Vanaf de oprichting in 1948 van de Raad van Kerken in Nederland is de Nederlandse Jaar- vergadering al lid. Maar dit is een uitdaging én een uitzondering. Want de meeste andere Jaarvergaderingen zijn doorgaans geen lid van de Raad van Kerken in hun land. Veelal vormt het Quakergetuigenis tegen vastomlijnde geloofsbelijdenissen een struikelblok. In veel gevallen hebben nationale Raden van Kerken statuten waarin een inleidende tekst opgenomen is die heel dicht tegen een geloofsbelijdenis aan ligt. Ook in de Wereldraad van Kerken is de Quakerdeelname niet groot. Een aantal Amerikaanse Jaarvergaderingen verenigd in de koepelorganisaties Friends United Meeting en Friends General Conference, alsmede de Canadese Jaarvergadering zijn lid van de Wereldraad. Het Wereldcomité van de Quakers (Friends World Committee for Consultation – FWCC) wordt door de Wereld- raad niet gezien als kerk maar als een der wereldwijde geloofsgemeenschappen (net zoals de Lutherse Wereldfederatie of de Wereld Alliantie van Gereformeerde Kerken) en heeft op die basis een waarnemersstatus. Toch is de kleine Quakerpresentie merkbaar: met name op voorstel van de Quakers is het Centraal Comité van de Wereldraad van Kerken onlangs overgegaan tot het nemen van besluiten op basis van consensus.

Dat het deelnemen aan oecumenische samenwerkingsverbanden gevoelig ligt, heeft alles te maken met de geloofstraditie, de visie en de structuur van het Religieus Genootschap der Vrienden. Het is een traditie die veel nadruk legt op de “stille omgang met God”, die wars is van dogmatiek en die geen ambten, hiërarchische structuur en uiterlijke sacramen- ten kent. Een traditie die we zouden kunnen omschrijven als een “theologie-van-het-le- ven” met een rijke en lange geschiedenis van vooral hulp- en dienstbetoon, vredes- en verzoeningswerk. Met een nadruk op het ‘getuigenis in dienst’. Essentieel voor echte oe- cumenische ontmoetingen is voor ons Quakers dan ook dat we elkaar ontmoeten op basis van ieders “zelfverstaan als kerk”. [1] We verschillen van andere kerkgenootschappen in die zin dat wij historisch gezien onmiskenbaar christelijk zijn, maar weigeren ons verstaan van wat het betekent een navolger van Jezus te zijn te verbinden aan een verbale formule of een vastgelegde wijze waarop mensen heil en genade kunnen vinden. Tegelijkertijd spoort de Quakertraditie ons aan te zoeken naar ‘waar woorden vandaan komen’, [2] naar de bron, de inspiratie, de diepere betekenis achter woorden, dus ook die van vertegenwoordigers van andere geloofsgemeenschappen.

Tegen die achtergrond ervaren vele Quaker Jaarvergaderingen de preambule van de (Wereld)Raad van Kerken toch als een barrière. De Nederlandse Jaarvergadering heeft zich indertijd over die aarzeling heen gezet en participeert actief in de Raad en zijn Be- raadgroepen. Bij een herziening van de statuten van de Raad in 1968 werd er omwille van het Genootschap een voetnoot opgenomen. Hierin werd bepaald dat kerkgenootschap- pen die, omdat zij geen omschreven geloofsbelijdenis kennen, de bewoordingen van de preambule niet konden onderschrijven, maar wel het geloof daarin uitgedrukt delen, toch lid kunnen zijn van de Raad. Overigens is ook de Britse Jaarvergadering op grond van een soortgelijke uitzonderingsclausule lid van de nationale Raad van Kerken in het Verenigd Koninkrijk.

Als Quakers proberen we op onze geheel eigen wijze kerk te zijn, maar we beseffen dat we niet de gehele kerk zijn. Wij voelen ons dus geroepen samen met anderen te zoeken naar Gods wil; te leren welk getuigenis Jezus van ons verwacht. Wij zijn geroepen samen met anderen te bouwen aan het Koninkrijk van God hier en nu. In die zin vinden wij het “ be- raad over en het gestalte geven aan de samenwerking en eenheid van de kerken in getuige- nis en dienst” (Statuten RvK, art. 2 a) een wezenlijke uitdaging.

Quakers voelen zich echter minder aangesproken door wat in de oecumene wel genoemd wordt de ‘zonde van de verdeeldheid van de kerk’. George Fox hield ons voor dat “het Licht één is en ons tot eenheid leiden zal…” Wezenlijke vraag is dus hoe onderling verdeel- de gelovigen op een geloofwaardige wijze aan vrede en verzoening in deze wereld kunnen werken.

Vrienden zien andere kerken vaak als een statisch geheel, terwijl ook andere kerkgenoot- schappen zich voortdurend ontwikkelen. Vrienden die bewust een andere kerk verlieten en Quaker werden, denken soms dat hun oorspronkelijke geestelijke thuis blijft zoals het was toen zij het verlieten. Juist de rijke verscheidenheid in de oecumene kan ook ons Qua- kers verrijken en inspireren. Zo is de Raad van Kerken in Nederland de afgelopen jaren versterkt en verrijkt doordat ook geloofsgemeenschappen als de Zevende Dags-Adventis- ten en enkele Orthodoxe kerken lid zijn geworden.

Eenheid in verscheidenheid houdt voor ons in dat wij elkaar blijven uitdagen in plaats van de verschillen te laten voor wat ze zijn. We kunnen het waar nodig ‘liefdevol oneens zijn met elkaar’, zoals wij dat in onze Quakertraditie soms noemen. Bijvoorbeeld waar het de fundamentele gelijkheid van allen, man en vrouw binnen de geloofsgemeenschap betreft.

Voor Quakers gaat echter de ‘gevoelde’ eenheid vooraf aan, ja zelfs vóór de ‘geformuleer- de’ eenheid. Wij kunnen – ondanks verschillen in geschiedenis, leer en organisatiestruc- tuur – bij vertegenwoordigers van andere geloofsgemeenschappen binnen de bredere christelijke kerk voelen dat wij allen geleid worden door dezelfde Geest Gods bij het getuigenis in woord en daad. Wij zijn één in de navolging, alleen verschillend in de wijze waarop wij daaraan vormgeven. De Nederlandse Quakers hebben daarom het Conciliair Proces voor ‘Gerechtigheid, Vrede en Heelheid van de Schepping’ voluit gesteund en zelfs onder de aandacht van het Wereldcomité van de Quakers (FWCC ) gebracht. Ook het oecumenisch decennium ‘ Geweld niet gewild’ (‘Decade to Overcome Violence’) ligt ons na aan het hart.

Dus in plaats van de oecumenische samenwerking telkens ter discussie te stellen, zijn
wij er van overtuigd dat de praktische voordelen van samenwerking met andere kerkge- nootschappen en geloofsgemeenschappen rond de grote uitdagingen van onze tijd het deelnemen aan de (wereld)oecumene meer dan rechtvaardigen. Het is urgent dat we ons gezamenlijk concentreren op vragen die de toekomst van de hele mensheid, van de hele wereld aangaan, dat we ons gezamenlijk verzetten tegen de tweedeling in de wereld, tegen oorlog en geweld, tegen vervuiling, vernietiging en verspilling van de natuurlijke bestaansbronnen.

In een verslag van een gesprek tussen een delegatie van de toenmalige Sectie Geloofsvra- gen, de secretaris van de Raad van Kerken en een vertegenwoordiging van het Religieus Genootschap der Vrienden en het Leger des Heils in 1982 kwam destijds al naar voren dat wij vanuit deze beide tradities grote moeite hebben met de wijze waarop in de oecumene telkens weer de eenheid van de kerk als gemeente van Jezus naar ons gevoel gereduceerd wordt tot een groep van gedoopte mensen die het sacrament van het avondmaal prakti- seren. Er is telkens sprake van een sterke veruiterlijking van geloof en sacraal leven, dit terwijl beide genoemde tradities meer leven vanuit de verinnerlijking daarvan.

Het Leger des Heils schreef in een reactie op het rapport Baptism, Eucharist and Mi- nistry (BEM) onder meer dat ‘het voortdurende bestaan van het Leger des Heils en het Genootschap der Vrienden een dergelijke definitie (van de kerk) ongeldig maken’ en dat het ‘betreurenswaardig is dat de oprechte overtuiging van non-sacramentele christenen genegeerd worden’. [3]

In het door alle deelnemers goedgekeurde gespreksverslag van 1982 staat als een van de conclusies dat: ‘de kerken die aan de sacramenten veel waarde hechten moeten zich laten gezeggen door het protest van SF (de Quakers) tegen het ritualisme en de veruiterlijking die de sacramentele praktijk aankleven.’ [4] Vanuit onze geloofstraditie, waarin wij vastomlijnde geloofsbelijdenissen en dogma’s afwijzen, uiterlijke sacramenten als doop en avondmaal verinnerlijkt hebben, geen bijzondere ambten kennen, herkennen wij ons wél in het gemeenschappelijk bouwen aan Gods Koninkrijk op aarde en kunnen we alleen reageren door te stellen dat het onze overtuiging is dat de eenheid van de kerk eenvoudigweg gege- ven is in het ja-zeggen tegen de navolging van Jezus.’

In dezelfde geest schreven de Canadese Quakers in hun reactie op het BEM-rapport: ‘Wij zien verschillen in theologische uitdrukkingsvormen en in het praktiseren (van ons geloof ) als een bron van groei en een gelegenheid om onze eigen spirituele ervaring te verrijken. Wij geven er de voorkeur aan de voortdurende diversiteit te vieren, waarbij we allen vrij kunnen gaan daar waar de Geest ons leidt. Voor ons moet eenheid gevonden worden en zal ze verder groeien in het vieren en werken samen en door het delen van onze individuele spirituele zoektochten’. [5]

Wat betreft de Toronto-verklaring dat kerken met elkaar in dialoog zijn op basis van ieders ‘zelfverstaan als kerk‘ moet ons dus tegen de achtergrond van het voorgaande van het hart dat er tot dusverre niet echt goed geluisterd is naar onze eerdere pogingen ons zelfverstaan als Quakers in de vorm van reacties op notities van de Raad en in het oe- cumenisch gesprek. Er is zelfs nooit een poging gedaan om het minderheidsstandpunt van het Leger des Heils en de Quakers in deze in notities van de Raad op te nemen en te verduidelijken. Het is juist de ‘sociaalgeëngageerde oecumene’, het werken aan gerech- tigheid, vrede en heelheid van de Schepping als kerk en als gelovigen, die onze leden het meest aanspreekt.

Voor ons is dat werken aan gerechtigheid, vrede en heelheid van de Schepping inderdaad een geloofszaak, zo u wilt, een kwestie van belijden. Daarbij gaat het zowel om de trans- formatie van de internationale economische en rechtsorde, als het zich lokaal inzetten voor onze medemensen. Wat het eerste betreft zetten de Quakers zich al jaren in als erkende non-gouvernementele organisatie bij zowel de Verenigde Naties als de Europese Unie voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de Schepping Wat het laatste betreft zijn de meeste van onze leden in hun dagelijks leven maatschappelijk actief.

U stelt de vraag of spiritualiteit en engagement wel bijeen te houden zijn. Voor ons zijn het zoeken naar de stille omgang met God in onze samenkomsten en het van daaruit geïnspi- reerde engagement om te bouwen aan het Koninkrijk Gods in deze wereld onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Uit: Reactie Nederlandse Jaarvergadering op de notitie ‘Het doel is de weg’ van de Raad van Kerken in Nederland, 2009.

Onze groep sluit zich echter niet af voor de bewuste beïnvloeding door niet-Quakers, die wellicht een ander deel van Gods openbaring aan de mensheid beter gezien hebben dan wij. Dit achten wij de grote kans op correctie voor onszelf, want wij weten zeer goed dat wij niet volmaakt zijn noch volmaakt kunnen begrijpen of beschrijven. Wij moeten open blijven staan om tot een beter en zuiverder verhouding tot God te kunnen komen.

Daan Daamen, 1935

In onze besprekingen kwamen wij steeds tot het punt dat onze essentiële verantwoordelijkheid, die aan al onze praktische problemen ten grondslag ligt en haar verenigt, onze verhouding tot God is, de liefhebbende Vader van de gehele mensheid. Alle ware religie is gebaseerd op een innerlijke ervaring van God, die door ons wil werken en die ons de kracht wil geven om aan zijn wil te gehoorzamen. Zo kunnen wij de vreugde ervaren van in harmonie met God en zijn hele Schepping te zijn en hierin uitdrukking van ons geloof vinden. Zowel door ons persoonlijk leven als die gemeenschappelijke activiteiten kunnen wij wederzijds begrip, verzoening en samenwerking bewerkstelligen tussen botsende groepen en enkelingen

Zendbrief van de Jonge Vrienden, 1948

Nauw voelen wij ons verbonden met onze medechristenen, toen wij besloten een waarne- mer naar de Oecumenische Raad der kerken te zenden, ten einde zo nauw als dat met onze ondogmatische grondslag verenigbaar is met de Wereldraad der Kerken samen te werken tot wederzijdse geestelijke verrijking en tot leniging van de nood der wereld..
Zendbrief Nederlandse Jaarvergadering, 1955

Als Quaker respecteer ik dat van God in iedere geloofsgemeenschap, geef ik anderen niet alleen de ruimte hun geloof op de hun eigen wijze te uiten, maar zoek ik de ervaringsuitwisseling om daarvan te kunnen leren. Als ik niet open sta voor hen, waarom zou ik dan verwachten – nee hopen – dat andersdenkende medegelovigen zich iets door ons erfgoed laten gezeggen?

Zo ben ik – op jullie verzoek – midden in de Raad van Kerken gaan staan, waar onze partici- patie op hoge prijs wordt gesteld. Ook de Doopsgezinde Sociëteit, de Remonstrantse Broeder- schap, Het Leger des Heils, de Nederlandse Protestanten Bond en de Basisbeweging zouden zich m.i. academische vragen kunnen stellen of zij een sekte of een kerk zijn, zonder aan de wezenlijke vraag wat zij als geloofsgemeenschap voor deze wereld zijn, toe te komen. Zij allen participeren – godzijdank – actief in de Raad. Zodoende mogen we leren van elkaar wat het betekent kerk te zijn in de wereld van vandaag.

Kees Nieuwerth, 1984

Moeten we als Dopers en Quakers ons niet nog intensiever inzetten om het militarisme écht op de agenda van de (Wereldraad van) kerken te krijgen? Willen we straks op de Wereldconvo- catie geloofwaardig overkomen, dan dienen wij ons in de komende jaren aantoonbaar tegen de onrechtvaardigheid, het militarisme en de vernietiging van het milieu door en in ons eigen land te verzetten!

Kees Nieuwerth, 1988

<== Vorige: 3.9  Houding ten aanzien van sacramenten
Volgende: 3.11  Quakers en andere godsdiensten ==>

References

↑1Overeenkomstig een afspraak in de internationale oecumene dat we samenwerken op basis van ieders zelfverstaan als kerk.
↑2Reactie van Opperhoofd Papunehang van de Delaware op de bijdragen in de Stille Samenkomst die hij bijwoonde, vertaald voor John Woolman: “I love to hear where words come from”, Journal and major essays of John Wool- man,1971
↑3Churches respond to BEM, volume 4, reactie Leger des Heils, blz. 231
↑4Zie ook: Churches respond to BEM, volume 3, reactie Nederlandse Jaarvergadering, blz.289-299
↑5Churches respond to BEM, volume 4, blz. 300-302