achter de schermen ben ik de afgelopen jaren betrokken geweest in die zin dat ik deel uitmaakte van de gezamenlijke pan-Europese Quaker-Doopsgezinde werkgroep ‘Steps to True Security’ die in de jaren 1988-1990 in Quaker-House in Brussel diplomaten uit het Oostblok en het Westblok met elkaar in gesprek bracht in een tijd dat diplomatieke vertegenwoordigers van de NAVO-lidstaten geen collega-diplomaten uit Oost-Europa mochten ontvangen en te woord staan in het NAVO-hoofdkwartier. Boeiende gesprekken werden gevoerd op het ‘neutrale terrein’ van Quaker-House over een totaal ander veiligheidsbeleid voor Europa. Daarin suggereerden de vertegenwoordigers van de Doopsgezinden en de Quakers onder meer dat er wellicht een tijd zou komen dat er nauw samengewerkt zou worden met Rusland, de ‘vijand’!

Bedacht dient te worden dat deze dialoog tussen Oost en West plaatsvond nog voor de val van de muur in Berlijn!
Kees Nieuwerth, 1999.

Het is goed ons te realiseren dat het vredesgetuigenis meer is dan een standpunt of een getuigenis tegen oorlog. Het is een getuigenis voor vrede. Vrede is makkelijk als er geen vijand is. Ons vredesgetuigenis en ons dagelijks leven voegen zich dan moeiteloos in de vrede die in onze directe en wijdere omgeving heerst. We vergeten dan al te gemakkelijk dat we ons soms plotseling met het Vredesgetuigenis van de Vrienden op een andere weg bevinden dan op de weg van vredelievende mensen-in het-algemeen die op grond van hun geweten het geweer (nog) niet gebroken hebben, die hun zwaarden (nog) niet omgesmeed hebben tot ploegijzers.

Ik moet mij realiseren dat mijn radicaal pacifisme zijn vorm en inhoud mede heeft gekregen onder de bescherming van potentieel en ‘effectief ’ geweld. Het is nooit beproefd, behalve door het besef dat het geweld dat ik afwijs vrede bracht en door de gedachte die mij soms overvalt dat ik mijn liefste niet kan verdedigen met geweld als ik dat al zou willen: ik heb er niet eens voor geleerd. Niet met vuisten, niet met stokken, niet met schieten of bommen. Fysiek niet, maar ook mentaal niet, ik sta met lege handen. Ik heb de wapens niet eens neergelegd, omdat ik ze nooit heb opgenomen…

Ook het vredesgetuigenis vraagt ons soms loyaliteiten open te breken en conflicten aan te gaan. Het werd mij duidelijk dat niet alleen loyaliteiten naar buiten toe onder druk kunnen komen te staan, maar ook loyaliteiten binnen het pacifisme…
Ja, geweldloosheid als we het vredesgetuigenis serieus nemen, ziet ook af van snelle “efficiënte” gewelddadige acties of “een beetje geweld”. En toch kunnen we allemaal in compromissen verzeild raken. Maar laten we oppassen voor een gewild compromis dat we van tevoren inbouwen. Het vredesgetuigenis is niet een getuigenis van de zuiveren, van de schone handen, met een bijbehorende: ‘Kijk ons eens!” Want we weten: wat ooit als een succesvol ‘Speak truth to power’ begon, kan ons later zo tragisch uit de handen vallen.

Tjeerd Dibbits, 2002.

Gewetensbezwaren tegen militaire dienst
en de militaire bestemming van belastinggelden
Wij grijpen deze eerste gelegenheid (na het invoeren van de dienstplicht) aan om uit te spreken dat wij iedere militaire dienstdwang afwijzen (..)De oorlog komt naar onze overtuiging neer op een prijsgeven van het christelijk ideaal en op een verloochening van de broederschap aller mensen. Hij is een kwaad naar welks uitroeiing de hele wereld snakt (…)
Onze tegenstand wordt niet opgeheven door de bepalingen voor gewetensbezwaarden, hoe dankbaar wij daar ook voor zijn. Hierbij denken we niet alleen aan gewetensbezwaarden, maar ook aan velen die zich afzijdig hielden van de militaire dienst niet vanwege een duidelijk motief, maar door een terughoudendheid die zij moeilijk kunnen verwoorden.
Jonge mensen kunnen goed werk doen door voor de rechtbanken te verschijnen teneinde vrijstelling te vragen en hun motieven daarvoor uiteen te zetten. Tegelijkertijd echter kunnen wij niet erkennen dat een menselijke rechtbank ooit een bevoegd rechter kan zijn over iemands geweten. Uiteindelijk is de Bron, waaraan gewetensovertuigingen zelf ontspruiten, de hoogste instantie.
Britse Jaarvergadering, 1916, Book of Christian Discipline, part 2, 1925, blz. 135.

Aan de Vrienden die de militaire dienst weigeren:
Mogen wij als ‘Jonge Vrienden’ van het Genootschap der Quakers in Nederland vanuit ons Pinksterkamp in Maarn jullie zeggen dat wij deze tijd juist voelen elkaar zo nodig te hebben, omdat de wereld, dat zijn wij allen, steeds meer de eis tot naastenliefde verwaarloost.
Jullie, die ons door de daad van die heilige ernst van deze weigering voortdurend een bewijs geven, alle offers daaraan verbonden, zonder zelfzucht te aanvaarden, kunt ervan overtuigd zijn dat in onze groep ook praktisch dit streven tot uiting komt. Wij geloven aan het innerlijke licht in ieder mens, aan de mogelijkheid van een direct contact van God en mens; dus is het voor ons zonde voor God dit innerlijk licht in anderen te beschadigen of te vernietigen
Jonge Vrienden Groep, Karl Heinz Pollatz, Schrijver, 1939.
De nadruk op persoonlijke actie, die in het geval van oorlog afwijzing van deelname betekent, roept onvermijdelijk het probleem op waar de lijn getrokken wordt. In de totale oorlogen van de eerste helft van deze eeuw, aanvaardden Quakers niet-gewapende dienst in de krijgsmacht, dienden zij in een onafhankelijke, ongeüniformeerde ‘Friends Ambulance Unit’, lenigden zij de nood van burger oorlogsslachtoffers, deden alternatieve burgerdienst, gingen de gevangenis in omdat zij welke dienst dan ook weigerden die de oorlogsinspanningen zouden kunnen ondersteunen, zelfs brandwacht. Sommigen weigerden belasting te betalen. Er zijn geen formele regels vastgelegd voor Quakergedrag in deze omstandigheden, anders dan het volgen van Het Licht van Christus. Wolf Mendl, 1974, QF&P 24.12.

De daad het deel van de belastingen bestemd voor militaire doeleinden niet af te dragen kwam voort uit ons gemeenschappelijke getuigenis dat ‘de Geest van Christus die in alle waarheid leidt, ons er nooit toe zal bewegen oorlog te voeren en te strijden tegen mensen met uiterlijke wapens, noch voor het Koninkrijk van Christus, noch voor de koninkrijken van deze wereld’. Dit getuigenis kan soms leiden tot het weerstaan van de eisen van de Staat, wanneer een hogere wet (Gods innerlijke wet) de zwaarste claim op ons legt. We moeten ons er ook bewust van zijn dat , wanneer we in strijd met de heersende wet handelen, we de gevolgen van ons handelen zullen moeten dragen.

Arthur en Ursula Windsor, Britse Quakers, 1992.

Misschien is de meest belangrijke taak in ons leven te blijven getuigen tegen het militarisme dat voortgaat deze wereld en zijn bewoners te vernietigen. Quakers hebben in het verleden geweigerd actief deel te nemen aan oorlogsvoorbereidingen en ernaar gestreefd van militaire dienstplicht ontheven te worden. Velen leden voor hun geloof. Wij zijn geïnspireerd door hun geloof en door hun weigering belasting voor oorlogsdoeleinden te betalen. Zij zijn gevangen gezet en hun bezittingen verbeurd verklaard. Sommigen van ons zitten op dit ogenblik in gevangenissen en goederen van hen zijn verbeurd verklaard, omdat zij een gedeelte van hun belasting niet wilden betalen. Wij willen niet minder belasting betalen, maar wij willen al onze belasting gebruikt zien voor werkelijk vreedzame doelen.

Gerald Drewett, Schrijver European Quaker Network on the Peace Tax Concern, bijeenkomst te Brussel, 1992

Het is verheugend te mogen constateren dat de steun uit kringen van lidkerken van de Raad van Kerken en de vredesbeweging voor onze actie: een wetsontwerp Gewetensbezwaren Militaire Bestemming Belastinggelden aan het parlement voor te leggen, groeiende is.
De Raad van Kerken in Nederland heeft regering en parlement laten weten ons in dit streven te steunen. De beleidsorganen en de meerderheid der lidkerken hebben dit ook schriftelijk bevestigd.
Het IKV heeft recent ook laten weten ons streven te steunen. Vrouwen voor Vrede is van plan ons wetsontwerp tot hun actieonderwerp tijdens de komende tweede Kerkendag te maken.
Kees Nieuwerth, 1992

Burgerlijke ongehoorzaamheid en geweldloos verzet

De waarheid kan worden gezien als een waarde op zichzelf, een waarde die men innerlijk bekijkt. Wie die ervaring deelachtig is geworden, krijgt de waarheid als zodanig lief en ziet daarin iets heiligs. De waarheid schenden, staat gelijk met God schenden. Echter de liefde is heilig en de medemens is heilig vanwege het Licht van God, dat in hem schijnt.

Wie dit gezien heeft, zal er dus naar streven om noch waarheid, noch de liefde, te schenden. Hij zal zoeken naar oplossingen waarin hij aan beide tegelijk recht kan doen. Wanneer de omstandigheden zo abnormaal worden dat men in zeer ernstige mate, òf tegen het een, òf tegen het andere in moet gaan, is dat niet een situatie die vanzelfsprekend met het opofferen van een van de twee kan worden opgelost. Dan heeft men schuldgevoel, wat men ook kiest.
Wat mijzelf betreft zou het schuldgevoel het grootst zijn als ik de liefde en de medemens had opgeofferd. Daarom heb ik in de bezettingstijd de waarheid geschonden. Maar na de oorlog had ik het gevoel, toch tekortgeschoten te zijn, ook al zou ik in dezelfde situatie, als ik weer geen kans zag om waarheid en liefde tegelijk te ontzien, opnieuw hetzelfde doen.
Dina van Dalfsen, 1959.

Het omschrijven van geweldloze actie is moeilijk. Het kan zijn dat we het niet over dezelfde dingen hebben. Zo is op het eerste gezicht de daad een administratiekantoor in Amsterdam met behulp van explosieven op te blazen gedurende de bezetting van Nederland veel gewelddadiger dan het in de nacht stilletjes verwijderen van de wissels van een spoorlijn.

Echter de eerste daad bracht niemand enig letsel toe en spaarde zeer waarschijnlijk het leven van Joden en diegenen die hen verborgen hielden. De tweede veroorzaakte een ontsporing en verwondde zeer waarschijnlijk de bemanning van de trein. Geweldloos verzet geeft geen resultaat op korte termijn, maar het draagt ons voort zoals het sinds vroege tijden deed. Het kan niet vermijden geweld uit te lokken, maar het faalt wanneer als gevolg ervan andere mensen dan de geweldloze activisten omkomen of verwond raken.

Riep Jezus geen geweld op jegens zichzelf?
Jos Brusse, Nederlandse Quaker geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland, In: Quaker Faith and Practice in Aoteora/ New Zealand, 4.17

En in onze tijd, nu het geloof in geweld de pan uit rijst, breekt in velen het inzicht door dat er een eind aan moet komen.
Ik geloof in de macht van de Geest van Liefde, die alleen mensen geluk kan geven en ze tot elkaar brengen. Ik zou dan ook niet in het leger kunnen gaan… Toch is een passief pacifisme niet genoeg. Wij zien steeds meer dat er op wereldwijde schaal oorzaken van geweld, gelegen op sociaal en economisch terrein, uit de weg geruimd moeten worden.

Een nieuwe economische wereldorde is absoluut nodig. En er zullen methoden ontwikkeld moeten worden voor geweldloze weerbaarheid, zolang die orde er niet is.
Bram Burger, 1981.

Pacifist zijn en ondogmatisch zijn kan volgens mij best samen: ondogmatisch is wie te allen tijde bereid is om zijn mening aan kritiek te onderwerpen. Niet wie te allen tijde weigert een principieel standpunt in te nemen. Daarom hoop ik dat we ons zullen afvragen tot welk standpunt ons vredesgetuigenis oproept.

En speciaal voor de vredesbeweging: wie oorlog wil winnen moet zijn technieken kennen, maar wie vrede wil winnen, ook. Geweldloosheid is een zaak van levenslange oefening, niet van het belijden van een dogma. Laten we ons daarom hierin professionaliseren, zodat we ook in moeilijke situaties iets met ons ideaal kunnen doen. We moeten nieuwe mogelijkheden aanspreken: met praktische geweldloosheid. Pas als we kennis hebben van geweldloosheid kunnen we oordelen over de mogelijkheden en beperkingen ervan.

Jethro Zevenbergen, 1992

Quakers en het conflict tussen Israël en Palestina

De stichting van de Staat Israël heeft weliswaar geresulteerd in een eigen land voor vele Joodse vluchtelingen, maar ook tot vele Palestijnse vluchtelingen die daardoor ontheemd waren en geen eigen land meer hadden. Bovendien werd een groot deel van de resterende ‘Palestijnse’ gebieden (bijvoorbeeld de Westbank) later ook nog eens bezet door Israël. Quakers zijn reeds lang present in het Midden-Oosten, bijvoorbeeld in de vorm van een Quakerschool in Libanon en een Quaker meeting in Ramallah. Wij voelen ons dus ook verbonden met Palestina en steunen het gerechtvaardigde streven van het Palestijnse volk naar een eigen staat.

We hebben met ons de vruchten van onze vriendschap, de kracht van ons gemeenschappelijk geloof en de last van ons menselijk falen meegebracht. We waren genoodzaakt pijn en frustratie aan te horen en te delen. Boetedoening voor fouten uit het verleden is tot uitdrukking gekomen. En er is dankbaarheid voor rijke en liefdevolle steun in het verleden.

We hebben een nieuw begin nodig, niet alleen voor onszelf, maar om door te kunnen gaan met het bemoedigen van allen, die zoeken naar vrede in het Midden-Oosten. We bidden dat de resultaten van de tijd die we samen zijn ons zullen helpen iets te ervaren van die vreugde die George Fox voelde toen hij zei: ‘Alles was nieuw en de hele Schepping rook anders dan eerst en op een wijze die met geen woorden beschreven kan worden’.

Uit: Zendbrief van de Quaker Consultatie over het Midden-Oosten op Cyprus 21-25 september 1992

Wij geloven in Gods verborgen omgang met ons en aan Zijn aanwezigheid in alle aspecten van het dagelijkse leven. De God waarover geschreven wordt in Tenach en Evangelie openbaart zich blijvend aan mensen en kan steeds weer inspireren, gelijk de Schrijvers van genoemde boeken. Doordat wij allen geschapen zijn naar Zijn evenbeeld, willen Vrienden steeds “dat van God” zoeken in zichzelf en dat ook aanspreken in onze naasten, zelfs als deze naaste zich vijandig tegenover ons zou opstellen.

Onze huidige visie op, en betrokkenheid bij de etnische, religieuze, economische en politieke conflicten in en rond de staatkundige gebieden van Israël en Palestina, kunnen niet los gezien worden van ons Vredesgetuigenis uit 1660.
Jan de Winter, 2004 (Een Quakerreactie op de Notitie Israëlisch Palestijns/Arabisch conflict van de Samen Op Weg Kerken (Hervormd, Gereformeerd en Luthers – later de Protestantse Kerk In Nederland genoemd).

Zoals jullie weten is onze Quakergemeenschap in Palestina klein in getal; onze mensen zijn geemigreerd wegens de strenge reisbeperkingen, de economische omstandigheden, de politieke en culturele onderdrukking, het directe geweld en de schendingen van de mensenrechten. In mijn hele leven is het bestaan nooit zo zwaar geweest als vandaag in Palestina.

Vrienden, we hebben elkaar nodig op deze reis om het geweld te beëindigen en ons te blijven inzetten voor het herstel van menselijkheid. Ja, het is zo vaak de individuele verbondenheid bij onze samenwerking, die ons de moed geeft om elkaar in het licht te houden, elkaar te ondersteunen, en die wereldwijd begrip en vrede bevordert. Ik bid dat we zowel nederig, alsook gesterkt worden door de omarming van onze Enige God.

Jullie hebben ons zo vaak een verfrissende drank van steun en solidariteit aangereikt; evenzo moeten jullie weten dat velen van ons in Palestina en in de Diaspora hopen dat wij jullie de volharding en moed kunnen bieden die van jullie worden gevraagd op dit moment in de geschiedenis. Ja, het is een voorrecht om te kunnen bevestigen dat alles mogelijk is als we hart en handen, dienst en getuigenis verbinden.

Jean Zaru, Zendbrief Ramallah Maandvergadering, 2006.

ANTWOORD VAN DE NEDERLANDSE QUAKERS OP HET ‘KAIROS DOCUMENT’ VAN PALESTIJNSE CHRISTENEN

Beste Vrienden,
want zo noemde Jezus zijn discipelen, degenen die doen wat hij hun leerde.
Als Nederlandse Quakers, leden van het Religieus Genootschap der Vrienden in Nederland, hebben we met respect kennisgenomen van jullie Kairos document, jullie schreeuw om recht.
Het geeft hoop om jullie liefdevolle houding te herkennen ondanks jullie lijden als gevolg van de bezetting.
Jullie schrijven dat jullie oproep aan ons voortkomt uit een historisch moment van eenheid onder Palestijnse christenen.
Het is goed om te zien dat de eenheid onder Palestijnen inmiddels verder gegroeid lijkt te zijn. Ook wij willen ‘het gezicht van God zien in ieder mens’. Ook ons in ons geloof gewortelde uitgangspunt, is ieders gelijke recht op een menswaardig bestaan en het recht op bescherming van verdrukten.
Het past in onze traditie om vijandsbeelden af te breken, om verbinding en constructieve dialoog te zoeken en om te werken aan gerechtigheid, vrede en veiligheid voor iedereen. Jullie document raakt ons en wij voelen ons geroepen om aan jullie oproep gehoor te geven.
Jullie vragen ons een woord van waarheid te spreken, door stelling te nemen tegen de Israëlische bezetting van land waar jullie al generaties lang wonen. Jullie geven ons bovendien in overweging om de daad bij dat woord te voegen, door de producten te boycotten en af te zien van investeringen die de bezetting ondersteunen.
We hebben langer nodig gehad voor een antwoord dan van ons verwacht mag worden. Wij hebben ons tijdens deze Algemene Vergadering opnieuw afgevraagd wat Christus van ons vraagt in onze situatie, wetend in welke situatie jullie je bevinden. Velen van ons zijn al langere tijd uiterst terughoudend in het kopen van producten uit o.a. de illegale Joodse nederzettingen in bezet gebied en kopen graag producten van Palestijnen, voor zover die twee soorten producten als zodanig herkenbaar in onze winkels liggen. Jullie verhaal en jullie oproep zetten ons aan om daarmee door te gaan en daarin consequenter te worden.

We zullen ons nader informeren over de mogelijkheden daartoe. We steunen daartoe o.a. onze vertegenwoordigers in de Quaker Raad voor Europese Aangelegenheden. We blijven met Quakers in Ramallah in contact over verdere steun die we hun kunnen geven in hun vredeswerk. Onze waarheid, niet noodzakelijk DE Waarheid, is dat noch Israël, noch enige andere natie het land dat het met geweld controleert het ‘zijne’ kan noemen. We zien een pijnlijke parallel met de politiek van onze regeringen in Europa om anderen tot vreemdeling te maken in het gebied dat wij ‘het onze’ noemen en waar we in relatieve welvaart leven.

Het besef dat Palestina/Israël één land is tussen Jordaan en Middellandse Zee, lijkt wereldvreemder dan ooit.
Het besef van de eenheid van volkeren geworteld in een gedeelde cultuur waarin dezelfde God aanbeden wordt staat ook in ́ons ́ land onder druk.

Naast een woord van waarheid zouden wij graag een woord van liefde spreken. Als Nederlandse Quakers en als Nederlandse kerken hebben we tot nu toe tevergeefs geprobeerd in gesprek te komen met de vertegenwoordigers van Israël in ons land. We zijn bereid ook naar hen te luisteren, hun de kans te geven om hun lijden historisch, vermeend en reëel – naar ons toe te verwoorden, in de hoop dat hen dat helpt om het achter zich te laten.

We zouden hun graag vragen of de ontwikkelingen in hun regio, de roep om recht en democratie van buurvolken, ook voor hen een uur van de waarheid inhoudt, waarin het er op aankomt om hun ideaal in de praktijk te brengen en hun roeping te volgen om een voorbeeld voor andere volken te zijn.

We houden vast aan het besef en de daarop gebaseerde hoop dat achter de woorden en de dingen die mensen scheiden, achter het lijden dat mensen elkaar aandoen, een realiteit verborgen is waarin God iedereen verbindt en ieders hart kan aanraken. Samen met jullie spreken wij ons vertrouwen uit dat Gods goedheid uiteindelijk de overhand heeft.

Met Vriendengroet,

De Nederlandse Quakers bijeen in hun Algemene Vergadering op 13 – 15 mei 2011.

Verschillende ideeën werden geopperd om op de een of andere manier een positieve bijdrage
te leveren aan een rechtvaardige vrede, zoals het planten van olijfbomen, het organiseren van een reis naar Israël en Palestina, en het ondersteunen van Sabeel. We willen elkaar ondersteunen en bemoedigen in onze pogingen om zelf een bijdrage te leveren door in te gaan op de oproep van de Raad van Kerken om Palestijnse landbouwproducten te kopen (bijvoorbeeld van Canaan Fair Trade). Daarnaast roepen we elkaar op om producten uit de nederzettingen op de West Bank waar mogelijk te boycotten.
Minuut Nederlandse Jaarvergadering, 2012.

Quakers en het Interkerkelijk Vredesberaad

Vanaf de oprichting van het Interkerkelijk Vredesberaad was er brede steun voor deze vredesbeweging, zowel van de Nederlandse Jaarvergadering als geheel, als van individuele Vrienden.
Er werd slechts één kanttekening bij de oprichting van het IKV geplaatst door de Quakers: namelijk dat de reeds langer bestaande oecumenische Vredesbeweging Kerk en Vrede geen zetel kreeg in het bestuur; zij is immers geen kerkgenootschap. Daarop besloten de Quakers dat één van de twee aan hen toegewezen bestuurszetels structureel zou worden bezet door een afgevaardigde van Kerk en Vrede. Quakers voelen zich immers sterk verbonden met Kerk en Vrede. Zo werd als bijdrage aan het Conciliair proces Gerechtigheid, Vrede en Heelheid van de Schepping samen met Kerk en Vrede en de Algemene Doopsgezinde Sociëteit een boekje over het vredesgetuigenis geschreven met de titel Gods vrede wint de strijd.

Met name gedurende de mede door het IKV georganiseerde campagne tegen de plaatsing van kernwapens (kruisraketten) in de tachtiger jaren van de vorige eeuw, namen vele Quakers enthousiast deel aan de demonstraties en lokale IKV-groepen (kernen).
Toen er gewapende conflicten uitbraken op de Balkan en later ook tijdens de geallieer-

de inval van Irak kreeg militaire interventie – met name bij monde van de toenmalige secretaris – openlijk steun van het IKV. Dat leidde er uiteindelijk toe dat de Quakers zich genoodzaakt zagen om met het Interkerkelijk Vredesberaad te breken en het lidmaatschap op te zeggen.

Daarentegen is er nog altijd een sterke band met Kerk en Vrede.
Deze ontwikkeling wordt weerspiegeld in onderstaande opeenvolgende citaten.

De Jaarvergadering werd gevraagd om in een verklaring zijn steun te betuigen aan de vredesbeweging van de Nederlandse kerken, het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), dat door zijn uitgesproken stellingname tegen nieuwe kernwapens in Nederland een gedeelte van de steun van de betrokken kerken dreigt te verliezen. Wij werden geconfronteerd met de noodzaak niet alleen vast te houden aan ons traditionele vredesgetuigenis, maar ook onze betrokkenheid bij het IKV letterlijk onder ogen te zien en er metterdaad gestalte aan te geven.

Zendbrief Nederlandse Jaarvergadering, 1983.

Gegeven de situatie dat Quakers en Doopsgezinden zich moeilijk kunnen herkennen in de koers die het IKV momenteel vaart en zelfs hun lidmaatschap heroverwegen, is het tegelijkertijd verheugend dat Kerk en Vrede samen met Quakers en Doopsgezinden het Moderamen van de Raad van Kerken in Nederland heeft weten te overtuigen van de noodzaak een apart beraad te organiseren over het oorlogsgeweld in Joegoslavië waaraan Nederland thans deelneemt.

Kees Nieuwerth, 1999.

Hoewel wij ons altijd gerealiseerd hebben dat het IKV het gebruik van geweld niet principieel uitsluit, wordt steeds meer duidelijk dat met standpunten inzake geweldloze conflictoplossing geen rekening wordt gehouden. Het gewapend conflict in de Balkan, waaraan Nederland momenteel deelneemt, wordt door het IKV door uitlatingen met name in de pers ondersteund. In het IKV zijn het de Doopsgezinden en de Quakers die herhaaldelijk tot uiting gebracht hebben dat zij tegen elke rechtvaardiging van geweld gekant zijn. Tot nog toe is niet gebleken dat er voor deze bezwaren door het IKV begrip wordt getoond.
Het Genootschap staat voor de vraag of het in deze situatie lid kan blijven van het IKV – nu er van werkelijk beraad geen sprake is.

Wij besluiten om die reden voor onbepaalde tijd het lidmaatschap van het IKV op te schorten en hieraan de consequentie te verbinden het IKV dringend te vragen zo lang deze schorsing duurt niet meer namens de Quakers te spreken en te handelen.
Minuut Nederlandse Jaarvergadering, AV 99/15, 1999.

Reactie van de Quakers op het document van de Wereldraad van Kerken over Rechtvaardige Vrede
(Initial Statement towards an Ecumenical Declaration of Just Peace)

(De aanhef in deze brief aan de Wereldraad wordt gevormd door een korte samenvatting van het Vredesgetuigenis – redactie).
Niet voor de koninkrijken dezer wereld, noch voor het Koninkrijk Gods zullen wij de wapens opnemen.[1]

Als een der vertegenwoordigers van de zogeheten historische Vredeskerken, die menen dat de geweldloze weg integraal deel uitmaakt van de navolging van Jezus, stemt het ons dankbaar dat de Wereldraad van Kerken met het streven naar een ‘verklaring van rechtvaardige vrede’ de kwestie van het gebruik van dodelijk geweld in conflictsituaties hoog op de agenda heeft geplaatst. In het ontwerpdocument worden ons een aantal vragen voorgelegd met het verzoek hierop te willen reageren vanuit onze levende traditie.

Het begrip Just Peace wordt in deze conceptverklaring geïntroduceerd als een synthese van de vroegere antithese tussen enerzijds de kerken, die het leerstuk van de rechtvaardige oorlog aanhingen en anderzijds de kerken die kozen voor de radicaal pacifistische positie.
Het moge duidelijk zijn dat wij tot die laatste categorie behoren. Hoewel wij toejuichen dat de kerken van de andere categorie, die een meerderheid vormen in de Wereldraad, steeds voorzichtiger zijn geworden in het instemmen met het gebruik van geweld, beschouwen wij de genoemde tegenstelling niet als achterhaald. Ons inziens wordt deze tegenstelling ten onrechte als een gradueel verschil voorgesteld, met name in hoofdstuk 3 van uw verklaring. Weliswaar werden aanhangers van de rechtvaardige oorlogsleer zogeheten ‘atoompacifisten’ en – zo wordt gesteld – stonden ze zij aan zij met christenpacifisten in de strijd tegen plaatsing van kruisraketten, maar dat betekent nog niet dat de diepgaande verschillen in inzicht zijn overbrugd. Die verschillen komen aan het licht wanneer de vraag gesteld wordt naar de politieke consequenties van de Bijbelse boodschap en de opdracht van de kerk in de wereld. Deze verklaring is geschreven vanuit het aloude concept van het Corpus Christianum, waarbij de kerk zich identificeert met de wereldse macht. De historische Vredeskerken hebben altijd gemeend een tegenbeweging te moeten vormen, die vanuit een onafhankelijke positie ten opzichte van de wereldse overheid in staat is om een profetisch getuigenis te geven. In de Quakertraditie wordt dat aangeduid met ‘to speak Truth to Power’. Omdat voor ons het zwaartepunt ligt bij
deze kwesties beginnen wij met een reactie op de vragen gesteld in hoofdstuk 3.
In ‘On the way towards Just Peace: the scope of the Churches’ engagement’ wordt ons de vraag gesteld of de daarin beschreven benaderingen al dan niet overeenkomen met onze traditie. Deze vraag moeten wij helaas ontkennend beantwoorden. De reden daarvoor is dat onder de noemer Just Peace de deur toch weer wordt opengehouden voor het – onder bepaalde voor- waarden – inzetten van dodelijk geweld, net als dat bij het aanvaarden door de Wereldraad van de VN resolutie over the Responsibility to Protect is gedaan. Daarin kunnen wij ons niet vinden. (…) Daarom sluiten wij ons aan bij de reactie op het standpunt van de Wereldraad in- zake Responsibility to Protect, die Church and Peace aan de Wereldraad stuurde. Hierin staat onder meer: “Wij nodigen alle kerken uit om – samen met ons – de verleiding te weerstaan het gebruik van dodelijke wapens – zelfs als uiterste middel – te rechtvaardigen”.
(…)

Wij blijven daarom op grond van ons diepe overtuiging de inzet van dodelijk geweld onder alle omstandigheden afwijzen en kiezen voor een andere weg. Zo kiezen wij voor geweldloze (burger) interventies in brandhaarden naar het model van de Christian Peacemaker Teams en Peace Brigades International; voor het inzetten op hervorming van het internationale stelsel, zowel het economische stelsel als de internationale samenwerking op het vlak van vrede en veiligheid: de Wereldraad zou de VN nog meer dan voorheen moeten steunen bij het reali- seren van de Millennium-doelen, het hervormen van de Veiligheidsraad en het versterken van de nieuwe Peace Building Commission (PBC).
(…)

In het tweede hoofdstuk ‘In the name of Christ: Churches as Communities and Agents of Peace building’ worden ons vragen gesteld over ons vredeswerk en vredesopvoeding, alsmede onze inzet voor duurzaamheid. Op grond van de overtuiging dat het vredesgetuigenis een integraal deel van het geloofsgetuigenis is, hebben Quakers vanaf de oprichting van het Genootschap
in de zeventiende eeuw zich ingezet voor vrede en verzoening. Quakers tekenden gewetens- bezwaren aan tegen militaire dienst en vervulden burgerdienst in plaats daarvan. Quakers zetten zich in om verzoening te stimuleren na een oorlog, bijvoorbeeld door noodhulp in
het Duitsland na de Tweede Wereldoorlog en werkkampen tussen jongeren uit Frankrijk, Engeland en Duitsland te organiseren. Zo waren wij ook medeoprichters van de werkkamp- beweging Service Civil International en vredesbewegingen als Church and Peace en Eirene, mensenrechtenbewegingen als Amnesty International en de milieubeweging Greenpeace. In conflictsituaties werd gepoogd te bemiddelen achter de schermen, het vertrouwen van beide partijen te winnen en hen in gesprek te brengen, bijvoorbeeld tijdens de afscheidingsoorlog van Biafra van Nigeria, de oorlog tussen Noord- en Zuid-Vietnam en bij het conflict in Noord-Ier- land. Bovendien zijn de Quakers al geruime tijd erkend als NGO bij de Verenigde Naties met lobbykantoren in New York en Genève. Hier wordt met name ingezet op het bevorderen van internationale economische rechtvaardigheid, mensenrechten en ontwapening. Onze Quaker diplomaten brengen hiertoe delegaties van vertegenwoordigers uit verschillende landen bij elkaar op neutraal terrein om bijvoorbeeld samen een eerste ontwerpverdrag tegen bepaalde categorieën wapens te ontwikkelen, bijvoorbeeld tegen clusterbommen of landmijnen. Deze inzet wordt internationaal erkend en gewaardeerd (…) Ook bij de Europese Unie en de Raad van Europa kloppen wij op gelijksoortige manier aan: er is al meer dan 25 jaar een Quaker Council for European Affairs actief vanuit Brussel.

(…)
Echter, ook wij Quakers zijn op onze geheel eigen wijze een wereldwijde kerk. In dit hoofd- stuk van de conceptverklaring van de Wereldraad wordt ook ingegaan op de inzet voor vrede voor, tijdens en na een gewelddadig conflict. Voor vele Quakers in de zuidelijke wereldhelft, met name in Afrika, is het leven naar het vredesgetuigenis dan ook bepaald niet gemakkelijk. Bij gewetensbezwaren tegen militaire dienst – een mensenrecht – worden zij in veel landen nog steeds uitgesloten van het volgen van een studie of het vervullen van een staatsambt. Anderzijds zijn zij in veel landen die lijden of geleden hebben onder burgeroorlogen actief
in vredes- en verzoeningswerk. Treffende voorbeelden zijn hiervan te geven, bijvoorbeeld in Oost-Afrika.
(…)
Wat vredesopvoeding betreft werd in Quaker kring onder meer bij het verlenen van steun aan gevangenen het ‘Alternatives to Violence Project’ ontwikkeld dat thans in meer dan zestig landen overal ter wereld effectief als vredesopvoedings- en trainingsprogramma loopt.
Ten slotte de vraag of we nog aanbevelingen hebben voor het verdere traject naar de geplande Vredesconvocatie in Jamaica:
De bijeenkomst in Jamaica niet langer te zien als de afronding van een campagne (Decade to Overcome Violence) maar van de daar gepresenteerde oogst zaden te reserveren om een nieuw plantseizoen in te luiden: eindelijk de campagne die Bonhoeffer voor ogen stond: op naar een wereldwijd oecumenisch Vredesconcilie in 20
21 waar we samen evalueren waar we staan met betrekking tot het doel: de oorlog in deze 21e eeuw uit te bannen!
Uit: Reactie van de Nederlandse Jaarvergadering op het Just Peace document van de Wereldraad van Kerken, 2009.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 4.1  Bouwers met God
Volgende: 4.3  Getuigenissen tegen maatschappelijke misstanden ==>

References

↑1Samenvatting van de verklaring uit 1660 van enkele Quakers tegenover Charles II, die nog altijd als basis geldt van het Quakervredesgetuigenis.

4.1 Bouwers met God

Het Inwaartse Licht heeft de Vrienden doen ervaren dat God rechtstreeks toegankelijk is voor iedereen die zoekt naar Licht en Leiding. Deze stille omgang met God roept ons tot het ontplooien van activiteiten die Gods liefde en zorg voor deze wereld realiseren. Het Licht geeft ons de energie om te bouwen aan het Koninkrijk van God in deze wereld, hier en nu.

Als Religieus Genootschap der Vrienden hebben we in de loop van onze geschiedenis een bijzondere visie ontwikkeld op het Koninkrijk Gods. Voor ons is dat niet een verafgelegen plaats in termen van tijd en ruimte, een soort van hiernamaals of alleen toekomstige tijd.

Quakers geloven in wat wel de ‘gerealiseerde eschatologie’ genoemd wordt: we geloven dat het Koninkrijk dichtbij is, dat het hier en nu begint en dat wij als Vrienden van Jezus daar deel van uitmaken. We ‘leven het Koninkrijk’ zeggen Quakers: we leven alsof het Koninkrijk er al is en door zo te leven, brengen we het dichterbij. Bijvoorbeeld, wanneer William Penn een vredesverdrag met de Indianen in Pennsylvania sluit, dan wordt op zo’n moment het vredesvisioen van Jesaja gerealiseerd.

Het ‘werk van God’ richt zich op de groei en ontwikkeling van ‘dat van God in ieder mens’, de Schepping van het goede. Dit werk is nog niet af, niemand kan geloven dat het Woord van God zich al ten volle heeft geopenbaard, maar het fundament van de Stad van God is al wel gelegd door Jezus. God bedient zich van menselijke werktuigen, en zij zien het als de eigenlijke taak van de mens om medewerker van God te zijn. Gods liefde kan zichtbaar worden in het werk dat wij doen.

Dat het broodnodig is hier en nu aan het Koninkrijk te bouwen, laat de wereld ons zien in allerlei onderling samenhangende crisissituaties en als gevolg daarvan een niet afnemend aantal gewapende conflicten en oorlogen. Desondanks blijven wij geloven dat het Licht op deze wereld schijnt, en dat iedereen tot het goede in staat is. De overtuiging dat iedereen, zonder uitzondering, ‘dat van God’ in zich draagt, is geen naïeve optimistische mensvisie, die alles wat mensen doen met de mantel der liefde bedekt. Sommige mensen houden hun ‘dat van God’ maar al te goed verborgen, ook voor zichzelf. Het betekent ook niet dat we niet over de daden van anderen zouden mogen oordelen, integendeel, het vermogen te oordelen is een van de geschenken die we hebben meegekregen. Het betekent wel dat we mensen een nieuwe kans geven, en niemand ooit totaal ‘afschrijven’.

We beseffen dat het nog veel inspanning en geduld zal vergen. Dat ons mensen zijn voorgegaan die met eindeloos geduld geprobeerd hebben Gods bedoelingen te verstaan. Dat zij zich liefdevol ingezet hebben voor hun medemensen, is een aanwijzing dat dit bouwen betekenisvol wordt wanneer we de Geest een kans geven. Nieuwe mogelijkheden voor vooruitgang openen zich. Nieuwe en rechtvaardige relaties tussen mensen worden mogelijk. Zij beginnen meer en meer te beseffen wat liefde en gemeenschap inhoudt. Gemeenschap betekent zorg hebben voor elkaar, maar ook: deel hebben aan het werk van God. Zoals een oude Quakeruitspraak zegt: wanneer gaan wij mensen ‘leven op een manier die elke aanleiding tot oorlog wegneemt?’ Wanneer zetten we ons daadwerkelijk in voor een duurzaam leven voor allen in deze wereld, voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de Schepping?

Politiek kan niet overgeplaatst worden naar een plek ergens anders, maar moet worden erkend als een aspect van het leven dat net zo goed de roeping is van religieuze mensen en een religieuze organisatie als welk ander deel van het leven ook. Nee, meer dan dit, de ordening van de mens in een samenleving zodat hij de kans krijgt op een volledige ontplooiing, is en was altijd een van de voornaamste roepingen van het Quakerisme.
Lucy F. Morland, 1919, QF&P, 23.06

Wij hebben de geest van Christus pas dan begrepen wanneer wij ons er helder van bewust zijn dat het Koninkrijk van God op aarde werkelijkheid kan worden door samenwerking van God en mens.
Christus geloofde dat gewone mensen als wij in staat waren het zout en het licht der wereld te worden, in een wereld vol oorlog vredebrengers te zijn en een tweede mijl te gaan.

Rufus Jones, 1931.

De grote kracht die ik bij de Quakers heb gevonden, is dat zij zoveel overlaten aan de eigen inspanning, het zelf moeite doen, en zelf zoeken; dat zij zoveel overlaten en verwachten van Gods werk in ieder mens. Dat vertrouwen: ik kan gedeeltelijk iets vertellen, soms, als het gevraagd wordt – maar mijn werk is slechts mensenwerk – en God moet werken – dat vertrouwen op het werk van God in ieder hart – dat is een van de geheimen van de Quakers.

Corry Laman Trip, 1938

We weten dat Jezus zichzelf identificeerde met hen die lijden en de zondaars, de armen en de onderdrukten. We weten dat hij zich inspande om vriend te zijn van hen die sociaal uitgesloten worden. We weten dat hij ons waarschuwde voor de bedrieglijkheid van rijkdom,
dat weelde en bezit gemakkelijk tussen ons en God kunnen komen en ons scheiden van onze naasten. Het aanbidden van het comfort van de middenklasse is zeer zeker een zijkapel in de tempel van Mammon. Het trekt echter grote gemeenten en ook Vrienden hebben haar bezocht. We weten dat Jezus een compassie had voor het volk en het vele zaken aangaande het Koninkrijk onderwees. Hij respecteerde de gewone mensen, sprak hen aan en had meer hoop op een reactie van hen dan van de rijken en de knappe koppen. Toch vleide hij de werkers nooit, stimuleerde in hen geen gevoelens van jaloezie en haat, en moedigde hen nooit aan de klas- senstrijd meedogenloos aan te gaan om voor hun eigen belangen op te komen. Hij riep hen op hun vijanden lief te hebben en voor diegenen te bidden die hen boosaardig misbruikten.
Herbert G. Woods, 1958, QF&P, 23.03

De plicht van het Genootschap der Vrienden is de stem te zijn van de onderdrukten en zich
er tegelijkertijd bewust van te zijn dat we zelf een deel van die onderdrukking zijn….. Laten we onszelf niet bedriegen door te geloven dat politieke actie alles is dat van ons gevraagd wordt, of dat onze persoonlijke relatie met God ons ontslaat van het actief con
fronteren van het kwaad in deze wereld. De politiek en sociale strijd moet aangegaan worden, maar een persoon is meer en heeft meer nodig dan alleen politiek, anders verkeren we in het gevaar dat we de hele wereld winnen, maar onze ziel verliezen.

Eva I. Pinthus, 1987, QF&P 23.04

Er is een wand die de wereld scheidt van het Koninkrijk van God..
Die scheidswand is onze beperktheid, onze zelfzucht, onze hardheid.
Maar er breekt telkens een straal van dat Koninkrijk door een scheur in die wand. Maar ook als gewone mensen zich geven in de strijd voor de vrede, gerechtigheid, hulp aan anderen, daar breekt iets van dat Koninkrijk door, zoals een zonnestraal kan doorbreken door de zwarte wolken.
Bram Burger, geciteerd in de Vriendenkring, 2003

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 3.11  Quakers en andere godsdiensten
Volgende: 4.2  Vredesgetuigenis in de praktijk ==>

3.11 Quakers en andere godsdiensten

Door hun afkeer van dogmatiek en theologiseren en de nadruk op ethiek, en de rol van stilte in hun samenkomsten, staan Quakers wellicht meer dan andere christenen open voor andere godsdiensten. Dat heeft van oudsher geleid tot intensieve onderlinge contacten.

George Fox schreef brieven aan een moslimleider in Algiers, daarbij vrijelijk citerend uit de Koran. Margaret Fell correspondeerde met Joden in Amsterdam, citerend uit het Oude Testament. In die zin zou men van zendingsijver kunnen spreken. De eerste Quakers probeerden zo van meet af aan het universele Licht ‘dat ieder mens verlicht’( Johannes 1:9) in volgelingen van andere godsdiensten aan te spreken. Ook zijn sommige Soefi teksten over het Licht voor Quakers heel herkenbaar.
De Quakers die zich vestigden in Amerika, met name het door William Penn gestichte Pennsylvania, zochten een goede verstandhouding met de oorspronkelijke bewoners. Hierbij speelde ook het wederzijds respect voor elkaars godsdienst een belangrijke rol. De ‘Indianen’ namen soms zelfs deel aan de Quaker Stille Samenkomsten. Zij herkenden daarin de aanbidding van de ‘Grote Geest’.

Als gevolg van een concern van de Amerikaanse Quaker Douglas Steere is indertijd in Japan een dialoog ontstaan tussen christenen en zenboeddhisten. Tijdens de Vietnamoorlog werkten Quakers en Boeddhisten zij aan zij aan noodleniging en bezochten elkaars religieuze bijeenkomsten.

Dergelijke contacten vinden tegenwoordig nog steeds plaats, niet uit zendingsijver, maar uit de behoefte de onderlinge verstandhouding te verbeteren.
Er wordt ook, van beide kanten, wezenlijke verwantschap en inspiratie gevoeld. Dat betreft dan vooral de mystieke richtingen binnen andere godsdiensten, waarin dogma en ritueel minder centraal staan: Soefi in Islam, Mindfulness in Boeddhisme en Zenboeddhisme.

Zo heeft de Vietnamese Boeddhist Thich Nhat Hanh met Quakers in Parijs gewerkt; zijn pad van liefde, het begrijpen en de vreugde van het volle bestaan is aan ons gedachtengoed zeer verwant. Niemand weet immers meer over God dan iemand…
De nederige, zachtmoedige, genadige, rechtvaardige, vrome en toegewijde zielen behoren overal dezelfde God toe. Wanneer de dood het masker af heeft genomen, zullen ze elkaar kennen, hoewel de verschillende kledij die ze hier dragen hen vreemden voor elkaar maakt. William Penn, 1693, QF&P 19.28

O God geef mij Licht in mijn hart, Licht in mijn tong, Licht in mijn gedrag, Licht in mijn zien, Licht in mijn gevoel, Licht in ieder deel van mijn lichaam, Licht voor mij en Licht achter mij. Geef mij, ik smeek u, Licht aan mijn rechterhand en Licht aan mijn linkerhand, Licht boven mij en Licht beneden mij. O Heer, laat het Licht groeien in mij, geef mij Licht en verlicht mij. Soefi-gebed.

De grootste openbaring is de Stilte.

Lao Tse.

Door de Quakers ben ik in aanraking gekomen met mensen van verschillende religie en inzicht, die echter eenzelfde geweldloze instelling hebben.
Het zijn geen passieve mensen, maar integendeel zeer bewust levenden, die kiezen voor liefde en gerechtigheid, maar met middelen die passen bij het doel waarvoor ze zich inzetten.

Inge Herrebout, 1981.

Henoch wandelde met God Jezus wandelde met zijn Vader Met wie wandel jij? Wij proberen als Quakers te wandelen met onze naasten en zodoende met God. Als je wandelt gaat het veel beter als je een kaart bij je hebt.
Wij vragen ons al enige tijd af, welke kaarten en gids gebruiken wij?

Zijn het geschriften van George Fox en de oude Quakers – is het de Bijbel? Welke hedendaagse gidsen gebruiken wij?
Kunnen en mogen we ook putten uit de gidsen van andere religies?
Zendbrief Nederlandse Jaarvergadering, mei 1986.

De geestelijk leider van de Tibetaanse Boeddhisten, de Dalai Lama, zegt:
“Men kan van het geestelijk pad geen enkele fase overslaan en slechts geleidelijk vorderen. Wie bij mediteren te snel succes wil raakt innerlijk verward of wordt teleurgesteld. Zoek eerst de vrede en harmonie in het dagelijks leven en tracht de geest van welgezindheid en vrede in de wereld te doen toenemen.”
Leuntje Kuipers,1987

Een aantal Joden, waarvan sommigen het Joodse geloof praktiseren, zijn leden en bezoekers van Quaker groepen, hier en elders. Vrijzinnige Joden erkennen Jezus als een belangrijke profeet. Ik kan goed leven met dat perspectief. Jezus was door en door Joods. Ik denk niet dat Jezus een christen was; de ontwikkeling van de christelijke theologie komt voort uit de interpretaties van Paulus en anderen. Jezus was de belangrijkste leraar in mijn leven. Vele Joden hebben passie voor rechtvaardigheid, wat in overeenstemming met de profetische traditie. Als een Joodse vriend het eens tegen me zei: Quakers en Joden geloven beide dat we de verantwoordelijkheid hebben voor ‘tikun olam’; het repareren van de wereld. Dat concept is verbonden met het vrijzinnige Joodse concept van de ‘Messias’, niet geïdentificeerd als persoon, maar als een volwassen worden van vrede en gelijkwaardigheid wanneer alle volkeren naar de berg van Jahweh komen.

Helen Gould, 1992
In: This We Can Say – Australian Quaker Life, Faith and Thought, 1.67, 2004

Thema van onze Jaarvergadering is: ‘Luisteren naar, Spreken tot, Handelen met elkaar”. Het is dus de ernst en de zorgvuldigheid waarmee John Woolman ons de trits van Luisteren, Spreken en Handelen voorleefde die de essentie onzer bezinning is tijdens onze Jaarvergadering. Het valt op dat wij hier een thema hebben dat ook elders sterk leeft, de exponent is van een actuele spirituele stroming. Ik denk daarbij allereerst aan Thich Nhat Han, de boeddhistische

Zen-leraar, die een tijd lang ‘onderrichtte’ op het Parijse Quaker Centrum en na een verblijf in Amerika een retraiteoord heeft in de Dordogne. Centraal in zijn boodschap staat een begrip: ‘Mindfulness’, het aandacht hebben voor alle kleine details in het hier en nu, aandacht met betrekking tot ons zelf, tot de natuur, tot de anderen om ons heen. En wat is deze ‘mindfulness’ anders dan het thema: Luisteren naar, Spreken tot en Handelen met elkaar?

Daarnaast denk ik aan Raymond Panikkar, zoon van een Indiase vader en een Spaanse moeder, godsdienstfilosoof, puttend uit Indiase en Christelijke bronnen. In zijn boek “Heilige eenvoud” houdt hij een pleidooi ons leven zo eenvoudig mogelijk te houden, zodat we in nauw contact kunnen blijven met de Goddelijke bron. Hij ziet hierin het wezen van de roeping tot het monnik zijn; dus niet de celibataire staat of in een klooster gaan, maar in de eenvoud des levens, zoals John Woolman ons deze voorleefde.
Anton van de Wissel, 1999

Quakerzijn houdt een relatie tot Christus in, waarvan ook Fox, Fell en anderen getuigden, aldus Michael Langford. Zeggen dat het Quakergeloof universeel is, betekent nog niet dat iedereen het zou moeten accepteren. Hij gelooft niet dat er zoiets zou kunnen of moeten zijn als één enkele wereldgodsdienst of een theologie voor iedereen.

De grootste godsdiensten hebben veel ideeën en ethische principes gemeen. Ze zetten zich allemaal in voor de menselijke waardigheid, maar vragen van hun aanhangers een toewijding, die veel Vrienden niet lijken te willen geven, aldus Michael.
Veronderstellen dat aanhangers van andere godsdiensten zich zouden kunnen vinden in een overkoepelende filosofie of ethisch systeem waarvoor ten onrechte de naam “Quakerisme” gebruikt wordt, getuigt van weinig respect en is niet bevorderlijk voor waarachtige dialoog. Wanneer – vervolgt Michael – Quakers beter in staat zouden zijn te getuigen van hun eigen verstaan van het christelijke evangelie, zouden wij beter samen kunnen leven met aanhangers van andere godsdiensten.

Marianne IJspeert, 2003, in een bespreking van een artikel van Michael Langford “A Theology for Quakers”, In The Friend, januari 2003.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 3.10  Oecumenische samenwerking
Volgende: 4.1  Bouwers met God ==>

3.10 Oecumenische samenwerking

Vanaf de oprichting in 1948 van de Raad van Kerken in Nederland is de Nederlandse Jaar- vergadering al lid. Maar dit is een uitdaging én een uitzondering. Want de meeste andere Jaarvergaderingen zijn doorgaans geen lid van de Raad van Kerken in hun land. Veelal vormt het Quakergetuigenis tegen vastomlijnde geloofsbelijdenissen een struikelblok. In veel gevallen hebben nationale Raden van Kerken statuten waarin een inleidende tekst opgenomen is die heel dicht tegen een geloofsbelijdenis aan ligt. Ook in de Wereldraad van Kerken is de Quakerdeelname niet groot. Een aantal Amerikaanse Jaarvergaderingen verenigd in de koepelorganisaties Friends United Meeting en Friends General Conference, alsmede de Canadese Jaarvergadering zijn lid van de Wereldraad. Het Wereldcomité van de Quakers (Friends World Committee for Consultation – FWCC) wordt door de Wereld- raad niet gezien als kerk maar als een der wereldwijde geloofsgemeenschappen (net zoals de Lutherse Wereldfederatie of de Wereld Alliantie van Gereformeerde Kerken) en heeft op die basis een waarnemersstatus. Toch is de kleine Quakerpresentie merkbaar: met name op voorstel van de Quakers is het Centraal Comité van de Wereldraad van Kerken onlangs overgegaan tot het nemen van besluiten op basis van consensus.

Dat het deelnemen aan oecumenische samenwerkingsverbanden gevoelig ligt, heeft alles te maken met de geloofstraditie, de visie en de structuur van het Religieus Genootschap der Vrienden. Het is een traditie die veel nadruk legt op de “stille omgang met God”, die wars is van dogmatiek en die geen ambten, hiërarchische structuur en uiterlijke sacramen- ten kent. Een traditie die we zouden kunnen omschrijven als een “theologie-van-het-le- ven” met een rijke en lange geschiedenis van vooral hulp- en dienstbetoon, vredes- en verzoeningswerk. Met een nadruk op het ‘getuigenis in dienst’. Essentieel voor echte oe- cumenische ontmoetingen is voor ons Quakers dan ook dat we elkaar ontmoeten op basis van ieders “zelfverstaan als kerk”. [1] We verschillen van andere kerkgenootschappen in die zin dat wij historisch gezien onmiskenbaar christelijk zijn, maar weigeren ons verstaan van wat het betekent een navolger van Jezus te zijn te verbinden aan een verbale formule of een vastgelegde wijze waarop mensen heil en genade kunnen vinden. Tegelijkertijd spoort de Quakertraditie ons aan te zoeken naar ‘waar woorden vandaan komen’, [2] naar de bron, de inspiratie, de diepere betekenis achter woorden, dus ook die van vertegenwoordigers van andere geloofsgemeenschappen.

Tegen die achtergrond ervaren vele Quaker Jaarvergaderingen de preambule van de (Wereld)Raad van Kerken toch als een barrière. De Nederlandse Jaarvergadering heeft zich indertijd over die aarzeling heen gezet en participeert actief in de Raad en zijn Be- raadgroepen. Bij een herziening van de statuten van de Raad in 1968 werd er omwille van het Genootschap een voetnoot opgenomen. Hierin werd bepaald dat kerkgenootschap- pen die, omdat zij geen omschreven geloofsbelijdenis kennen, de bewoordingen van de preambule niet konden onderschrijven, maar wel het geloof daarin uitgedrukt delen, toch lid kunnen zijn van de Raad. Overigens is ook de Britse Jaarvergadering op grond van een soortgelijke uitzonderingsclausule lid van de nationale Raad van Kerken in het Verenigd Koninkrijk.

Als Quakers proberen we op onze geheel eigen wijze kerk te zijn, maar we beseffen dat we niet de gehele kerk zijn. Wij voelen ons dus geroepen samen met anderen te zoeken naar Gods wil; te leren welk getuigenis Jezus van ons verwacht. Wij zijn geroepen samen met anderen te bouwen aan het Koninkrijk van God hier en nu. In die zin vinden wij het “ be- raad over en het gestalte geven aan de samenwerking en eenheid van de kerken in getuige- nis en dienst” (Statuten RvK, art. 2 a) een wezenlijke uitdaging.

Quakers voelen zich echter minder aangesproken door wat in de oecumene wel genoemd wordt de ‘zonde van de verdeeldheid van de kerk’. George Fox hield ons voor dat “het Licht één is en ons tot eenheid leiden zal…” Wezenlijke vraag is dus hoe onderling verdeel- de gelovigen op een geloofwaardige wijze aan vrede en verzoening in deze wereld kunnen werken.

Vrienden zien andere kerken vaak als een statisch geheel, terwijl ook andere kerkgenoot- schappen zich voortdurend ontwikkelen. Vrienden die bewust een andere kerk verlieten en Quaker werden, denken soms dat hun oorspronkelijke geestelijke thuis blijft zoals het was toen zij het verlieten. Juist de rijke verscheidenheid in de oecumene kan ook ons Qua- kers verrijken en inspireren. Zo is de Raad van Kerken in Nederland de afgelopen jaren versterkt en verrijkt doordat ook geloofsgemeenschappen als de Zevende Dags-Adventis- ten en enkele Orthodoxe kerken lid zijn geworden.

Eenheid in verscheidenheid houdt voor ons in dat wij elkaar blijven uitdagen in plaats van de verschillen te laten voor wat ze zijn. We kunnen het waar nodig ‘liefdevol oneens zijn met elkaar’, zoals wij dat in onze Quakertraditie soms noemen. Bijvoorbeeld waar het de fundamentele gelijkheid van allen, man en vrouw binnen de geloofsgemeenschap betreft.

Voor Quakers gaat echter de ‘gevoelde’ eenheid vooraf aan, ja zelfs vóór de ‘geformuleer- de’ eenheid. Wij kunnen – ondanks verschillen in geschiedenis, leer en organisatiestruc- tuur – bij vertegenwoordigers van andere geloofsgemeenschappen binnen de bredere christelijke kerk voelen dat wij allen geleid worden door dezelfde Geest Gods bij het getuigenis in woord en daad. Wij zijn één in de navolging, alleen verschillend in de wijze waarop wij daaraan vormgeven. De Nederlandse Quakers hebben daarom het Conciliair Proces voor ‘Gerechtigheid, Vrede en Heelheid van de Schepping’ voluit gesteund en zelfs onder de aandacht van het Wereldcomité van de Quakers (FWCC ) gebracht. Ook het oecumenisch decennium ‘ Geweld niet gewild’ (‘Decade to Overcome Violence’) ligt ons na aan het hart.

Dus in plaats van de oecumenische samenwerking telkens ter discussie te stellen, zijn
wij er van overtuigd dat de praktische voordelen van samenwerking met andere kerkge- nootschappen en geloofsgemeenschappen rond de grote uitdagingen van onze tijd het deelnemen aan de (wereld)oecumene meer dan rechtvaardigen. Het is urgent dat we ons gezamenlijk concentreren op vragen die de toekomst van de hele mensheid, van de hele wereld aangaan, dat we ons gezamenlijk verzetten tegen de tweedeling in de wereld, tegen oorlog en geweld, tegen vervuiling, vernietiging en verspilling van de natuurlijke bestaansbronnen.

In een verslag van een gesprek tussen een delegatie van de toenmalige Sectie Geloofsvra- gen, de secretaris van de Raad van Kerken en een vertegenwoordiging van het Religieus Genootschap der Vrienden en het Leger des Heils in 1982 kwam destijds al naar voren dat wij vanuit deze beide tradities grote moeite hebben met de wijze waarop in de oecumene telkens weer de eenheid van de kerk als gemeente van Jezus naar ons gevoel gereduceerd wordt tot een groep van gedoopte mensen die het sacrament van het avondmaal prakti- seren. Er is telkens sprake van een sterke veruiterlijking van geloof en sacraal leven, dit terwijl beide genoemde tradities meer leven vanuit de verinnerlijking daarvan.

Het Leger des Heils schreef in een reactie op het rapport Baptism, Eucharist and Mi- nistry (BEM) onder meer dat ‘het voortdurende bestaan van het Leger des Heils en het Genootschap der Vrienden een dergelijke definitie (van de kerk) ongeldig maken’ en dat het ‘betreurenswaardig is dat de oprechte overtuiging van non-sacramentele christenen genegeerd worden’. [3]

In het door alle deelnemers goedgekeurde gespreksverslag van 1982 staat als een van de conclusies dat: ‘de kerken die aan de sacramenten veel waarde hechten moeten zich laten gezeggen door het protest van SF (de Quakers) tegen het ritualisme en de veruiterlijking die de sacramentele praktijk aankleven.’ [4] Vanuit onze geloofstraditie, waarin wij vastomlijnde geloofsbelijdenissen en dogma’s afwijzen, uiterlijke sacramenten als doop en avondmaal verinnerlijkt hebben, geen bijzondere ambten kennen, herkennen wij ons wél in het gemeenschappelijk bouwen aan Gods Koninkrijk op aarde en kunnen we alleen reageren door te stellen dat het onze overtuiging is dat de eenheid van de kerk eenvoudigweg gege- ven is in het ja-zeggen tegen de navolging van Jezus.’

In dezelfde geest schreven de Canadese Quakers in hun reactie op het BEM-rapport: ‘Wij zien verschillen in theologische uitdrukkingsvormen en in het praktiseren (van ons geloof ) als een bron van groei en een gelegenheid om onze eigen spirituele ervaring te verrijken. Wij geven er de voorkeur aan de voortdurende diversiteit te vieren, waarbij we allen vrij kunnen gaan daar waar de Geest ons leidt. Voor ons moet eenheid gevonden worden en zal ze verder groeien in het vieren en werken samen en door het delen van onze individuele spirituele zoektochten’. [5]

Wat betreft de Toronto-verklaring dat kerken met elkaar in dialoog zijn op basis van ieders ‘zelfverstaan als kerk‘ moet ons dus tegen de achtergrond van het voorgaande van het hart dat er tot dusverre niet echt goed geluisterd is naar onze eerdere pogingen ons zelfverstaan als Quakers in de vorm van reacties op notities van de Raad en in het oe- cumenisch gesprek. Er is zelfs nooit een poging gedaan om het minderheidsstandpunt van het Leger des Heils en de Quakers in deze in notities van de Raad op te nemen en te verduidelijken. Het is juist de ‘sociaalgeëngageerde oecumene’, het werken aan gerech- tigheid, vrede en heelheid van de Schepping als kerk en als gelovigen, die onze leden het meest aanspreekt.

Voor ons is dat werken aan gerechtigheid, vrede en heelheid van de Schepping inderdaad een geloofszaak, zo u wilt, een kwestie van belijden. Daarbij gaat het zowel om de trans- formatie van de internationale economische en rechtsorde, als het zich lokaal inzetten voor onze medemensen. Wat het eerste betreft zetten de Quakers zich al jaren in als erkende non-gouvernementele organisatie bij zowel de Verenigde Naties als de Europese Unie voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de Schepping Wat het laatste betreft zijn de meeste van onze leden in hun dagelijks leven maatschappelijk actief.

U stelt de vraag of spiritualiteit en engagement wel bijeen te houden zijn. Voor ons zijn het zoeken naar de stille omgang met God in onze samenkomsten en het van daaruit geïnspi- reerde engagement om te bouwen aan het Koninkrijk Gods in deze wereld onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Uit: Reactie Nederlandse Jaarvergadering op de notitie ‘Het doel is de weg’ van de Raad van Kerken in Nederland, 2009.

Onze groep sluit zich echter niet af voor de bewuste beïnvloeding door niet-Quakers, die wellicht een ander deel van Gods openbaring aan de mensheid beter gezien hebben dan wij. Dit achten wij de grote kans op correctie voor onszelf, want wij weten zeer goed dat wij niet volmaakt zijn noch volmaakt kunnen begrijpen of beschrijven. Wij moeten open blijven staan om tot een beter en zuiverder verhouding tot God te kunnen komen.

Daan Daamen, 1935

In onze besprekingen kwamen wij steeds tot het punt dat onze essentiële verantwoordelijkheid, die aan al onze praktische problemen ten grondslag ligt en haar verenigt, onze verhouding tot God is, de liefhebbende Vader van de gehele mensheid. Alle ware religie is gebaseerd op een innerlijke ervaring van God, die door ons wil werken en die ons de kracht wil geven om aan zijn wil te gehoorzamen. Zo kunnen wij de vreugde ervaren van in harmonie met God en zijn hele Schepping te zijn en hierin uitdrukking van ons geloof vinden. Zowel door ons persoonlijk leven als die gemeenschappelijke activiteiten kunnen wij wederzijds begrip, verzoening en samenwerking bewerkstelligen tussen botsende groepen en enkelingen

Zendbrief van de Jonge Vrienden, 1948

Nauw voelen wij ons verbonden met onze medechristenen, toen wij besloten een waarne- mer naar de Oecumenische Raad der kerken te zenden, ten einde zo nauw als dat met onze ondogmatische grondslag verenigbaar is met de Wereldraad der Kerken samen te werken tot wederzijdse geestelijke verrijking en tot leniging van de nood der wereld..
Zendbrief Nederlandse Jaarvergadering, 1955

Als Quaker respecteer ik dat van God in iedere geloofsgemeenschap, geef ik anderen niet alleen de ruimte hun geloof op de hun eigen wijze te uiten, maar zoek ik de ervaringsuitwisseling om daarvan te kunnen leren. Als ik niet open sta voor hen, waarom zou ik dan verwachten – nee hopen – dat andersdenkende medegelovigen zich iets door ons erfgoed laten gezeggen?

Zo ben ik – op jullie verzoek – midden in de Raad van Kerken gaan staan, waar onze partici- patie op hoge prijs wordt gesteld. Ook de Doopsgezinde Sociëteit, de Remonstrantse Broeder- schap, Het Leger des Heils, de Nederlandse Protestanten Bond en de Basisbeweging zouden zich m.i. academische vragen kunnen stellen of zij een sekte of een kerk zijn, zonder aan de wezenlijke vraag wat zij als geloofsgemeenschap voor deze wereld zijn, toe te komen. Zij allen participeren – godzijdank – actief in de Raad. Zodoende mogen we leren van elkaar wat het betekent kerk te zijn in de wereld van vandaag.

Kees Nieuwerth, 1984

Moeten we als Dopers en Quakers ons niet nog intensiever inzetten om het militarisme écht op de agenda van de (Wereldraad van) kerken te krijgen? Willen we straks op de Wereldconvo- catie geloofwaardig overkomen, dan dienen wij ons in de komende jaren aantoonbaar tegen de onrechtvaardigheid, het militarisme en de vernietiging van het milieu door en in ons eigen land te verzetten!

Kees Nieuwerth, 1988

<== Vorige: 3.9  Houding ten aanzien van sacramenten
Volgende: 3.11  Quakers en andere godsdiensten ==>

References

↑1Overeenkomstig een afspraak in de internationale oecumene dat we samenwerken op basis van ieders zelfverstaan als kerk.
↑2Reactie van Opperhoofd Papunehang van de Delaware op de bijdragen in de Stille Samenkomst die hij bijwoonde, vertaald voor John Woolman: “I love to hear where words come from”, Journal and major essays of John Wool- man,1971
↑3Churches respond to BEM, volume 4, reactie Leger des Heils, blz. 231
↑4Zie ook: Churches respond to BEM, volume 3, reactie Nederlandse Jaarvergadering, blz.289-299
↑5Churches respond to BEM, volume 4, blz. 300-302

3.9 Houding ten aanzien van sacramenten

Een religie probeert de realiteit die onder het gewone leven ligt te bereiken: de unieke innerlijke ervaring die aanvoelt als genade, een niet uit te drukken waarheid. Door de
tijd heen hebben kerken geworsteld om mensen te helpen om dat buitengewone in het gewone te herkennen, of zoals Quakers het zeggen: dat van God te vinden in hun dage- lijkse leven. Die beleving en herkenning proberen veel kerken op te roepen door bepaalde omstandigheden te scheppen. In religieuze taal worden deze uiterlijke woor-den, symbo- len en handelingen, die tekenen zijn van een innerlijke ervaring of genade, ‘sacramenten’ genoemd.

De Quakertraditie kent geen uiterlijke sacramenten. Voor de meeste kerken zijn de sa- cramenten wezenlijk verbonden met de geloofsbeleving van hun leden. Zo zijn doop en de eucharistie of avondmaalsviering van oudsher door de kerken opgevat als exclusieve tekenen van de vereniging van Christus met de gemeenschap van gelovigen: de kerk. De elementen van water, brood en/of wijn zijn onlosmakelijk onderdeel van die vieringen. Quakers zijn een andere weg gegaan. Quakers zeggen niet dat de viering van de sacramen- ten verkeerd is, wel menen zij dat die viering niet essentieel is voor een oprecht discipel- schap van Jezus en het ervaren van Gods nabij-zijn.

Quakers hebben er moeite mee als het sacrament als voorwaarde wordt gesteld voor het volledig deelnemen aan de geloofsgemeenschap. Zij vinden dat de werkelijkheid van Gods aanwezigheid ervaren kan worden zonder die uiterlijke tekenen. Zij willen die aanwezig- heid ervaren in een stil wachten en hun diepste mystieke beleving met anderen delen als een gemeenschap in Gods Geest. De Geest die ons aanspoort te leven voor een wereld waarin vrede en gerechtigheid geweldloos werkelijkheid worden. Zo is het hele leven sacrament.

Het begin van de Quakergeloofsgemeenschap ligt in het verlangen van de aanwezigen naar de vertrouwelijke omgang met God (Psalm 25:14) en het geloof dat in ieder mens het vermogen schuilt om gehoor te geven aan Gods opdracht het goede te kennen en te doen, zoals Jezus van Nazareth ons dat heeft voorgeleefd.

Want het is geen uiterlijke zaak of uiterlijk doen dat baten kan.(…) Nee, o nee: het is het verborgen leven, een verborgen tempel, een verborgen dienst en dat in Gods tijd. Ja, het is een verborgen maan, een verborgen avondmaal.
William Penn, 1677.
In: De Oude Waarheyd Ontdekt, Rotterdam, 1684, blz. 41.

Echt geloven (echte vroomheid, godsvrucht) beweegt mensen niet zich van de wereld af te keren, maar maakt het hen mogelijk beter in de wereld te leven en stimuleert hun pogingen de wereld te verbeteren.
William Penn, 1682, QF&P 21.17

De ideale daadkracht ontstaat pas, als ik de levende relatie voel met de omringende wereld. Een gevoel van verbondenheid met al wat leeft, dat in mij het besef wakker roept verant- woordelijk te zijn voor het grote Leven, dat ik ook als mijn leven voel. Dit gevoel van relatie is, althans in mij, niet altijd levend. Moet ik nu alle werk achterwege laten en wachten tot die ervaring zich herhaalt? Neen, want het een vloeit uit het andere voort. De moeilijkheid begint pas, als we die relatie missen en onze taak niet meer duidelijk voor ogen staat.
Aad van Oosten, 1957

Het luisteren naar de stem in ons, het afsteken naar de diepte, het met niets durven wagen, zoals George Fox, die een zoeker was en alle uiterlijkheden als hulpmiddel, als niet ter zake doende afwees, dat vraagt van ons een bereidheid en toewijding die we als het ware elke dag moeten veroveren. Maar ieder mens die het grote moment van de ontmoeting en de overgave heeft gekend, weet waar Jan Luyken de dichter over sprak toen hij schreef:

Ik meende ook de Godheid woonde verre,
in enen troon, hoog boven de maan en sterre,

en hefte menigmaal mijn oog,
met diep verzuchten naar omhoog.

Maar toen gij u beliefde t’ openbaren, toen zag ik niets van boven nedervaren,

maar in de grond van mijn gemoed,
daar werd het lieflijk en zoet,
daar kwaamt gij uit der diepte uitwaarts dringen en als een bron mijn dorstig hart bespringen, zodat ik u o God bevond, te zijn
den grond van mijnen grond.

( Jan Luyken 1649 – 1712)

Die ontdekking dat na het afstropen van uiterlijkheden iets heel bijzonders als cel, als kern geboren wordt en dat er niemand buiten jezelf en dat van God nodig is, dat is een kernpunt. Miep Lieftinck, 1982.

Om een goed begrip te krijgen van Quakers met betrekking tot de sacramenten is het zinvol een blik op de geschiedenis van de Quakers te werpen. De eerste Quakers vonden elkaar niet in een nieuwe interpretatie van de sacramenten of het kerk-zijn in ecclesiologische zin, maar in de existentiële geloofservaring en het getuigenis van Gods verbond met mensen, de herkenning van zijn vernieuwende geest in Jezus. Tussen de andere christenen willen Quakers een beschei- den weg zoeken zonder de uiterlijke zekerheden van dogma’s en sacramenten. Daar waar instituties, rituelen, vormen van exclusiviteit en machtsstructuren in de gevestigde kerken belemmeringen gingen vormen voor een persoonlijke geloofservaring, kozen Quakers voor een ingetogen, gezamenlijk in stilte, wachten op God, zonder orde van dienst. Zonder voorganger of ambtsdrager, zonder gemeentezang, zonder formuliergebeden en zonder sacramenten.
Het begin van de geloofsgemeenschap ligt niet bij de sacramenten als heilsinstellingen of sym- bolen, maar bij het diepe verlangen naar en de ervaring van de gemeenschap, de verborgen omgang met God.
Als wij zeggen dat de Quakers de sacramenten van doop en avondmaal kennen in hun inner- lijke betekenis dan verwijst dit naar de ervaring van vernieuwing en gemeenschap in Gods Geest als een onbemiddeld gebeuren. Zij hebben dat niet naar de letter uit het evangelie leren kennen, maar in hun persoonlijk leven en in de gemeente (geloofsgemeenschap) in een levend getuigenis ervaren. Zonder de waarde van de verschillende tekenen zoals die voor vele chris- tenen onverbrekelijk met hun geloof verbonden zijn te ontkennen, vinden Quakers elkaar in een geloofsbeleving die zich onthoudt van rituelen die vóór de geloofservaring uit kunnen gaan of deze in een onbedoelde veruiterlijking gevangen zouden kunnen houden. In het breken en eten van brood kan na het laatste avondmaal dat Jezus met zijn discipelen had altijd het per- spectief liggen van het herstel van de gemeenschap van God met de mens en de gemeenschap van mensen onderling (communio). De tafel waaraan de mensen aanzitten en hun dagelijks brood nuttigen wordt ook de ‘tafel des Heren’ als zij brood breken en (wijn) drinken te zijner gedachtenis. De Quakers hebben gebroken met de kerkelijke gewoonte om de ‘tafel des Heren’
te beperken tot een rituele c.q. sacrale exclusiviteit en/of de verplichting van een wekelijkse of jaarlijkse deelname.
Over het ambt zegt een Quaker geschrift uit 1944: ‘Quakers wilden dat iedere stap en tussen- station van zaligheid en eredienst een levend proces waren. Zij zijn beducht voor formules die een verondersteld heilig effect hebben. Zij hoeden er zich voor formele ambtsdragers te hebben die tot een speciale klasse behoren en geacht worden over bijzondere krachten te beschikken die anderen missen’ (Rufus Jones, geciteerd door Gerald Hibbert in “Friends and the Sacra- ments”. Dit laatste geeft aan waarom Quakers het ambt niet kennen. Er is sprake van een volledig priesterschap der gelovigen. Het is de logische consequentie van de afwezigheid van de uiterlijke sacramenten. De samenkomsten vinden dan ook plaats op basis van dit ‘priester- schap’ van de gelovigen en in volledige gelijkwaardigheid van ieder om daaraan uitdrukking te geven.

Uit: Reactie Nederlandse Jaarvergadering op het rapport ‘Doop, Avondmaal en Ambt’ (BEM-rapport) van de Wereldraad van Kerken, 1985.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 3.8  Houding ten aanzien van geloofsbelijdenissen
Volgende: 3.10  Oecumenische samenwerking ==>