Door Gerard van den Dool
Somtijds bekruipt me een ongemakkelijk gevoel bij het aanhoren van een goede Vriend, als die weer eens beweert dat God niet buiten ons, maar zich binnenin ons bevindt. God is volgens hem geen separate Entiteit, maar een deel van onszelf.
Nu onderschrijf ik de ‘claim’ dat we allen (mensen, dieren, planten) ‘dat van God’, d.w.z. een Goddelijke Vlam in ons hebben. Maar ik zal de dichter Willem Kloos niet nazeggen: ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten. En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon.’
Vergun me een kleine illustratie aan de hand van m’n kamerplant, een Sanseveria, ook wel Vrouwentong(en) genoemd wegens het tongvormige blad. Nu wil het geval, dat één van de tongen aan het uiteinde donkerbruin kleurde. Een kennis ried me aan om het aangetaste einde van het blad eenvoudigweg eraf te knippen. Wat bleek: het blad groeide niet verder, want ik had het apicaal meristeem (‘dat van God’) eraf geknipt. Wel ontsproten om en naast het onfortuinlijke blad verscheidene nieuwe tongen met enorme groeikracht.
M’n persoonlijke Godsbeeld is gevormd door geregeld in de Bijbel te lezen, waarin God Zich laat kennen als alomtegenwoordige Persoon buiten ons en wiens kosmische Geest ons dagelijks inspireert en beschermt. We mogen – groot voorrecht – in het gebed naderen tot Gods troon, niet die troon waar Kloos in z’n gedicht op doelde. ‘k Heb niet zo’n vastgeroest idee over de figuur Jezus. Vast staat voor mij dat Jezus allereerst Bemiddelaar is tussen God en zondige mensen en optreedt als hun Advocaat. ‘k Besef, dat Jezus van Zichzelf zegt: Ik en de Vader zijn één (Joh. 10: 30). Niet onmogelijk, dat dit vers niet oorspronkelijk is, maar ‘ingebouwd’ is om dogmatische redenen. ‘k Lees namelijk ook geregeld in de Zweedse Bijbelvertaling, waarin de Lutherse Kerk op meerdere plekken ‘inlegkunde’ pleegt, d.w.z. omwille van de theologie de tekst ‘aanpast’.