“Ik heb mijn hoop gevestigd op stille processen in kleine kring, waarin voorvallen plaatsvinden die van levensbelang zijn en die ons leven een andere wending kunnen geven.” (Parafrasering van een uitspraak van Rufus. Jones , 1937)

Rufus Jones heeft bij zijn uitspraak niet gedacht aan de kleine kring van het gezin, maar het is een bekend feit dat de sfeer in het gezin of leefgemeenschap waarin een kind opgroeit van grote invloed is op de volwassene die uit het kind geboren wordt. Gelukkig zijn vele ouders, van welke levensbeschouwing ook, in staat om kinderen zo op te voeden dat ze een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Toch willen we hier in alle bescheidenheid vanuit de Quakertraditie een paar handreikingen aanbieden die opvoeders mogelijk enig houvast bieden bij de taak die hun is toebedeeld.

Wie een baby volgt vanaf de ontwikkeling in de baarmoeder tot vierjarige leeftijd staat verbaasd over de vermogens van het kind ten aanzien van waarneming, imitatie, deductie, inductie, geheugen en het verwerven van taalvaardigheid. Het ontwikkelingsproces verloopt ongemerkt en in stilte en wij denken dat dit voor de ouders een leerschool kan zijn in vertrouwen. Een kind is weliswaar wat zorg betreft afhankelijk van de ouders, maar niet zo hulpeloos als het lijkt. Vertrouwen in de innerlijke kracht van een kind en terughoudendheid ten aanzien van het ingrijpen in zijn/haar ontwikkeling vormen een goed uitgangspunt voor opvoeders. Gun het kind zijn eigen manier en tempo van geestelijke groei en geef het de gelegenheid tot zelfstandig ontdekken.

Quakers proberen te leven vanuit onderlinge verbondenheid en dat moet kinderen wel geleerd worden wanneer ze de ander gaan ontdekken en hun eigen territorium beginnen af te bakenen. In deze fase kunnen er conflicten ontstaan met de wereld van anderen (broertjes, zusjes, ouders). Als ouders dit proces liefdevol en stelselmatig bijsturen waar dat nodig is, leert het kind grenzen te respecteren. Onderlinge verbondenheid in vrede bestaat niet zonder respect voor elkaars levensruimte.

Het is belangrijk dat ouders bij de opvoeding een duidelijk onderscheid weten te maken tussen het scheppen van ruimte waarin kinderen zich vrij kunnen ontwikkelen en toegeeflijkheid die voortkomt uit gemakzucht of angst voor confrontatie. Naarmate het karakter van het kind zich steeds duidelijker manifesteert wordt van de ouders gevraagd het kind te accepteren zoals het is. De rol van een opvoeder gaat langzamerhand over

in de rol van begeleider, steun en toeverlaat die probeert het oudere en jong volwassen kind tot steun te zijn bij het ontdekken van de eigen roeping. Van daaruit kunnen zij zich ontwikkelen tot volwaardig lid van de maatschappij, ook als deze roeping haaks lijkt te staan op de manier waarop ouders hun leven inhoud hebben gegeven. Dit kan onzekerheid bij de ouders oproepen, misschien zelfs een bepaalde mate van weerzin en het is goed daarover met de kinderen te praten, zoals Vrienden met elkaar praten in een Gesprek vanuit de Stilte. Gevoelens worden gedeeld om dichter bij elkaar te komen en niet om elkaar hierover te veroordelen. In elke gemeenschap, dus ook in een hecht gezin, komen wrijvingen en irritaties voor. Dit zijn belangrijke leermomenten zowel voor de ouders als voor de kinderen.

Het is een unieke gelegenheid van elkaar te leren en zichzelf te leren kennen. Het zijn oefeningen om vanuit een liefdevolle onderlinge verbondenheid ook elkaars “tegenover” te (durven) zijn en misschien ook om te leren vergeven. Zo leren wij met elkaar te leven in vrede en niet als in een wapenstilstand.

Quakers kiezen ervoor om hun kinderen bij de opvoeding voor te bereiden op een wereld waarin mensen in vrede willen samenleven, ook al beseffen zij dat de dagelijkse praktijk vaak heel anders is. Juist daarom zijn er mensen nodig die niet de confrontatie zoeken maar wegen om zonder zichzelf of anderen geweld aan te doen tot een voor iedereen leefbare samenleving te komen.

Als richtlijnen hanteren ze daarbij de Quakergetuigenissen die door de eeuwen bewezen hebben daarvoor een goed uitgangspunt te bieden. Tot slot enkele vragen:

Luister je net zo goed naar je kinderen als jij verlangt dat ze naar jou luisteren? Kinderen zijn onbevangener dan volwassenen en misschien staan zij daarom wel meer open voor de ingevingen van liefde en waarheid in het hart dan volwassenen. In die zin kunnen ouders veel van hun kinderen leren.

Welk doel heb je voor jouw kinderen bij de opvoeding voor ogen? Is dat doel ingegeven door niet vervulde verlangens in jezelf of door de diepe verlangens die je bij je kinderen waarneemt?

Het Vredesgetuigenis van de Vrienden daagt ons allen uit vredesopvoeders te zijn. We mogen misschien niet allemaal onderwijzers zijn, maar we zijn allemaal zegslieden en we moeten allen leerlingen zijn. Vredesonderwijs zou als een integraal onderdeel van ons Vredesgetuigenis moeten worden beschouwd. Maar het is ten diepste iets wat men doet, niet iets waarover men spreekt. Leren, onderwezen worden, betekent gedragsverandering. Wij communiceren onze waarden door onze levensstijl, maar hoevelen van ons doen de vreedzame houding teniet door ons eigen agressieve gedrag?

Eva I. Pinthus, 1982, QF&P, 23.84.

Terug naar inhoudsopgave

<== 5.4  Ouders en kinderen
5.6  Natuur, milieu en duurzaamheid ==>