Dat van God in iedereen

Door Gerard van den Dool

Somtijds bekruipt me een ongemakkelijk gevoel bij het aanhoren van een goede Vriend, als die weer eens beweert dat God niet buiten ons, maar zich binnenin ons bevindt. God is volgens hem geen separate Entiteit, maar een deel van onszelf.

Nu onderschrijf ik de ‘claim’ dat we allen (mensen, dieren, planten) ‘dat van God’, d.w.z. een Goddelijke Vlam in ons hebben. Maar ik zal de dichter Willem Kloos niet nazeggen: ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten. En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon.’

Vergun me een kleine illustratie aan de hand van m’n kamerplant, een Sanseveria, ook wel Vrouwentong(en) genoemd wegens het tongvormige blad. Nu wil het geval, dat één van de tongen aan het uiteinde donkerbruin kleurde. Een kennis ried me aan om het aangetaste einde van het blad eenvoudigweg eraf te knippen. Wat bleek: het blad groeide niet verder, want ik had het apicaal meristeem (‘dat van God’) eraf geknipt. Wel ontsproten om en naast het onfortuinlijke blad verscheidene nieuwe tongen met enorme groeikracht.

M’n persoonlijke Godsbeeld is gevormd door geregeld in de Bijbel te lezen, waarin God Zich laat kennen als alomtegenwoordige Persoon buiten ons en wiens kosmische Geest ons dagelijks inspireert en beschermt. We mogen – groot voorrecht – in het gebed naderen tot Gods troon, niet die troon waar Kloos in z’n gedicht op doelde. ‘k Heb niet zo’n vastgeroest idee over de figuur Jezus. Vast staat voor mij dat Jezus allereerst Bemiddelaar is tussen God en zondige mensen en optreedt als hun Advocaat. ‘k Besef, dat Jezus van Zichzelf zegt: Ik en de Vader zijn één (Joh. 10: 30). Niet onmogelijk, dat dit vers niet oorspronkelijk is, maar ‘ingebouwd’ is om dogmatische redenen. ‘k Lees namelijk ook geregeld in de Zweedse Bijbelvertaling, waarin de Lutherse Kerk op meerdere plekken ‘inlegkunde’ pleegt, d.w.z. omwille van de theologie de tekst ‘aanpast’.

4.5 Een rechtvaardige samenleving

Het is een voorrecht om in een vrij land en een democratische rechtstaat te mogen leven. Een samenleving waaraan iedereen, ongeacht afkomst of achtergrond gelijkwaardig kan deelnemen. Dat is nog lang niet overal in de wereld het geval. Maar ook in ons land zijn grote groepen mensen die op de een of andere wijze toch (sociale) uitsluiting ervaren: mensen die werkloos zijn, asielzoekers en mensen zonder verblijfsvergunning, mensen die rond moeten komen van een zeer mager inkomen, mensen die chronisch ziek zijn, mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking. Op grond van ons Quaker getuigenis van gelijkwaardigheid menen wij dat de gemeenschap voor die groepen een zorgtaak heeft en op moet komen voor de zwakkeren in onze samenleving. Daarbij heeft de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid om – bijvoorbeeld door belasting als herverdelingsinstrument te gebruiken – voorzieningen als een minimumloon, een basisverzekering voor de gezondheidszorg, vrije toegang tot onderwijs voor iedereen en sociale woningbouw te scheppen en in stand te houden. Wanneer dit via de belastingheffing nieuwe eisen stelt aan de Vrienden, laten we die dan niet zozeer beoordelen vanuit het persoonlijke belang, maar zien in het licht van de onderlinge solidariteit en rechtvaardigheid. Onze verwerping van het inzetten van (fysiek) geweld richt zich niet alleen op de internationale verhoudingen en oorlogsgeweld, maar ook op structureel geweld. Bijvoorbeeld in de financieel-economische verhoudingen, waardoor ‘de markt’ boven de gemeenschap wordt gesteld en de onderlinge solidariteit tussen mensen ondermijnd wordt. Bezit en eigendom en de daaraan ontleende macht over anderen kunnen het gevoel voor sociale gerechtigheid bij bezitters in de weg staan. Belangentegenstellingen en strijd mogen niet het laatste woord hebben. Door samenwerking, solidariteit en goede wil kunnen we het beste bereiken voor zowel het individu, als voor de samenleving als geheel. Dienstbaarheid als motief voor onze maatschappelijke inzet, in plaats van winstbejag en eigenbelang. Natuurlijke hulpbronnen en nutsvoorzieningen als drinkwateren energievoorziening, gezondheidszorg en onderwijs mogen niet aan marktwerking woden overgelaten, maar horen algemene voorzieningen te zijn. De visie op de samenleving die de overheid ontwikkelt behoort ethische weerklank te vinden bij haar burgers. De overheid dient de wil te hebben een humane visie in praktijk te brengen door het land zorgvuldig te besturen en de bereidheid te tonen alle burgers van ons land te dienen. Wij doen een beroep op de Vrienden om de mogelijkheden die hun gegeven zijn in de netwerken waarin zij dagelijks participeren in dienst te stellen van het realiseren van het hier geschetste perspectief van een rechtvaardige samenleving. Echter, soms brengt het overheidsbeleid ons Quakers in gewetensnood. Dit komt bijvoorbeeld het sterkst naar voren waar het gaat over de spanning tussen het vredesgetuigenis als integraal deel van ons geloofsgetuigenis en de militaire dienstplicht of het via de belastingen moeten meebetalen aan militaire uitgaven. Sommigen onder ons zullen dan innerlijke overtuiging boven burgerlijke gehoorzaamheid plaatsen.

Eenvoud (…) helpt ons de op zichzelf rechtvaardige waarden van het zoeken naar het Koninkrijk Gods en naar een gevulde maag in een zuiverder verhouding tot elkaar te brengen (…) en bij het uit de weg ruimen van dingen die daarbij voor ons een belemmering vormen.
Laura van den Hoek, 1937.

De bewapeningsindustrie, die leeft van de dood en de ellende van medemensen, is een tekenend voorbeeld van de gevolgen, die de winzucht met zich brengt. En de volken, die door hetzelfde motief gedreven worden om mee te doen in de bewapeningswedloop en prestigeoorlogen, zijn er een tweede voorbeeld van. Zo blijkt het gebrek aan eenvoud, dat velen misschien een zaak van weinig belang lijkt, in werkelijkheid een zonde, een gevaar, zowel voor het persoonlijk leven als voor dat der volkeren. Eenvoud van leven is een van de belangrijkste middelen om in deze tijd in de wereld te getuigen van ons Christendom. Daardoor kunnen wij een levende brief zijn van de God van Vrede, Liefde en Eenvoud, die wij wensen te dienen. Uit: een schrijven van de Franse Vrienden aan de Wereldconferentie te Swarthmore, 1937.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 4.4  Maatschappelijke verantwoordelijkheid
Volgende: 4.6  Internationale inzet ==>

4.4 Maatschappelijke verantwoordelijkheid

In de eenentwintigste eeuw leven Quakers in een maatschappij die meer en meer op een ingrijpende manier het privédomein van mensen mede bepaalt. Het is daarom niet alleen op het vlak van de materiële cultuur dat wij keuzen moeten maken die eerder buiten onze horizon leken te liggen. Ook wat betreft onze wijze van leven en ideeën worden wij uitgedaagd keuzen te maken die het ons mogelijk maken kritisch, creatief en betrokken aan de samenleving deel te nemen. Het gaat daarbij niet alleen om de kwaliteit van ons individuele bestaan maar evenzeer om onze maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Het aanbod van materiële cultuur kan het dagelijks leven comfortabeler maken. Anderzijds kan overvloed ons verleiden tot een levensstijl die we hebben leren kennen onder
de naam consumentisme. Moderne communicatiemiddelen hebben het levenstempo versneld en de informatiestromen op een dwingende manier geïntensiveerd. Als consument ondersteunen en stimuleren wij het consumptieaanbod. Reclame dringt ongevraagd bij ons binnen en is een niet meer weg te denken onderdeel van onze economie geworden. Ze suggereert een bereikbare schijnwereld van algehele welstand en welbehagen. Als Quakers voelen wij ons daarom uitgedaagd om een stap terug te doen, door de schone schijn heen te kijken en alleen te kopen wat voor ons op de een of andere manier belangrijk is.

Het leven in een welvaartsstaat confronteert ons met de vraag in hoeverre wij een zorgzame samenleving zijn, maar ook met de vraag in hoeverre wij onze politieke verantwoordelijkheid onderkennen. Maatschappelijke verantwoordelijkheid houdt in het scheppen van optimale mogelijkheden voor ieder mens, ongeacht etnische afkomst, sekse of sociale status, om tot volle ontplooiing te komen in fysiek, moreel, geestelijk en creatief opzicht. In een maatschappij van overvloed en onevenwichtige verdeling van bezit ontstaan makkelijk kostbare gewoonten die een eigen leven gaan leiden. Zij verhinderen mensen om open te staan voor een ander gedragspatroon en een meer creatieve besteding van de tijd en

de middelen waarover zij beschikken. Maatschappelijke verantwoordelijkheid vraagt om transparantie en volstrekte eerlijkheid in zaken. Het kompas zetten op vrije marktwerking kan de verantwoordelijkheid die mensen voor elkaar hebben ernstig aantasten. Ruimte voor goed overleg en aandacht voor een rechtvaardige verdeling van lasten en plichten komt een ieder toe, zowel in de publieke als in de privésfeer.

Onze voortdurende bereikbaarheid suggereert voor veel mensen een niet aflatende beschikbaarheid. Dit kan ons verantwoordelijkheidsgevoel ongelimiteerd aanspreken en uit balans brengen. Eigen tijd voor rust, stilte en inkeer is een essentieel element in ons leven, om ons in staat te stellen op een zinvolle manier deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Waar geloof keert mensen niet van deze wereld af, maar stelt hen in staat er beter in te leven en moedigt hen aan zich in te zetten voor haar verbetering: hun licht niet onder de korenmaat te verbergen, maar op tafel te zetten.

William Penn, 1682, QF&P, 22.17.

De liefde tot het geld kan zich bijna ongemerkt uitbreiden. Datgene, waarvoor eerst onder de druk der omstandigheden werd gearbeid, kan, wanneer wij niet zeer oppassen, ongemerkt ons hart binnensluipen en daar God de plaats betwisten. Het gevaar is niet gelegen in datgene wat de mens heeft, doch in de mate, waarin zijn hart aan het geld hangt en hij er op uit is meer te verwerven en opeen te hopen.”

Britse Jaarvergadering, 1858, QF&P, 20.58.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 4.3  Getuigenissen tegen maatschappelijke misstanden
Volgende: 4.5  Een rechtvaardige samenleving ==>

4.3 Getuigenissen tegen maatschappelijke misstanden

De eerste Vrienden waren het er al over eens dat zij hun inzichten in de praktijk moesten waarmaken. Daardoor kreeg hun diepgevoelde overtuiging dat alle mensen gelijkwaardig zijn de uitwerking dat zij verschoppelingen evenzeer respecteerden als hoger geplaatsten. Dit leidde tot hun gewoonte om hun hoed niet meer af te nemen voor welk medemens ook en om iedereen te gaan tutoyeren. Omdat zij zagen dat het de armen en de machtelozen waren die het meeste leden onder de onverschilligheid van rijken en machtigen – waren dit de eerste misstanden die door de Vrienden werden aangepakt en aan de kaak gesteld.

Het strafstelsel

Al vanaf het begin in de zeventiende eeuw werden de Quakers vervolgd om hun geloofsopvattingen.
Sommige Vrienden kwamen door hun optreden in de gevangenis terecht, waar zij zich door eigen ervaring bewust werden van de erbarmelijke toestanden die daar heer-sten. Zij kregen zorg en ondersteuning van andere Vrienden, die al snel hun hulp uitbreidden tot andere gevangenen. Deze Vrienden probeerden het leed van de mensen te verzachten en begonnen ook les te geven aan de kinderen van de gevangenen, om hun meer kansen te geven op een normaal bestaan. In later jaren is vooral de naam van Elizabeth Fry (1780- 1845) bekend geworden door haar werk in de gevangenis.
Dit getuigenis wordt tot op de dag van vandaag nog uitgedragen. Vrienden bezoeken ook nu nog gevangenen en bekommeren zich om hun re-integratie. In Europees verband hebben Quakers onder andere onderzoek gedaan naar behandeling en rechten van vrouwen in gevangenissen. Via de Quaker Raad voor Europese Aangelegenheden (QCEA) in Brussel is invloed uitgeoefend op het Europese Parlement om tot uniforme regels te komen in het Europese strafstelsel, in het bijzonder voor een milde behandeling van vrouwen (en hun kinderen) in die gevangenissen.

In Amerikaanse gevangenissen is enige jaren geleden door Quakers een programma geïntroduceerd dat snel in veel landen is overgenomen en in ons land, onder de naam Alternatieven Voor Geweld Programma (AVP), door het Genootschap wordt ondersteund. Deze methode heeft ook Nederlandse Vrienden geïnspireerd om cursussen te geven in allerlei conflictsituaties, ondermeer in Palestina.

Medemenselijkheid en verantwoordelijkheid

Soms denken wij, en hopen wij dat we als maatschappij vooruitgang hebben geboekt in de loop der eeuwen. We menen dan dat we middeleeuwse praktijken zoals foltering ver achter ons hebben gelaten.
Maar kijken we om ons heen dan ontdekken we nog grote lacunes op het gebied van medemenselijkheid. Zo is foltering niet iets wat alleen in het verleden plaats vond. Ook nu komt marteling nog veel voor, zelfs door overheidsdiensten.

Vrienden hebben hiertegen altijd geprotesteerd en waren medeoprichters van Amnesty International. Ook waren zij er nauw bij betrokken toen in 1974 in Parijs, in samenwerking met Amnesty, de oecumenische vereniging ACAT werd opgericht (Actie van Christenen voor het Afschaffen van Martelen). Door inzet van Antonie van As, die als vertegenwoordigster van de Quakers in het bestuur kwam, kreeg de vereniging de gelegenheid een stevige start te maken vanuit het Quaker centrum in Parijs. De vereniging zet zich in voor de afschaffing van martelpraktijken en van de doodstraf. Wereldwijd, ook in Afrika, is sindsdien een groot aantal ACAT’s opgericht, die zich verenigden in een internationale federatie tegen martelen.

Het streven naar vrede en rechtvaardigheid werd door Keniaanse Quakers ter sprake gebracht in een moedige brief die de Friends Church in Kenia (FCK) in 2008 verzond aan de leiders van het land. In 2008 braken na frauduleus verlopen verkiezingen op grote schaal etnische onlusten uit die veel mensen het leven kostte en een grote vluchtelingenstroom op gang bracht. De Keniaanse Quakers bekritiseerden de overheid openlijk en vroegen de Keniaanse Raad van Kerken om steun. Deze schakelde ook de Wereldraad van Kerken in. Uiteindelijk oefende zelfs de Verenigde Naties druk uit op Kenia om vrede en verzoening te bewerkstelligen.

Ons geloof daagt ons uit: worden wij een verdeeld volk dat wordt meegesleurd door de stromen van wantrouwen, angst, arrogantie en haat die spanningen in de wereld veroorzaken; of besluiten wij moedig en in vertrouwen dat wij een brug kunnen worden door die elementen te verbinden die waarheid, gerechtigheid en vrede bevorderen. De jeugd heeft het over de hele linie het zwaarst te verduren. Er bestaat een ijzige kloof tussen hen en de ouderen. Zij voelen zich bedrogen. Een hongerig mens is een boos mens.”
Uit de verklaring van de Keniaanse Quakers, VK. Feb.2008.

Slavernij

In onze tijd is slavernij nog niet uitgebannen, hoewel de vormen ervan soms nieuw zijn. Daarom heeft het Europees Hof in Straatsburg in 2009 een definitie gegeven van onderworpenheid en slavernij: “Hiervan is sprake als het slachtoffer het paspoort is ontnomen, van zijn vrijheid is beroofd en in mensonwaardige omstandigheden moet leven en werken.”

De zorg die Vrienden van oudsher hadden en nog hebben voor gevangenen, grenst aan de zorg over de slavernij. Met trouwe hardnekkigheid hebben zij gestreden voor de beginselen van recht en billijkheid en tegen het onrecht dat men medemensen aandoet door hen in slavernij te houden. In de VS hebben Vrienden als John Woolman (1720-1772) de Quakers in eigen kring laten inzien dat het houden van slaven moest stoppen, waarna ook het bestuur van de staat Pennsylvania tot dat inzicht kwam. Vrienden daar hielpen nadien weggelopen slaven via een ‘Underground Railroad’ te vluchten naar veiliger gebieden, waar zij in vrijheid konden leven. En John Woolman ging zelfs naar Engeland om daar te getuigen tegen de slavernij (zie bladzijde 37). In 1727 nam de Britse Jaarvergadering een Minuut aan die het houden van slaven door Quakers afwees. In 1772 werd dit uitgebreid tot het houden van slaven door wie dan ook en in 1822 richtte de Britse Jaarvergadering zich tot de inwoners van Europa: “Het evangelie van onze Heer Jezus Christus is een systeem van vrede, van liefde, van genade, en van goede wil. De slavenhandel is een systeem van fraude en verkrachting, van geweld en wreedheid… Dat wat moreel verkeerd is kan niet politiek juist zijn.” (QF&P 23.26.).

Over de hele wereld worden ook nu nog in arme landen mensen overgehaald om ergens anders te gaan werken, waar het loon hoog zou zijn en de banen voor het opscheppen zouden liggen. Vaak worden zij slachtoffer van mensenhandel en belanden dan in een situatie die alleen maar als slavernij omschreven kan worden. Vrouwen worden gevangen gehouden en gedwongen tot prostitutie. Mannen worden gevangen gehouden en gedwongen te werken in ondergrondse en open mijnen waar op veiligheid niet wordt gelet. Ook in Nederland komt het voor dat gastarbeiders onder erbarmelijke omstandigheden moeten wonen en werken.

De opvang van de slachtoffers van mensenhandel schiet nog tekort.
Vandaag de dag wordt veel aandacht besteed aan het feit dat jonge kinderen in bepaalde landen gedwongen worden te werken, onder andere op vuilnisbelten, in tapijtweverijen, speelgoedfabrieken of de toeristenindustrie. Kinderen worden verkocht, bijvoorbeeld als jockeys bij kameelraces – een gevaarlijke sport met vaak dodelijke gevolgen. Ook worden soms kinderen ingezet om landmijnen te zoeken in landbouwgronden.
Kinderhandel en de uitbuiting van kinderen is een groter probleem dan vroeger gedacht werd. Wat die kinderarbeid laat voortduren is de gewoonte om bepaalde groepen, zoals vrouwen en kinderen, als minderwaardig en overtollig te behandelen en om met geweld te reageren, ook op geweldloze bewegingen die naar verandering streven.De al te veel voorkomende exploitatie van kinderarbeid is een schandaal.
Vrienden worden aangemoedigd om bij hun bestedingen rekening te houden met de manier waarop producten tot stand komen.
In verscheidene Afrikaanse landen zijn strijdende partijen gebruik gaan maken van kindsoldaten. Deze jongens en meisjes worden eerst blootgesteld aan zoveel vreselijk geweld dat zij afgestompt raken, waarna hun wordt geleerd met eigen wapens anderen hetzelfde geweld aan te doen. Het bevrijden van deze kinderen is niet eenvoudig, maar hun re-integratie en het verwerken en verzachten van de pijn die zij met zich meedragen is de werkelijke uitdaging. Door de inzet van onze Quakervertegenwoordiging bij de Verenigde Naties is het thema ‘kindsoldaat’ op internationale agenda’s gekomen (zie 4.6).

Discriminatie en Racisme

Vanuit de overtuiging van de gelijkwaardigheid van ieder mens is het nodig iedere vorm van superioriteitsgevoel en discriminatie te weren uit het dagelijkse leven. In het bijzonder discriminatie op grond van ras, volk, afkomst, sociale klasse, religie, seksuele geaardheid en leeftijd.

Discriminatie neemt in de loop van de jaren steeds andere vormen aan en duikt ook steeds weer op in onze Nederlandse samenleving.
Als kinderen gezien worden als rechteloos, is hun jeugd kort en zwaar, terwijl de nawerking van deze behandeling hun hele verdere leven nadelig beïnvloedt. <\p>

Vrouwen worden in veel streken als minderwaardig gezien. Zij staan hierdoor vaak bloot aan verminking en slavernij, zij krijgen geen opleiding, worden gedwongen tot het dragen van verhullende kleding of kunnen zomaar worden ingeruild voor een andere partner als hun echtgenoot het wil. Aan de standenmaatschappij van India lijkt niets veranderd te kunnen worden, zo diep geworteld is die in de geesten van mensen.

Quakers willen het getuigenis van de gelijkwaardigheid in hun leven tot uiting laten komen door hun onvoorwaardelijke acceptatie van iedere persoon.

Asielzoekers

Binnen het Genootschap heerst grote bezorgdheid over de behandeling van asielzoekers. Hierbij vormen de uitgeprocedeerden een aparte categorie en zij worden met zeer grote problemen geconfronteerd. Voor de burgerlijke stand bestaan zij niet. Ze worden door de Nederlandse overheid illegaal verklaard. Ze mogen niet werken, komen niet in aanmerking voor een huis of financiële ondersteuning. Als zij niet terug kunnen naar hun eigen land, komen zij op straat terecht en geraken soms in de criminaliteit.

In Nederland houdt de interkerkelijke stichting INLIA (Internationaal Netwerk van Lokale Initiatieven voor Asielzoekers) zich bezig met de opvang en ondersteuning van deze groep mensen. Ons Genootschap als geheel en ook de afzonderlijke Maandvergaderingen ondersteunen deze stichting op verschillende manieren.

Uitputting van onze aarde

Afgezien van de economische kant van dit onderwerp, is hier sprake van diverse sociale misstanden. Gewoonlijk is het slechts een kleine groep mensen die profiteert van bepaalde bodemschatten en natuurlijke hulpbronnen, terwijl een veel grotere groep daardoor in een underdog positie komt en in zijn leefmogelijkheden sterk wordt beperkt. Een navrant voorbeeld is de voortgaande kap van tropische regenwouden voor het oogsten van speciaal hout of voor het vrijmaken van grond voor soja-aanplant, suikerriet of oliepalm. Zowel mensen als dieren worden hiervan de dupe, terwijl de schade die aan het wereldmilieu wordt toegebracht nog nauwelijks in kaart is gebracht.

We zijn ons ook bewust geworden van de vraag: “Van wie is de zee?”
Hebben we de zee weggegeven aan de steeds ‘beter’ uitgeruste grotere vissersboten, aan een handvol wereldbewoners die eruit mag roven wat er in zit, op jacht naar geld? Of blijft de zee van ons allemaal en hebben we allemaal iets te zeggen over de manier waarop we met deze natuurlijke rijkdom moeten omgaan? Er zijn vistechnieken die de zeebodem grondig vernielen en het bodemleven letterlijk verwoesten, waarna bovendien 75 procent van de vangst dood overboord gegooid wordt als ongewenste bijvangst. Over de oceanen snellen gretige vissersschepen uit landen als Japan en Taiwan, die het de kleine vissers aan de Afrikaanse kust onmogelijk maken nog een redelijke vangst binnen te halen.
De zee is stervende. Ongelukken met olieplatforms brengen grote schade toe aan het zeeleven. Er drijven op meerdere plaatsen eilanden van plastic (de zgn. ‘plastic soep’) op het water, zo groot als half Europa. Opruimen ervan is buitengewoon moeilijk en kostbaar. Het plastic komt via de vissen in de voedselketen terecht. Heel langzaam worden hier en daar reservaten ingesteld, die het leven binnen die gebieden de kans geven zich te herstellen.
Ons Genootschap kan misschien geen invloed uitoefenen op deze gebeurtenissen, die toch ieder weer een nieuwe groep misdeelden en slachtoffers doen ontstaan. We willen echter alert blijven en proberen ook op dit gebied de meningen te doen
veranderen. Gewenning aan beelden van geweld, schrijnende armoede, de gevolgen van gebrek aan zorg en geborgenheid, overkomt ons soms zonder dat wij het merken. Zo is het van belang te beseffen dat wij – als consumenten – een deel zijn van het probleem. We kunnen er echter ook voor kiezen een deel van de oplossing te worden door bewuster te consumeren, fair trade- en duurzaam geproduceerde producten te kopen en erop te letten dat de producten die we kopen niet met kinderarbeid tot stand zijn gekomen.

Het is het gevoelen van deze vergadering dat het importeren van negers uit hun geboorteland en weg van hun familie voor Vrienden geen prijzenswaardige noch toegestane praktijk is en daarom door deze vergadering wordt afgekeurd.
Britse Jaarvergadering, 1727.

We voelen dat we op dit ogenblik nog eens onze standvastige oppositie tegen de doodstraf moeten uiten. De heiligheid van het menselijk leven is een van de fundamenten van een christelijke samenleving en kan onder geen enkele omstandigheid worden genegeerd. Wij bekommeren ons daarom om alle slachtoffers van geweld, niet alleen om de moordenaar maar ook om hen die lijden door zijn gedrag.

Britse Jaarvergadering, 1956, QF&P, 23.97.

Foltering is niet een sporadische gebeurtenis in dit of dat land, maar een moreel verderfelijke invloed die zich over de wereld heeft verspreid, zelfs tot in regeringen die prat gingen op hun beschaafde gedrag. Foltering is niet alleen systematische fysieke mishandeling maar kan ook misbruik van psychologie en andere wetenschappen en technologieën omvatten.Zal dit kwaad ons tot actie aanzetten, zoals ons Genootschap eens werd aange- spoord door het kwaad van de slavernij?

Britse Jaarvergadering, 1974, QF&P, 23.30.

Maar optimisme in de toekomst mag door niemand belachelijk gemaakt worden, al vergist het zich honderd keer. Het is de gezondheid van het leven.
Laten we dan attent zijn op de kleine tekenen, die erop wijzen dat we toch op weg zijn naar een betere samenleving.

Zoals blijkt uit het inzicht dat gevangenschap niet leidt tot betere levenshouding; en er hartelijk mee instemmen als jonge mensen, die niet uit misdadigheid, maar uit balorigheid tekeergingen, in de gelegenheid gesteld worden iets daarvan weer goed te maken, en hun straf buiten de gevangenis, in vrije tijd, als werk te ‘boeten’, zodat ze hun betrekking niet behoeven te verliezen en in de maatschappij acceptabel blijven. In Engeland wordt dit systeem al gedurende enige tijd toegepast.

Sophia Gregorius, 1981.

Helende benaderingen zoeken naar een balans tussen de behoeften van het slachtoffer, de dader en de gemeenschap, via processen die de veiligheid en waardigheid van allen in stand houden. Liz Scurfield en Martina Weitsch 2009 (Friends Quarterly no. 2).

In Quaker kringen is de laatste tijd een stroming op gang gekomen die streeft naar herstellende of helende rechtspraak. Dat is een vredelievende manier van probleemoplossing (bij schendingen van het recht en het letsel of de schade die slachtoffers daarvan werd toegebracht) als het recht wordt geschonden en de slachtoffers daardoor letsel of schade ondervinden. Deze benadering kan vele vormen aannemen: van die van internationale vredestribunalen zoals de Waarheids- en Verzoeningscommissie in postapartheid Zuid-Afrika, alsook van innovaties binnen ons strafrecht, onderwijsstelsel, sociale diensten en gemeenschapsleven.

Bij helende benaderingen verplichten zich zowel zij die letsel of schade geleden hebben, de slachtoffers, als de daders én de gemeenschappen waarvan zij deel uitmaken, aan het samen zoeken naar die oplossingen voor hun onderlinge problemen die verzoening en het herstel van de relaties inhouden. Herstellende rechtvaardigheid streeft ernaar relaties te ontwikkelen die het mogelijk maken wederzijds verantwoordelijkheid te nemen voor opbouwende reacties op misdragingen binnen onze gemeenschappen. Gemikt wordt op een evenwichtige benadering van de behoeften van zowel het slachtoffer als de dader en de gemeenschap, met behulp van processen die op heling en verzoening zijn gericht.

Liz Scurfield, 2009, Friends Quarterly, no. 2.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 4.2  Vredesgetuigenis in de praktijk
Volgende: 4.4  Maatschappelijke verantwoordelijkheid ==>

4.2 Vredesgetuigenis in de praktijk

Inleiding

Het Vredesgetuigenis is waarschijnlijk het meest bekende van de Quaker-getuigenissen. De grondleggers van het Genootschap zochten de persoonlijke ervaring van de liefde en de kracht van Christus in hun stille wijdingssamenkomsten. Zij geloofden dat het Licht van God schijnt op een ieder die in deze wereld komt, of anders uitgedrukt: dat er iets van God in ieder mens leeft. Jezus’ voorbeeld je naaste lief te hebben als jezelf werd door de Vrienden dan ook gezien als een aansporing rechtvaardig te zijn tegenover medemensen en zoveel mogelijk een eenvoudige levensstijl te ontwikkelen. Het ‘sociale’ en ‘soberheids’ getuigenis, zowel als het vredesgetuigenis van de zeventiende-eeuwse Quakers komen dus voort uit het respect voor ‘dat van God’ in ieder mens, dwars tegen de werkelijkheid van het kwaad in de wereld in.

De eerste Vrienden erkenden uiteraard de werkelijkheid van goed en kwaad in deze wereld, maar zij geloofden dat het inzetten van oorlog en dodelijk geweld niet in overeenstemming is met de geest van Christus. De uitspraken van Jezus zoals die werden opgetekend in de Bergrede kunnen ons daarbij een leidraad zijn.
Het getuigenis voor vrede in woord en daad is door de eeuwen heen een bron van inspiratie geweest voor vele generaties Vrienden. Telkens opnieuw is het door Vrienden uitgedragen en herbevestigd, ook als hun dit duur kwam te staan en dit tot gevangenisstraf of zelfs de dood leidde. Ook als Genootschap zijn we trouw gebleven aan ons Vredesgetuigenis door vast te houden aan een gemeenschappelijk getuigenis tegen iedere vorm van oorlog en geweld, door geweldloze conflictbemiddeling en internationaal hulpen verzoeningswerk. In ons persoonlijk leven moeten we echter voortdurend worstelen om onze geloofsovertuiging te verzoenen met de weerbarstige wereldse werkelijkheid.

Overwegingen bij het Vredesgetuigenis

Het Vredesgetuigenis van de Vrienden is gedurende de meer dan 350 jaren van het bestaan van ons Genootschap niet een op zichzelf staande, dogmatische verklaring geweest, maar de formulering van een opdracht die in uiteenlopende situaties door Quakers individueel of als groep in diep gewetensonderzoek vervuld werd. Het Vredesgetuigenis vloeit voort uit het geloof in het innerlijk Licht, “dat van God in ieder mens”. Dit geloof weerhoudt de Vrienden hoe dan ook ervan mensen te doden. Het Vredesgetuigenis kan voor Quakers niet een dode letter blijven, maar vraagt om tot leven gebracht te worden.

Ter verduidelijking drie voorbeelden:

  • Het nog steeds geldende Vredesgetuigenis van 1660 is een vroeg voorbeeld van de pacifistische levenspraktijk van Quakers omdat zij verklaren: ‘nimmer met uiterlijke wapens te strijden en oorlog te voeren tegen wie dan ook, niet voor het Koninkrijk van Christus en niet voor de koninkrijken van de wereld”. Met deze verklaring richtten zij zich tot Karel II, de Engelse koning, om zich te onderscheiden van diegenen die verdacht werden van plannen om de gevestigde orde omver te werpen: “Een verklaring van het onschadelijke en onschuldige volk van God tegen alle samenzweerders en strijders in deze wereld”. Het is dus een verklaring die niet alleen een ethische keuze inhoudt, maar toen ook een politiek-strategische daad was.
  • Ruim honderdvijftig jaar later schildert de decoratieschilder Edward Hicks (1780- 1849) zijn voorstellingen van het Koninkrijk van de Vrede. Hij verwijst daarmee naar het Vredesgetuigenis als inspiratie voor een politiek-economisch verdrag dat uniek is in de geschiedenis van de Verenigde Staten van Amerika. De ‘Peaceable Kingdom” schilderijen tonen de Quaker William Penn die met de Indianen een verdrag sluit (1681) voor een vreedzaam en respectvol samenleven van de Indianen en de nieuwe bewoners op het omvangrijke grondgebied dat Penn toeviel in een schuldvereffeningszaak met de Engelse koning.
  • Het derde voorbeeld betreft een individueel getuigenis waarbij overtuigende argumenten ruimte maken om tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te komen. In 1918 staat Corder Catchpool (1883-1952) voor de krijgsraad nadat men hem bij de herinvoering van de militaire dienstplicht als gewetensbezwaarde veroordeeld had tot gevangenisstraf. Hij overtuigt de krijgsraad van de zin van zijn inlijving in de Friends Ambulance Unit in plaats van zijn principes te overdenken in een gevangeniscel: “Heden moet een man een daad stellen. Ik geloof, met de kracht van heel mijn wezen dat ik, hier staande, ben geroepen in actieve dienst als een soldaat van Jezus Christus, die ieder mens vraagt getrouw te zijn aan het plichtsgevoel dat in zijn ziel gelegd is” (QF&P 24.23). Het getuigenis verwijst naar een ander perspectief: dat van soldaat van een wereldlijk leger naar de dienst van een volgeling van Christus. Met het Vredesgetuigenis kiezen Quakers voor een weg vanuit een profetisch getuigenis, voor een weg die afwijkt van de wereldse weg. Wij zetten daarop een eerste stap door dodelijk geweld onvoorwaardelijk af te wijzen en ons te verplichten om alles wat tot geweld kan leiden te weerstaan.

De tegenwoordig veel gehoorde pleidooien voor de rechtvaardige oorlog en de zogenoemde humanitaire interventie liggen nadrukkelijk niet op onze weg. Zij gaan in tegen de intenties van het Vredesgetuigenis. Wij vinden dat geen enkel doel de inzet van dodelijk geweld kan rechtvaardigen.

Wij weten dat het niet eenvoudig is om tot vreedzame oplossingen van conflicten te komen in een wereld die sinds mensenheugenis lijdt onder machtsstrijd, dictaturen, fanatici, racistisch geweld en opzettelijke vernietiging van menselijk leven. In de Tweede Wereldoorlog was er sprake van lijden van onschuldige mensen dat zijn weerga in de geschiedenis niet kent: het rationeel geplande massale uitmoorden van homoseksuelen, zigeuners en Joden in concentratiekampen. Na die oorlog meenden velen dat iets dergelijks nooit meer mocht gebeuren. Desondanks is het er niet beter op geworden, we hoeven alleen maar te denken aan de Goelag, aan Rwanda en andere ‘etnische zuiveringen’, aan de Islamitische Staat. Met het oog op al dat geweld lijkt onze weg een naïeve keuze. Dat is het echter juist niet: om alternatieven voor geweld te zien, is een heldere blik op geweld en de oorzaken ervan een eerste vereiste. En slechts wanneer geweld als oplossing radicaal wordt afgewezen, worden andere oplossingen zichtbaar, oplossingen die altijd de andere partij als gelijkwaardige in het proces betrekken.

Het Vredesgetuigenis en de geweldloze weerbaarheid confronteren ons in het bijzonder met de “geschonden heelheid” die mensen tekent. Dat verbindt ons met degenen die
een uitweg uit dit dilemma proberen te vinden in de rechtvaardige oorlogsleer’. Dikwijls moeten wij constateren dat mensen leven in een vrijheid die met wapens is beveiligd en bevochten. Dit feit vraagt om respect voor degenen die op grond van hun geweten wel de wapens opnemen.

Trouw zijn aan ons Vredesgetuigenis brengt een spanning met zich mee voor zowel iedere individuele Vriend als de Quaker gemeenschap. Een ethisch dilemma waar zij die voor
de geweldloze weg kiezen niet argeloos over heen kunnen stappen. De keuze voor vrede brengt de verantwoordelijkheid met zich mee voor de gevolgen van die keuze. Voor vrede kiezen betekent niet passief aan de goede kant staan, maar constructief, actief, in het besef dat er geen schone handen zijn, met veroorzakers van geweld in gesprek gaan op zodanige wijze dat zij zich niet afsluiten, maar de gelegenheid krijgen in openheid te luisteren.

De keuze voor agressie is vaak makkelijker dan de lange en moeilijke weg die het vredesgetuigenis van ons vraagt. De keuze tegen agressie is een keuze die elke dag opnieuw gemaakt moet worden.

Toch geloven wij dat het Vredesgetuigenis en de Bergrede ons oproepen de verleiding van een gewelddadige vrede te weerstaan. Wij geloven dat noch het dreigen met massavernietigingswapens, noch het gebruik van zogenoemde conventionele wapens waarachtig het Koninkrijk van de Vrede, waarvan het profetisch getuigenis spreekt, dichterbij zullen brengen.

Wij zullen ons ervan bewust moeten zijn dat de keuze voor de weg van geweldloosheid ons niet tot een triomfantelijk volgen van die weg brengt. Het ons toevertrouwde Vredesgetuigenis vraagt van ons een levenswandel en een kracht “die de aanleiding en de eigenlijke kiem van elke oorlog wegneemt” (George Fox in zijn toespraak tot de leiders van het Gemenebest in 1651). “Ik zei hun dat ik gekomen was tot het verbond van vrede dat bestond voordat oorlogen en strijd waren” (QF&P 24.01). Het getuigenis is geen eindpunt maar juist een begin van een voortdurende betrokkenheid bij het zoeken naar alternatieven voor geweld en naar geweldloze oplossingen.

Het getuigenis is radicaal, maar wordt in de loop van de Quaker geschiedenis noodzakelijkerwijze ook opnieuw geïnterpreteerd. Voor veel Quakers geldt het vredesgetuigenis nu ook in het persoonlijke en sociale leven van alledag. Agressie in de publieke ruimte is sterk toegenomen. Waar we agressie tegenkomen, willen we proberen vreedzaam in te grijpen.

Vredesgetuigenis

Ons principe is altijd geweest de vrede te zoeken en te onderhouden, naar gerechtigheid en het kennen van God te streven, zoekend naar het goede en welzijn en dat te doen wat leidt tot vrede van en voor allen.
Wij verwerpen met grote nadruk alle uitwendige oorlog en strijd, en het strijden met uiterlijke wapens, voor welk doel en onder welk voorwendsel dan ook, en dit is ons getuigenis voor de hele wereld. De Geest van Christus waardoor wij ons laten leiden, is niet veranderlijk, en kan ons dus niet het ene ogenblik van iets afhouden omdat het verkeerd is, en ons er dan weer opnieuw toe brengen; en wij weten heel zeker, en betuigen voor de hele wereld dat de Geest van Christus die ons leidt in waarheid, ons nooit zal aansporen om met uiterlijke wapens te strijden en oorlog te voeren tegen wie dan ook, noch voor het Koninkrijk van Christus, noch voor de koninkrijken van deze wereld.
George Fox en andere Vrienden , 1660, QF&P 24.04.

Het enige wat ik jammer vond, en allen met mij, was het feit dat er zo weinig tijd overbleef om de vraag te beantwoorden: “Wat kan ons kleine groepje nu en in deze tijd van krankzinnige bewapening en aanwakkering van de oorlogsgeest doen om de mensen weer te wijzen op het eerste gebod van Hem, naar wie wij ons noemen?” en hoe zal onze houding straks, wie weet hoe gauw, zijn, als wij voor de keus “Christus” of ‘Mars” gesteld worden?.

Laura van der Hoek, 1936.

Het is om meer dan één reden belangwekkend om na te gaan, in hoeverre het Quaker geloof de aard van het Quaker pacifisme bepaald heeft. Hiermee hangt b.v. de vraag samen, of het Quaker pacifisme alleen maar een door traditie verankerd, eerbiedwaardig ‘dogma’ is (en dus een inconsequentie ten aanzien van een geloof dat eerbied heeft voor ieders innerlijke stem), dan wel, of dit pacifisme vanzelfsprekend uit het levende Quaker geloof voortvloeit. Toen wij onze Quaker groep begonnen, hebben verscheidene van ons dit laatste betwijfeld. In de loop der jaren heeft echter de overtuiging meer en meer veld gewonnen dat het Quaker pacifisme organisch en onafscheidelijk aan het Quaker geloof verbonden is. Zij het ook dat het geloof, als oorsprong, primair blijft.

Piet Ariëns Kappers, 1938

Voor alle weldenkende mannen en vrouwen is de huidige situatie hartverscheurend. Het barbaarse momentum van oorlog sleept ons allen mee. We wensen een rechtvaardige vrede. Echter, om vrede te bereiken, zo wordt gesteld nu Chungking, Rotterdam en Coventry vernietigd werden, moeten ook de dammen in de Eder en de Möhne worden vernietigd en hele districten van Hamburg worden weggevaagd… Ware vrede gaat gepaard met vrijheid van tirannie en met echte tolerantie, condities die in een groot deel van Europa geschonden worden en niet vervuld in andere delen van de wereld. Ware vrede kan niet gedicteerd worden, zij kan alleen maar opgebouwd worden in samenwerking tussen alle volkeren.

Geen van ons, geen land en geen burger, is vrij van enige medeverantwoordelijkheid voor deze situatie met zijn conflicterende problemen… De weg van ware vrede wordt niet gevonden in een beleid van onvoorwaardelijke overgave, door wie dan ook geëist. Zij vraagt van mensen en staten hun gemeenschappelijk broederschap te erkennen, de wapens van integriteit, rede, geduld en liefde te gebruiken, nooit te berusten in de wegen van de onderdrukker, altijd klaar om te lijden met de onderdrukten.

Britse Jaarvergadering, 1943

Vele mensen beschouwen de spanning tussen Oost en West als te groot om overwonnen te kunnen worden. Wij menen dat deze spanning veroorzaakt wordt door het niet begrijpen van elkaar, hetgeen leidt tot wederzijdse vrees. God echter toont ons het kwade, dat in ons eigen hart is en dat ons verhindert om anderen te zien als onze medemensen. Ongeacht de afloop van de tegenwoordige wereldsituatie moeten wij trouw zijn aan onze overtuiging dat oorlog onverenigbaar is met de geest van Christus. Denkend aan het feit dat elke meerderheid eens een minderheid was, kunnen wij alleen de wereld verbeteren door met onszelf te beginnen en door de goddelijke leiding te gehoorzamen. Daarom zijn onze harten met allen, die streven naar enige vorm van wederzijds begrip, verzoening en samenwerking.
Zendbrief Internationale Jonge Vrienden Bijeenkomst, Nederland, Ommen, 1948

De ervaringen die we hebben opgedaan in bezettingstijd en de gebeurtenissen in Indonesië hebben ons geleid tot hernieuwde bezinning, zodat wij de behoefte gevoelen ons vredesgetuigenis opnieuw te beleven en onder woorden te brengen. Wij zijn dankbaar voor de grote mate van eendracht waarin wij dit hebben kunnen doen, ondanks verschillende schakeringen van inzicht. Bij ons allen is een ernstige vredeswil aanwezig, maar wij voelen ons gedrongen om het oude Quakergetuigenis te confronteren met de realiteit van deze tijd, waarin de tegenstellingen veel scherper zijn en daarom ook een meer volstrekte keuze eisen dan wij voelen tot nu toe te hebben gedaan. Wij willen met ons getuigenis niet oproepen tot het gehoorzamen aan een opgelegd gebod, waarvan wij de ontoereikendheid in bezettingstijd hebben ervaren, maar tot een innerlijke gebedshouding, waardoor het ons mogelijk zal worden om “te leven in de kracht van dat Leven en die Kracht, die de oorzaak van alle oorlog heeft weggenomen”. Zendbrief Nederlandse Jaarvergadering, 1949

Luidruchtig pacifisme, goede intenties, maar weinig liefdevol qua middelen, heeft geen plaats in ons Vredesgetuigenis, wat een vrucht van ons geloof is die het hele leven raakt.
Hugh Doncaster, 1969 , Friends Quarterly, blz. 290.

Mijn land (Ierland) was grotendeels katholiek en in een vrijheidsstrijd gewikkeld. Veel van onze gesprekken gingen hierover. Hierdoor werden we dagelijks met allerlei problemen geconfronteerd. De meningen in mijn familie waren verdeeld – pacifisten en niet-pacifisten, eenheid met Engeland en tegen de eenheid – het was hierdoor niet bepaald rustig, gelukkig was er wel een soort “tolerantie”. In onze gesprekskring werd hierover druk gediscussieerd.

De oudere Vrienden luisterden naar ons, dit vonden we geweldig en we maakten er flink gebruik van. Oorlog vonden we vanzelfsprekend onzinnig – de Eerste Wereldoorlog was toen gaande – wij vonden oorlog onlogisch, niets werd hierdoor opgelost.
Kitty Arps, 1972.

Wat mij het meest aanspreekt, is: wij geloven dat in elk mens een vonkje van God is en dat we moeten proberen elkaar op dat niveau te ontmoeten. Via de vredesbeweging had ik internationale contacten; constateerde dat ik in India met een Hindoe-geestverwant beter kon praten dan met mijn Limburgse buurman. Veel conflicten zouden kunnen worden opgelost, als de mensen elkaar als gelijkwaardig zouden kunnen accepteren.

Coby Molenaar, 1981.

Het punt waar ik altijd op stuit bij het denken over het vredesgetuigenis is, dat oorlog en agressie volgens mij deel uitmaken van het leven. Ik zie de kiemen ervan ook duidelijk in mijzelf. Dat is eigenlijk wat mij weerhoudt me pacifist te noemen. Ik denk namelijk dat je deze dingen in jezelf eerst zal moeten leren accepteren, om er daarna een duidelijke verhouding toe te vinden… Daar streef ik ook naar.

Marianne IJspeert, 1981.

De aankomst van de Amerikaanse wapens in onze havens en de verschillenden reacties hierop hebben mij doen realiseren hoe nauw wij reeds bij de hele tegenstelling Amerika-Rusland betrokken zijn. Nu reeds beheerst deze het dagelijks leven van de havenarbeiders, maar binnen hoeveel tijd zullen ook wij voor dergelijke arbeid staan?

Daarom wilde ik de Vrienden vragen tezamen bij dit feit te blijven stilstaan om ons af te vragen, wat onze houding in zo’n situatie zou zijn en of wij hierin niet iets te zeggen hebben. Want wat baat het om een Wereldconferentie voor te bereiden met studies over het probleem Oost-West als wij ons van deze kleine gebeurtenissen vlak bij geen rekenschap geven?
Otto Boetes, 1982.

Bij ‘stille diplomatie’ achter de schermen ben ik de afgelopen jaren betrokken geweest in die zin dat ik deel uitmaakte van de gezamenlijke pan-Europese Quaker-Doopsgezinde werkgroep ‘Steps to True Security’ die in de jaren 1988-1990 in Quaker-House in Brussel diplomaten uit het Oostblok en het Westblok met elkaar in gesprek bracht in een tijd dat diplomatieke vertegenwoordigers van de NAVO-lidstaten geen collega-diplomaten uit Oost-Europa mochten ontvangen en te woord staan in het NAVO-hoofdkwartier. Boeiende gesprekken werden gevoerd op het ‘neutrale terrein’ van Quaker-House over een totaal ander veiligheidsbeleid voor Europa. Daarin suggereerden de vertegenwoordigers van de Doopsgezinden en de Quakers onder meer dat er wellicht een tijd zou komen dat er nauw samengewerkt zou worden met Rusland, de ‘vijand’!

Bedacht dient te worden dat deze dialoog tussen Oost en West plaatsvond nog voor de val van de muur in Berlijn!
Kees Nieuwerth, 1999.

Het is goed ons te realiseren dat het vredesgetuigenis meer is dan een standpunt of een getuigenis tegen oorlog. Het is een getuigenis voor vrede. Vrede is makkelijk als er geen vijand is. Ons vredesgetuigenis en ons dagelijks leven voegen zich dan moeiteloos in de vrede die in onze directe en wijdere omgeving heerst. We vergeten dan al te gemakkelijk dat we ons soms plotseling met het Vredesgetuigenis van de Vrienden op een andere weg bevinden dan op de weg van vredelievende mensen-in het-algemeen die op grond van hun geweten het geweer (nog) niet gebroken hebben, die hun zwaarden (nog) niet omgesmeed hebben tot ploegijzers.

Ik moet mij realiseren dat mijn radicaal pacifisme zijn vorm en inhoud mede heeft gekregen onder de bescherming van potentieel en ‘effectief ’ geweld. Het is nooit beproefd, behalve door het besef dat het geweld dat ik afwijs vrede bracht en door de gedachte die mij soms overvalt dat ik mijn liefste niet kan verdedigen met geweld als ik dat al zou willen: ik heb er niet eens voor geleerd. Niet met vuisten, niet met stokken, niet met schieten of bommen. Fysiek niet, maar ook mentaal niet, ik sta met lege handen. Ik heb de wapens niet eens neergelegd, omdat ik ze nooit heb opgenomen…

Ook het vredesgetuigenis vraagt ons soms loyaliteiten open te breken en conflicten aan te gaan. Het werd mij duidelijk dat niet alleen loyaliteiten naar buiten toe onder druk kunnen komen te staan, maar ook loyaliteiten binnen het pacifisme…
Ja, geweldloosheid als we het vredesgetuigenis serieus nemen, ziet ook af van snelle “efficiënte” gewelddadige acties of “een beetje geweld”. En toch kunnen we allemaal in compromissen verzeild raken. Maar laten we oppassen voor een gewild compromis dat we van tevoren inbouwen. Het vredesgetuigenis is niet een getuigenis van de zuiveren, van de schone handen, met een bijbehorende: ‘Kijk ons eens!” Want we weten: wat ooit als een succesvol ‘Speak truth to power’ begon, kan ons later zo tragisch uit de handen vallen.

Tjeerd Dibbits, 2002.

Gewetensbezwaren tegen militaire dienst
en de militaire bestemming van belastinggelden
Wij grijpen deze eerste gelegenheid (na het invoeren van de dienstplicht) aan om uit te spreken dat wij iedere militaire dienstdwang afwijzen (..)De oorlog komt naar onze overtuiging neer op een prijsgeven van het christelijk ideaal en op een verloochening van de broederschap aller mensen. Hij is een kwaad naar welks uitroeiing de hele wereld snakt (…)
Onze tegenstand wordt niet opgeheven door de bepalingen voor gewetensbezwaarden, hoe dankbaar wij daar ook voor zijn. Hierbij denken we niet alleen aan gewetensbezwaarden, maar ook aan velen die zich afzijdig hielden van de militaire dienst niet vanwege een duidelijk motief, maar door een terughoudendheid die zij moeilijk kunnen verwoorden.
Jonge mensen kunnen goed werk doen door voor de rechtbanken te verschijnen teneinde vrijstelling te vragen en hun motieven daarvoor uiteen te zetten. Tegelijkertijd echter kunnen wij niet erkennen dat een menselijke rechtbank ooit een bevoegd rechter kan zijn over iemands geweten. Uiteindelijk is de Bron, waaraan gewetensovertuigingen zelf ontspruiten, de hoogste instantie.
Britse Jaarvergadering, 1916, Book of Christian Discipline, part 2, 1925, blz. 135.

Aan de Vrienden die de militaire dienst weigeren:
Mogen wij als ‘Jonge Vrienden’ van het Genootschap der Quakers in Nederland vanuit ons Pinksterkamp in Maarn jullie zeggen dat wij deze tijd juist voelen elkaar zo nodig te hebben, omdat de wereld, dat zijn wij allen, steeds meer de eis tot naastenliefde verwaarloost.
Jullie, die ons door de daad van die heilige ernst van deze weigering voortdurend een bewijs geven, alle offers daaraan verbonden, zonder zelfzucht te aanvaarden, kunt ervan overtuigd zijn dat in onze groep ook praktisch dit streven tot uiting komt. Wij geloven aan het innerlijke licht in ieder mens, aan de mogelijkheid van een direct contact van God en mens; dus is het voor ons zonde voor God dit innerlijk licht in anderen te beschadigen of te vernietigen
Jonge Vrienden Groep, Karl Heinz Pollatz, Schrijver, 1939.
De nadruk op persoonlijke actie, die in het geval van oorlog afwijzing van deelname betekent, roept onvermijdelijk het probleem op waar de lijn getrokken wordt. In de totale oorlogen van de eerste helft van deze eeuw, aanvaardden Quakers niet-gewapende dienst in de krijgsmacht, dienden zij in een onafhankelijke, ongeüniformeerde ‘Friends Ambulance Unit’, lenigden zij de nood van burger oorlogsslachtoffers, deden alternatieve burgerdienst, gingen de gevangenis in omdat zij welke dienst dan ook weigerden die de oorlogsinspanningen zouden kunnen ondersteunen, zelfs brandwacht. Sommigen weigerden belasting te betalen. Er zijn geen formele regels vastgelegd voor Quakergedrag in deze omstandigheden, anders dan het volgen van Het Licht van Christus. Wolf Mendl, 1974, QF&P 24.12.

De daad het deel van de belastingen bestemd voor militaire doeleinden niet af te dragen kwam voort uit ons gemeenschappelijke getuigenis dat ‘de Geest van Christus die in alle waarheid leidt, ons er nooit toe zal bewegen oorlog te voeren en te strijden tegen mensen met uiterlijke wapens, noch voor het Koninkrijk van Christus, noch voor de koninkrijken van deze wereld’. Dit getuigenis kan soms leiden tot het weerstaan van de eisen van de Staat, wanneer een hogere wet (Gods innerlijke wet) de zwaarste claim op ons legt. We moeten ons er ook bewust van zijn dat , wanneer we in strijd met de heersende wet handelen, we de gevolgen van ons handelen zullen moeten dragen.

Arthur en Ursula Windsor, Britse Quakers, 1992.

Misschien is de meest belangrijke taak in ons leven te blijven getuigen tegen het militarisme dat voortgaat deze wereld en zijn bewoners te vernietigen. Quakers hebben in het verleden geweigerd actief deel te nemen aan oorlogsvoorbereidingen en ernaar gestreefd van militaire dienstplicht ontheven te worden. Velen leden voor hun geloof. Wij zijn geïnspireerd door hun geloof en door hun weigering belasting voor oorlogsdoeleinden te betalen. Zij zijn gevangen gezet en hun bezittingen verbeurd verklaard. Sommigen van ons zitten op dit ogenblik in gevangenissen en goederen van hen zijn verbeurd verklaard, omdat zij een gedeelte van hun belasting niet wilden betalen. Wij willen niet minder belasting betalen, maar wij willen al onze belasting gebruikt zien voor werkelijk vreedzame doelen.

Gerald Drewett, Schrijver European Quaker Network on the Peace Tax Concern, bijeenkomst te Brussel, 1992

Het is verheugend te mogen constateren dat de steun uit kringen van lidkerken van de Raad van Kerken en de vredesbeweging voor onze actie: een wetsontwerp Gewetensbezwaren Militaire Bestemming Belastinggelden aan het parlement voor te leggen, groeiende is.
De Raad van Kerken in Nederland heeft regering en parlement laten weten ons in dit streven te steunen. De beleidsorganen en de meerderheid der lidkerken hebben dit ook schriftelijk bevestigd.
Het IKV heeft recent ook laten weten ons streven te steunen. Vrouwen voor Vrede is van plan ons wetsontwerp tot hun actieonderwerp tijdens de komende tweede Kerkendag te maken.
Kees Nieuwerth, 1992

Burgerlijke ongehoorzaamheid en geweldloos verzet

De waarheid kan worden gezien als een waarde op zichzelf, een waarde die men innerlijk bekijkt. Wie die ervaring deelachtig is geworden, krijgt de waarheid als zodanig lief en ziet daarin iets heiligs. De waarheid schenden, staat gelijk met God schenden. Echter de liefde is heilig en de medemens is heilig vanwege het Licht van God, dat in hem schijnt.

Wie dit gezien heeft, zal er dus naar streven om noch waarheid, noch de liefde, te schenden. Hij zal zoeken naar oplossingen waarin hij aan beide tegelijk recht kan doen. Wanneer de omstandigheden zo abnormaal worden dat men in zeer ernstige mate, òf tegen het een, òf tegen het andere in moet gaan, is dat niet een situatie die vanzelfsprekend met het opofferen van een van de twee kan worden opgelost. Dan heeft men schuldgevoel, wat men ook kiest.
Wat mijzelf betreft zou het schuldgevoel het grootst zijn als ik de liefde en de medemens had opgeofferd. Daarom heb ik in de bezettingstijd de waarheid geschonden. Maar na de oorlog had ik het gevoel, toch tekortgeschoten te zijn, ook al zou ik in dezelfde situatie, als ik weer geen kans zag om waarheid en liefde tegelijk te ontzien, opnieuw hetzelfde doen.
Dina van Dalfsen, 1959.

Het omschrijven van geweldloze actie is moeilijk. Het kan zijn dat we het niet over dezelfde dingen hebben. Zo is op het eerste gezicht de daad een administratiekantoor in Amsterdam met behulp van explosieven op te blazen gedurende de bezetting van Nederland veel gewelddadiger dan het in de nacht stilletjes verwijderen van de wissels van een spoorlijn.

Echter de eerste daad bracht niemand enig letsel toe en spaarde zeer waarschijnlijk het leven van Joden en diegenen die hen verborgen hielden. De tweede veroorzaakte een ontsporing en verwondde zeer waarschijnlijk de bemanning van de trein. Geweldloos verzet geeft geen resultaat op korte termijn, maar het draagt ons voort zoals het sinds vroege tijden deed. Het kan niet vermijden geweld uit te lokken, maar het faalt wanneer als gevolg ervan andere mensen dan de geweldloze activisten omkomen of verwond raken.

Riep Jezus geen geweld op jegens zichzelf?
Jos Brusse, Nederlandse Quaker geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland, In: Quaker Faith and Practice in Aoteora/ New Zealand, 4.17

En in onze tijd, nu het geloof in geweld de pan uit rijst, breekt in velen het inzicht door dat er een eind aan moet komen.
Ik geloof in de macht van de Geest van Liefde, die alleen mensen geluk kan geven en ze tot elkaar brengen. Ik zou dan ook niet in het leger kunnen gaan… Toch is een passief pacifisme niet genoeg. Wij zien steeds meer dat er op wereldwijde schaal oorzaken van geweld, gelegen op sociaal en economisch terrein, uit de weg geruimd moeten worden.

Een nieuwe economische wereldorde is absoluut nodig. En er zullen methoden ontwikkeld moeten worden voor geweldloze weerbaarheid, zolang die orde er niet is.
Bram Burger, 1981.

Pacifist zijn en ondogmatisch zijn kan volgens mij best samen: ondogmatisch is wie te allen tijde bereid is om zijn mening aan kritiek te onderwerpen. Niet wie te allen tijde weigert een principieel standpunt in te nemen. Daarom hoop ik dat we ons zullen afvragen tot welk standpunt ons vredesgetuigenis oproept.

En speciaal voor de vredesbeweging: wie oorlog wil winnen moet zijn technieken kennen, maar wie vrede wil winnen, ook. Geweldloosheid is een zaak van levenslange oefening, niet van het belijden van een dogma. Laten we ons daarom hierin professionaliseren, zodat we ook in moeilijke situaties iets met ons ideaal kunnen doen. We moeten nieuwe mogelijkheden aanspreken: met praktische geweldloosheid. Pas als we kennis hebben van geweldloosheid kunnen we oordelen over de mogelijkheden en beperkingen ervan.

Jethro Zevenbergen, 1992

Quakers en het conflict tussen Israël en Palestina

De stichting van de Staat Israël heeft weliswaar geresulteerd in een eigen land voor vele Joodse vluchtelingen, maar ook tot vele Palestijnse vluchtelingen die daardoor ontheemd waren en geen eigen land meer hadden. Bovendien werd een groot deel van de resterende ‘Palestijnse’ gebieden (bijvoorbeeld de Westbank) later ook nog eens bezet door Israël. Quakers zijn reeds lang present in het Midden-Oosten, bijvoorbeeld in de vorm van een Quakerschool in Libanon en een Quaker meeting in Ramallah. Wij voelen ons dus ook verbonden met Palestina en steunen het gerechtvaardigde streven van het Palestijnse volk naar een eigen staat.

We hebben met ons de vruchten van onze vriendschap, de kracht van ons gemeenschappelijk geloof en de last van ons menselijk falen meegebracht. We waren genoodzaakt pijn en frustratie aan te horen en te delen. Boetedoening voor fouten uit het verleden is tot uitdrukking gekomen. En er is dankbaarheid voor rijke en liefdevolle steun in het verleden.

We hebben een nieuw begin nodig, niet alleen voor onszelf, maar om door te kunnen gaan met het bemoedigen van allen, die zoeken naar vrede in het Midden-Oosten. We bidden dat de resultaten van de tijd die we samen zijn ons zullen helpen iets te ervaren van die vreugde die George Fox voelde toen hij zei: ‘Alles was nieuw en de hele Schepping rook anders dan eerst en op een wijze die met geen woorden beschreven kan worden’.

Uit: Zendbrief van de Quaker Consultatie over het Midden-Oosten op Cyprus 21-25 september 1992

Wij geloven in Gods verborgen omgang met ons en aan Zijn aanwezigheid in alle aspecten van het dagelijkse leven. De God waarover geschreven wordt in Tenach en Evangelie openbaart zich blijvend aan mensen en kan steeds weer inspireren, gelijk de Schrijvers van genoemde boeken. Doordat wij allen geschapen zijn naar Zijn evenbeeld, willen Vrienden steeds “dat van God” zoeken in zichzelf en dat ook aanspreken in onze naasten, zelfs als deze naaste zich vijandig tegenover ons zou opstellen.

Onze huidige visie op, en betrokkenheid bij de etnische, religieuze, economische en politieke conflicten in en rond de staatkundige gebieden van Israël en Palestina, kunnen niet los gezien worden van ons Vredesgetuigenis uit 1660.
Jan de Winter, 2004 (Een Quakerreactie op de Notitie Israëlisch Palestijns/Arabisch conflict van de Samen Op Weg Kerken (Hervormd, Gereformeerd en Luthers – later de Protestantse Kerk In Nederland genoemd).

Zoals jullie weten is onze Quakergemeenschap in Palestina klein in getal; onze mensen zijn geemigreerd wegens de strenge reisbeperkingen, de economische omstandigheden, de politieke en culturele onderdrukking, het directe geweld en de schendingen van de mensenrechten. In mijn hele leven is het bestaan nooit zo zwaar geweest als vandaag in Palestina.

Vrienden, we hebben elkaar nodig op deze reis om het geweld te beëindigen en ons te blijven inzetten voor het herstel van menselijkheid. Ja, het is zo vaak de individuele verbondenheid bij onze samenwerking, die ons de moed geeft om elkaar in het licht te houden, elkaar te ondersteunen, en die wereldwijd begrip en vrede bevordert. Ik bid dat we zowel nederig, alsook gesterkt worden door de omarming van onze Enige God.

Jullie hebben ons zo vaak een verfrissende drank van steun en solidariteit aangereikt; evenzo moeten jullie weten dat velen van ons in Palestina en in de Diaspora hopen dat wij jullie de volharding en moed kunnen bieden die van jullie worden gevraagd op dit moment in de geschiedenis. Ja, het is een voorrecht om te kunnen bevestigen dat alles mogelijk is als we hart en handen, dienst en getuigenis verbinden.

Jean Zaru, Zendbrief Ramallah Maandvergadering, 2006.

ANTWOORD VAN DE NEDERLANDSE QUAKERS OP HET ‘KAIROS DOCUMENT’ VAN PALESTIJNSE CHRISTENEN

Beste Vrienden,
want zo noemde Jezus zijn discipelen, degenen die doen wat hij hun leerde.
Als Nederlandse Quakers, leden van het Religieus Genootschap der Vrienden in Nederland, hebben we met respect kennisgenomen van jullie Kairos document, jullie schreeuw om recht.
Het geeft hoop om jullie liefdevolle houding te herkennen ondanks jullie lijden als gevolg van de bezetting.
Jullie schrijven dat jullie oproep aan ons voortkomt uit een historisch moment van eenheid onder Palestijnse christenen.
Het is goed om te zien dat de eenheid onder Palestijnen inmiddels verder gegroeid lijkt te zijn. Ook wij willen ‘het gezicht van God zien in ieder mens’. Ook ons in ons geloof gewortelde uitgangspunt, is ieders gelijke recht op een menswaardig bestaan en het recht op bescherming van verdrukten.
Het past in onze traditie om vijandsbeelden af te breken, om verbinding en constructieve dialoog te zoeken en om te werken aan gerechtigheid, vrede en veiligheid voor iedereen. Jullie document raakt ons en wij voelen ons geroepen om aan jullie oproep gehoor te geven.
Jullie vragen ons een woord van waarheid te spreken, door stelling te nemen tegen de Israëlische bezetting van land waar jullie al generaties lang wonen. Jullie geven ons bovendien in overweging om de daad bij dat woord te voegen, door de producten te boycotten en af te zien van investeringen die de bezetting ondersteunen.
We hebben langer nodig gehad voor een antwoord dan van ons verwacht mag worden. Wij hebben ons tijdens deze Algemene Vergadering opnieuw afgevraagd wat Christus van ons vraagt in onze situatie, wetend in welke situatie jullie je bevinden. Velen van ons zijn al langere tijd uiterst terughoudend in het kopen van producten uit o.a. de illegale Joodse nederzettingen in bezet gebied en kopen graag producten van Palestijnen, voor zover die twee soorten producten als zodanig herkenbaar in onze winkels liggen. Jullie verhaal en jullie oproep zetten ons aan om daarmee door te gaan en daarin consequenter te worden.

We zullen ons nader informeren over de mogelijkheden daartoe. We steunen daartoe o.a. onze vertegenwoordigers in de Quaker Raad voor Europese Aangelegenheden. We blijven met Quakers in Ramallah in contact over verdere steun die we hun kunnen geven in hun vredeswerk. Onze waarheid, niet noodzakelijk DE Waarheid, is dat noch Israël, noch enige andere natie het land dat het met geweld controleert het ‘zijne’ kan noemen. We zien een pijnlijke parallel met de politiek van onze regeringen in Europa om anderen tot vreemdeling te maken in het gebied dat wij ‘het onze’ noemen en waar we in relatieve welvaart leven.

Het besef dat Palestina/Israël één land is tussen Jordaan en Middellandse Zee, lijkt wereldvreemder dan ooit.
Het besef van de eenheid van volkeren geworteld in een gedeelde cultuur waarin dezelfde God aanbeden wordt staat ook in ́ons ́ land onder druk.

Naast een woord van waarheid zouden wij graag een woord van liefde spreken. Als Nederlandse Quakers en als Nederlandse kerken hebben we tot nu toe tevergeefs geprobeerd in gesprek te komen met de vertegenwoordigers van Israël in ons land. We zijn bereid ook naar hen te luisteren, hun de kans te geven om hun lijden historisch, vermeend en reëel – naar ons toe te verwoorden, in de hoop dat hen dat helpt om het achter zich te laten.

We zouden hun graag vragen of de ontwikkelingen in hun regio, de roep om recht en democratie van buurvolken, ook voor hen een uur van de waarheid inhoudt, waarin het er op aankomt om hun ideaal in de praktijk te brengen en hun roeping te volgen om een voorbeeld voor andere volken te zijn.

We houden vast aan het besef en de daarop gebaseerde hoop dat achter de woorden en de dingen die mensen scheiden, achter het lijden dat mensen elkaar aandoen, een realiteit verborgen is waarin God iedereen verbindt en ieders hart kan aanraken. Samen met jullie spreken wij ons vertrouwen uit dat Gods goedheid uiteindelijk de overhand heeft.

Met Vriendengroet,

De Nederlandse Quakers bijeen in hun Algemene Vergadering op 13 – 15 mei 2011.

Verschillende ideeën werden geopperd om op de een of andere manier een positieve bijdrage
te leveren aan een rechtvaardige vrede, zoals het planten van olijfbomen, het organiseren van een reis naar Israël en Palestina, en het ondersteunen van Sabeel. We willen elkaar ondersteunen en bemoedigen in onze pogingen om zelf een bijdrage te leveren door in te gaan op de oproep van de Raad van Kerken om Palestijnse landbouwproducten te kopen (bijvoorbeeld van Canaan Fair Trade). Daarnaast roepen we elkaar op om producten uit de nederzettingen op de West Bank waar mogelijk te boycotten.
Minuut Nederlandse Jaarvergadering, 2012.

Quakers en het Interkerkelijk Vredesberaad

Vanaf de oprichting van het Interkerkelijk Vredesberaad was er brede steun voor deze vredesbeweging, zowel van de Nederlandse Jaarvergadering als geheel, als van individuele Vrienden.
Er werd slechts één kanttekening bij de oprichting van het IKV geplaatst door de Quakers: namelijk dat de reeds langer bestaande oecumenische Vredesbeweging Kerk en Vrede geen zetel kreeg in het bestuur; zij is immers geen kerkgenootschap. Daarop besloten de Quakers dat één van de twee aan hen toegewezen bestuurszetels structureel zou worden bezet door een afgevaardigde van Kerk en Vrede. Quakers voelen zich immers sterk verbonden met Kerk en Vrede. Zo werd als bijdrage aan het Conciliair proces Gerechtigheid, Vrede en Heelheid van de Schepping samen met Kerk en Vrede en de Algemene Doopsgezinde Sociëteit een boekje over het vredesgetuigenis geschreven met de titel Gods vrede wint de strijd.

Met name gedurende de mede door het IKV georganiseerde campagne tegen de plaatsing van kernwapens (kruisraketten) in de tachtiger jaren van de vorige eeuw, namen vele Quakers enthousiast deel aan de demonstraties en lokale IKV-groepen (kernen).
Toen er gewapende conflicten uitbraken op de Balkan en later ook tijdens de geallieer-

de inval van Irak kreeg militaire interventie – met name bij monde van de toenmalige secretaris – openlijk steun van het IKV. Dat leidde er uiteindelijk toe dat de Quakers zich genoodzaakt zagen om met het Interkerkelijk Vredesberaad te breken en het lidmaatschap op te zeggen.

Daarentegen is er nog altijd een sterke band met Kerk en Vrede.
Deze ontwikkeling wordt weerspiegeld in onderstaande opeenvolgende citaten.

De Jaarvergadering werd gevraagd om in een verklaring zijn steun te betuigen aan de vredesbeweging van de Nederlandse kerken, het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), dat door zijn uitgesproken stellingname tegen nieuwe kernwapens in Nederland een gedeelte van de steun van de betrokken kerken dreigt te verliezen. Wij werden geconfronteerd met de noodzaak niet alleen vast te houden aan ons traditionele vredesgetuigenis, maar ook onze betrokkenheid bij het IKV letterlijk onder ogen te zien en er metterdaad gestalte aan te geven.

Zendbrief Nederlandse Jaarvergadering, 1983.

Gegeven de situatie dat Quakers en Doopsgezinden zich moeilijk kunnen herkennen in de koers die het IKV momenteel vaart en zelfs hun lidmaatschap heroverwegen, is het tegelijkertijd verheugend dat Kerk en Vrede samen met Quakers en Doopsgezinden het Moderamen van de Raad van Kerken in Nederland heeft weten te overtuigen van de noodzaak een apart beraad te organiseren over het oorlogsgeweld in Joegoslavië waaraan Nederland thans deelneemt.

Kees Nieuwerth, 1999.

Hoewel wij ons altijd gerealiseerd hebben dat het IKV het gebruik van geweld niet principieel uitsluit, wordt steeds meer duidelijk dat met standpunten inzake geweldloze conflictoplossing geen rekening wordt gehouden. Het gewapend conflict in de Balkan, waaraan Nederland momenteel deelneemt, wordt door het IKV door uitlatingen met name in de pers ondersteund. In het IKV zijn het de Doopsgezinden en de Quakers die herhaaldelijk tot uiting gebracht hebben dat zij tegen elke rechtvaardiging van geweld gekant zijn. Tot nog toe is niet gebleken dat er voor deze bezwaren door het IKV begrip wordt getoond.
Het Genootschap staat voor de vraag of het in deze situatie lid kan blijven van het IKV – nu er van werkelijk beraad geen sprake is.

Wij besluiten om die reden voor onbepaalde tijd het lidmaatschap van het IKV op te schorten en hieraan de consequentie te verbinden het IKV dringend te vragen zo lang deze schorsing duurt niet meer namens de Quakers te spreken en te handelen.
Minuut Nederlandse Jaarvergadering, AV 99/15, 1999.

Reactie van de Quakers op het document van de Wereldraad van Kerken over Rechtvaardige Vrede
(Initial Statement towards an Ecumenical Declaration of Just Peace)

(De aanhef in deze brief aan de Wereldraad wordt gevormd door een korte samenvatting van het Vredesgetuigenis – redactie).
Niet voor de koninkrijken dezer wereld, noch voor het Koninkrijk Gods zullen wij de wapens opnemen.[1]

Als een der vertegenwoordigers van de zogeheten historische Vredeskerken, die menen dat de geweldloze weg integraal deel uitmaakt van de navolging van Jezus, stemt het ons dankbaar dat de Wereldraad van Kerken met het streven naar een ‘verklaring van rechtvaardige vrede’ de kwestie van het gebruik van dodelijk geweld in conflictsituaties hoog op de agenda heeft geplaatst. In het ontwerpdocument worden ons een aantal vragen voorgelegd met het verzoek hierop te willen reageren vanuit onze levende traditie.

Het begrip Just Peace wordt in deze conceptverklaring geïntroduceerd als een synthese van de vroegere antithese tussen enerzijds de kerken, die het leerstuk van de rechtvaardige oorlog aanhingen en anderzijds de kerken die kozen voor de radicaal pacifistische positie.
Het moge duidelijk zijn dat wij tot die laatste categorie behoren. Hoewel wij toejuichen dat de kerken van de andere categorie, die een meerderheid vormen in de Wereldraad, steeds voorzichtiger zijn geworden in het instemmen met het gebruik van geweld, beschouwen wij de genoemde tegenstelling niet als achterhaald. Ons inziens wordt deze tegenstelling ten onrechte als een gradueel verschil voorgesteld, met name in hoofdstuk 3 van uw verklaring. Weliswaar werden aanhangers van de rechtvaardige oorlogsleer zogeheten ‘atoompacifisten’ en – zo wordt gesteld – stonden ze zij aan zij met christenpacifisten in de strijd tegen plaatsing van kruisraketten, maar dat betekent nog niet dat de diepgaande verschillen in inzicht zijn overbrugd. Die verschillen komen aan het licht wanneer de vraag gesteld wordt naar de politieke consequenties van de Bijbelse boodschap en de opdracht van de kerk in de wereld. Deze verklaring is geschreven vanuit het aloude concept van het Corpus Christianum, waarbij de kerk zich identificeert met de wereldse macht. De historische Vredeskerken hebben altijd gemeend een tegenbeweging te moeten vormen, die vanuit een onafhankelijke positie ten opzichte van de wereldse overheid in staat is om een profetisch getuigenis te geven. In de Quakertraditie wordt dat aangeduid met ‘to speak Truth to Power’. Omdat voor ons het zwaartepunt ligt bij
deze kwesties beginnen wij met een reactie op de vragen gesteld in hoofdstuk 3.
In ‘On the way towards Just Peace: the scope of the Churches’ engagement’ wordt ons de vraag gesteld of de daarin beschreven benaderingen al dan niet overeenkomen met onze traditie. Deze vraag moeten wij helaas ontkennend beantwoorden. De reden daarvoor is dat onder de noemer Just Peace de deur toch weer wordt opengehouden voor het – onder bepaalde voor- waarden – inzetten van dodelijk geweld, net als dat bij het aanvaarden door de Wereldraad van de VN resolutie over the Responsibility to Protect is gedaan. Daarin kunnen wij ons niet vinden. (…) Daarom sluiten wij ons aan bij de reactie op het standpunt van de Wereldraad in- zake Responsibility to Protect, die Church and Peace aan de Wereldraad stuurde. Hierin staat onder meer: “Wij nodigen alle kerken uit om – samen met ons – de verleiding te weerstaan het gebruik van dodelijke wapens – zelfs als uiterste middel – te rechtvaardigen”.
(…)

Wij blijven daarom op grond van ons diepe overtuiging de inzet van dodelijk geweld onder alle omstandigheden afwijzen en kiezen voor een andere weg. Zo kiezen wij voor geweldloze (burger) interventies in brandhaarden naar het model van de Christian Peacemaker Teams en Peace Brigades International; voor het inzetten op hervorming van het internationale stelsel, zowel het economische stelsel als de internationale samenwerking op het vlak van vrede en veiligheid: de Wereldraad zou de VN nog meer dan voorheen moeten steunen bij het reali- seren van de Millennium-doelen, het hervormen van de Veiligheidsraad en het versterken van de nieuwe Peace Building Commission (PBC).
(…)

In het tweede hoofdstuk ‘In the name of Christ: Churches as Communities and Agents of Peace building’ worden ons vragen gesteld over ons vredeswerk en vredesopvoeding, alsmede onze inzet voor duurzaamheid. Op grond van de overtuiging dat het vredesgetuigenis een integraal deel van het geloofsgetuigenis is, hebben Quakers vanaf de oprichting van het Genootschap
in de zeventiende eeuw zich ingezet voor vrede en verzoening. Quakers tekenden gewetens- bezwaren aan tegen militaire dienst en vervulden burgerdienst in plaats daarvan. Quakers zetten zich in om verzoening te stimuleren na een oorlog, bijvoorbeeld door noodhulp in
het Duitsland na de Tweede Wereldoorlog en werkkampen tussen jongeren uit Frankrijk, Engeland en Duitsland te organiseren. Zo waren wij ook medeoprichters van de werkkamp- beweging Service Civil International en vredesbewegingen als Church and Peace en Eirene, mensenrechtenbewegingen als Amnesty International en de milieubeweging Greenpeace. In conflictsituaties werd gepoogd te bemiddelen achter de schermen, het vertrouwen van beide partijen te winnen en hen in gesprek te brengen, bijvoorbeeld tijdens de afscheidingsoorlog van Biafra van Nigeria, de oorlog tussen Noord- en Zuid-Vietnam en bij het conflict in Noord-Ier- land. Bovendien zijn de Quakers al geruime tijd erkend als NGO bij de Verenigde Naties met lobbykantoren in New York en Genève. Hier wordt met name ingezet op het bevorderen van internationale economische rechtvaardigheid, mensenrechten en ontwapening. Onze Quaker diplomaten brengen hiertoe delegaties van vertegenwoordigers uit verschillende landen bij elkaar op neutraal terrein om bijvoorbeeld samen een eerste ontwerpverdrag tegen bepaalde categorieën wapens te ontwikkelen, bijvoorbeeld tegen clusterbommen of landmijnen. Deze inzet wordt internationaal erkend en gewaardeerd (…) Ook bij de Europese Unie en de Raad van Europa kloppen wij op gelijksoortige manier aan: er is al meer dan 25 jaar een Quaker Council for European Affairs actief vanuit Brussel.

(…)
Echter, ook wij Quakers zijn op onze geheel eigen wijze een wereldwijde kerk. In dit hoofd- stuk van de conceptverklaring van de Wereldraad wordt ook ingegaan op de inzet voor vrede voor, tijdens en na een gewelddadig conflict. Voor vele Quakers in de zuidelijke wereldhelft, met name in Afrika, is het leven naar het vredesgetuigenis dan ook bepaald niet gemakkelijk. Bij gewetensbezwaren tegen militaire dienst – een mensenrecht – worden zij in veel landen nog steeds uitgesloten van het volgen van een studie of het vervullen van een staatsambt. Anderzijds zijn zij in veel landen die lijden of geleden hebben onder burgeroorlogen actief
in vredes- en verzoeningswerk. Treffende voorbeelden zijn hiervan te geven, bijvoorbeeld in Oost-Afrika.
(…)
Wat vredesopvoeding betreft werd in Quaker kring onder meer bij het verlenen van steun aan gevangenen het ‘Alternatives to Violence Project’ ontwikkeld dat thans in meer dan zestig landen overal ter wereld effectief als vredesopvoedings- en trainingsprogramma loopt.
Ten slotte de vraag of we nog aanbevelingen hebben voor het verdere traject naar de geplande Vredesconvocatie in Jamaica:
De bijeenkomst in Jamaica niet langer te zien als de afronding van een campagne (Decade to Overcome Violence) maar van de daar gepresenteerde oogst zaden te reserveren om een nieuw plantseizoen in te luiden: eindelijk de campagne die Bonhoeffer voor ogen stond: op naar een wereldwijd oecumenisch Vredesconcilie in 20
21 waar we samen evalueren waar we staan met betrekking tot het doel: de oorlog in deze 21e eeuw uit te bannen!
Uit: Reactie van de Nederlandse Jaarvergadering op het Just Peace document van de Wereldraad van Kerken, 2009.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 4.1  Bouwers met God
Volgende: 4.3  Getuigenissen tegen maatschappelijke misstanden ==>

References

↑1Samenvatting van de verklaring uit 1660 van enkele Quakers tegenover Charles II, die nog altijd als basis geldt van het Quakervredesgetuigenis.