5.9 Ethische vragen rond leven en dood

De visie van Quakers op ethische vraagstukken wordt bepaald door hun geloof in de voortgaande openbaring van God aan de mens en het belang dat zij hechten aan het spreken uit persoonlijke ervaring en betrokkenheid. Quakers hebben respect voor de traditie, omdat God ook daar werkzaam is, maar zij geloven niet dat daarin kant en klare antwoorden gevonden kunnen worden op actuele ethische vraagstukken. Er zal altijd minstens een vertaalslag moeten plaatsvinden naar de actuele situatie. Dat geldt dus ook voor complexe ethische vraagstukken rond bijvoorbeeld euthanasie, abortus en de toepassing van gen-technologie of orgaantransplantatie.

Van oudsher zijn het vooral de Quaker getuigenissen en de Bijbel die voor de Vrienden een kader vormden voor moreel handelen, maar het inwaartse Licht – de werking van Gods Geest in ieder mens, de innerlijke leraar – heeft voor de Vrienden het ‘laatste woord’. Bij ethische vragen rond leven en dood zullen zij dan ook altijd hun toevlucht zoeken bij het Licht door zich daarvoor gezamenlijk open te stellen en samen de weg te zoeken die het Licht hun wijst. Wanneer we de beantwoording van vragen rond leven en dood zouden reduceren tot het raadplegen van tradities of het toepassen van regels die door mensen zijn bedacht, dan verliezen we uit het oog dat vrijwel elk besluit direct of indirect mensen raakt. Bij een moreel verantwoord besluit zal het altijd nodig zijn vanuit een liefdevolle houding de belangen van alle betrokkenen mee te wegen. Dit leidt vaak tot dilemma’s en deze kunnen onmogelijk vanuit algemeen opgestelde regels worden opgelost.

Zulke dilemma’s kunnen, ook bij iemand die een weloverwogen besluit heeft genomen, tot veel onzekerheden en schuldgevoelens leiden. Wanneer een besluit het resultaat was van een gezamenlijk zoeken naar de weg van het Licht ligt het voor de hand dat de Vrienden die hierbij betrokken waren de eersten zullen zijn om de persoon in kwestie te ondersteunen bij de verwerking van deze gevoelens.

Ik las ooit in een boek van een feministische filosofe, dat logisch gezien alleen pacifisten tegen abortus konden zijn omdat alleen zij de absolutistische houding aannemen dat het altijd verkeerd is een leven te beëindigen. Maar wat als je zowel pacifist bent als iemand die gelooft dat vrouwen het recht hebben keuzen te maken over hun eigen leven? […] Dat betekent niet dat abortus zelf goed is, maar dat, wanneer mensen in een situatie terecht komen waar elke keuze verkeerd is, er moedige en verantwoordelijke beslissingen moeten worden genomen, en daarna met de consequenties moet worden geleefd.
Anonymus, 1990, QF&P, 22.55.

Toen het slechte nieuws kwam moest er snel een beslissing genomen worden. Ik wist dat mijn kind, zelfs als het geboren zou worden, waarschijnlijk geen zes maanden zou leven, en niet normaal gevoed kon worden. (…) Ondertussen voorzag ik de rest van de zwangerschap, die een gelukkige tijd zou moeten zijn, maar waarin ik de hele tijd zou moeten vertellen dat mijn kind niet gezond geboren zou worden. Voor ons zou er geen blijde voorbereiding zijn van wieg en speelgoed en kleertjes. (…) Ik besloot de zwangerschap te beëindigen. (…) We bleven berooid achter zonder het normale kind waar we zo naar hadden verlangd.

Jane Heydecker, 1994, QF&P, 22.57.

Terug naar inhoudsopgave

<== 5.8  Ouderdom als opgave
5.10  Dood, begrafenis en rouwbetoon ==>

5.8 Ouderdom als opgave

Elke nieuwe levensfase brengt nieuwe uitdagingen, maar ook verlies met zich mee. Een van de uitdagingen van de ouderdom, is het leren omgaan met verlies. Verlies van vrienden en geliefden, verlies van fysieke en mogelijk ook mentale mogelijkheden.
Wie vroeg begint om bij elk verlies van mogelijkheden iets anders in de plaats van het verlorene te zetten, stimuleert de eigen creativiteit in het omgaan met verlies, en blijft de ogen richten op de rijkdom van het leven. Bij ouderdom hoort het omgaan met verandering: ook deze levensfase kan avontuurlijk zijn!

Desalniettemin zijn er verliezen waar geen vervanging voor bestaat. Voor vrienden die er niet meer zijn, bestaat geen vervanging: ook al zullen er altijd anderen zijn in wie we het Licht kunnen zien en stimuleren. Verlies van geheugen, verlies van helderheid in het denken gaan gepaard met angsten: wat gaat er met me gebeuren, kan ik het nog aan, kan ik mijn waardigheid nog behouden. Zulk leven wordt zeer kwetsbaar, en het voelt alsof men leeft op de rand van een afgrond. Dat is moeilijk.

Daartegenover staat dat juist het besef van de eigen achteruitgang ruimte schept om het eigen leven te overzien en te integreren. Ook ouderdom is een gift waarvan ieder van ons moet onderzoeken wat we ermee kunnen. Als het hele leven sacrament is, mogen we daar niet verlies en verdriet van buitensluiten.

Wanneer de autonomie bedreigd wordt, kan men leren passiever te leven en zo de eigenwaarde te bewaren. Men kan leren loslaten. Minder verantwoordelijkheid geeft tijd om rustig te aanschouwen in plaats van steeds te doen.
Wanneer er angst is, kan men oefenen oude zekerheden los te laten. Als dat met twijfel aan God of het Licht gepaard gaat, kan men leren rustig in de twijfel te verblijven. We weten het immers niet… en vanuit ons niet weten kunnen nieuwe inzichten komen, juist omdat blijkt dat oude zekerheden niet meer voldoen. Er is tijd voor reflectie, er is tijd om op een nieuwe manier te leren bidden.

Op deze wijze gebeurt er toch allerlei nieuws in het leven in ouderdom.
Het is een fase waarin we anderen meer nodig hebben. Mensen die we kunnen vertrouwen, want we zijn kwetsbaar. Het is vaak moeilijk uit te spreken wat er niet goed gaat, om niet voor zeur te worden aangezien.
Wanneer we iemand die oud of ziek is bezoeken is goed luisteren belangrijk, niet alleen naar wat er wordt gezegd, maar ook naar wat er niet wordt gezegd. Soms is het nodig naar oplossingen te helpen zoeken, maar soms is alleen luisteren genoeg omdat het dan gaat om delen. Delen is in het toenemende isolement van de ouderdom altijd een grote troost. Juist als men zoveel nabijen verloren heeft, is het erg belangrijk het gevoel te hebben, werkelijk door een ander te worden begrepen.

Ben je in de Duisternis? Neem dat niet te zwaar op, want als je dat doet zul je er nog meer vervuld van raken, maar sta stil en handel niet, en wacht in geduld tot het Licht uit de duisternis naar boven komt om je te leiden.
James Nayler rond 1660, QF&P, 21.65.

Ik ben blij dat ik hier ben geweest. Nu is alles helder voor mij, volledig helder… Alles is goed

(…) God regeert over alles en ook over de dood. En hoewel ik zwak ben in het lichaam, is de kracht van God desondanks over alles (…) en regeert (…) over al die geesten die nog niet tot helderheid zijn gekomen.
George Fox, kort voor zijn dood, 1691, QF&P, 21.49.

Als we ouder worden, wordt het moeilijker te erkennen dat we niet geroepen zijn geweest om op een spectaculaire wijze te dienen, dat het niet erg waarschijnlijk is dat we de wereld nog in beweging zullen zetten, en dat onze vroegere dromen om een of ander belangrijk werk op het gebied van heelwording te doen behoorlijk wat persoonlijke ambities in zich borgen.

Vele mannen en vrouwen hebben deze moeilijk te verteren les moeten leren – en hebben toen ontdekt dat zich alom nieuwe mogelijkheden aandienen. We hoeven niet tot het einde der aarde te gaan om ze te vinden; we hoeven niet jong, slim, fit, knap, getalenteerd, welsprekend of erg wijs te zijn. We vinden ze in onze buurt en onder vreemden, in onze eigen families en in onbekende kringen – schitterende gelegenheden om aardig te zijn, geduldig en begrijpend. Clifford Haigh, 1962, QF&P, 21.43.

Als we onszelf niet op enige wijze hebben voorbereid op onze dood, wat hebben we dan wel gedaan? Onder ogen zien dat je doodgaat geeft een voller bewustzijn van het God-gegeven leven. […]Uit de nabijheid van mijn eigen dood weet ik: God is. De dood is geen ontkenning van het leven maar een aanvulling erop die er een geheel van maakt; hoe gruwelijk het feitelijke sterven ook is, leven en dood zijn beide deel van het geheel en dat geheel rust in God. Ik heb altijd moeite met de conventionele woorden ‘opstanding en eeuwig leven’, maar ik weet dat het overweldigende gevoel van Jezus’ nabijheid na zijn dood zijn discipelen heeft bevrijd van hun angst. Ik geloof dat eeuwig leven in elk moment van het leven aanwezig is, hier en nu; de echte tragedie is niet hoe of wanneer we sterven, maar dat we niet het leven dat we gekregen hebben ten volle leven, met al onze mogelijkheden.

Jennifer Faulkner, 1982, QF&P, 21.57.

Het leven is een ravijn geworden.
De harde, rotsige muren van mijn handicap drukken steeds meer op me.
Er is minder hemel; en het begin is voorlopig heel ver weg.
Soms denk ik dat het gemakkelijker zou zijn wanneer ik één van de geestelijk gehandicapten zou zijn
en me onbewust door de dagen zou laten meeslepen, schijnbaar onaangedaan.
En dat terwijl ik daarentegen de ontmoedigende neergaande grafiek van mijn prestatie extrapoleer
en geen troost vind.
Maar in het halfduister kruipen soms slechte en lelijke dromen
van al lang verdwenen klachten en ruzies
en niemand kan ze opvrolijken
Terwijl ik, met een waakzame en wakkere geest
toch niet kan communiceren.
Maar ik moet moed verzamelen en geduld oefenen
Ik kan genieten van een grap; ik kan mijn geest richten

op het oplossen van problemen, het worstelen met angsten, het aangaan van mijn uitdagingen of het bewust doorbladeren van herinneringen en plezierige gedachten,
om het huidige, voorbijgaande moment in perspectief te plaatsen.
Ik kom uit mijn ravijn en denk aan anderen

alhoewel ik hen niet meer kan geven dan tweede hands liefde. Ik kan genieten van muziek;
Ik ben niet zo geïsoleerd als de doven.
Tel je zegeningen dwaas!

Val Nichols, 1989
In: This We Can Say – Australian Quaker Life, Faith and Thought, 4.40, 2004.

We kunnen over onze dood nadenken, maar wij denken zelden na over de lange periodes tegen het eind van ons leven wanneer we extra zorg en aandacht nodig hebben, omdat onze lichamen broos worden. Zij die ons liefhebben zullen al het mogelijke doen om ons dan te helpen, maar wij zijn mogelijk niet meer in staat hun besluiten te beïnvloeden. Met enige voorzorg en vooruitdenken kunnen we echter het hartzeer verminderen, zowel voor onszelf als voor diegenen die wij liefhebben.

Cathy Davies. 1998.
In: This We Can Say – Australian Quaker Life, Faith and Thought, 4.30, 2004.

Toen de dichter Milton blind werd schreef hij een gedicht over zijn blindheid. Daarin verklaarde hij ‘God nam mijn zicht weg opdat mijn ziel zou zien.’ Dat geloof ik niet. Mijn God zou niemand blindheid toebrengen. Maar mijn God heeft me wel de moed gegeven om de komende duisternis, de onzekerheid binnen te treden en nieuwe vaardigheden te leren, een grotere waardering van de kleur en schoonheid die ik nog steeds kan zien, en de verborgen schoonheid in mensen en de wereld om mij heen.

Ik weet niet wat de toekomst brengen zal. Soms voel ik dat ik bij de bevoordeelden hoor omdat ik nog steeds mobiel ben. Ik hoop dat er nog steeds iets van waarde is dat ik voor de wereld kan doen. Ik marcheer voort met geloof en hoop op de muziek van mijn eigen drummer.
Jean Carmen, 1999.

In: This We Can Say – Australian Quaker Life, Faith and Thought, 4.38, 2004.

Ik bevind me duidelijk in de laatste levensfase waarin ik in toenemende mate verliezen ervaar. Verlies van geliefden, maar ook verlies van lichamelijke en geestelijke mogelijkheden. Hoe ga ik hiermee om? Het is een uitdaging verliezen te accepteren. Het betekent veelal loslaten en het aanvaarden van de levenssituatie waarin ik mij bevind. Het aanvaarden geeft ruimte en zin aan het bestaan. Het biedt de mogelijkheden om met vertrouwen toe te groeien naar het einde van dit leven.

William Penn schreef in “More Fruits of Solitude” o.a.: “De dood is slechts het oversteken van deze wereld naar een andere wereld, zoals vrienden een zee oversteken; zij leven, hoewel gescheiden. nog in elkander. Want zij, die leven en liefhebben in dat, wat alomtegenwoordig is, blijven verbonden.”

Ik vond in familie papieren een knipsel met een citaat dat mij aanspreekt en dat aansluit bij het bovenstaande:
“Leven is eeuwig en liefde is onsterfelijk
en de dood is slechts een horizon

en een horizon is niets anders
dan een grens aan ons gezichtsvermogen”
Wim Balijon, 2019.

Terug naar inhoudsopgave

<== 5.7  Quakers en de kunsten
5.9  Ethische vragen rond leven en dood ==>

5.7 Quakers en de kunsten

Avontuurlijk leven vraagt behalve moed, ook veel creativiteit. Vroeger keurde men echter in Quaker kringen uitingen van creativiteit af wanneer die niet op het eerste gezicht nuttig leken. De geschiedenis van de Vrienden laat een traditie zien waarin zich een geleidelijk toenemende diversiteit van opvattingen over de kunsten aftekent. De neerslag hiervan vinden we terug in de opeenvolgende versies van de zogenoemde ‘Raadgevingen en Vragen’ en de periodiek verschijnende uitgaven van de ‘Books of Christian Discipline’ ofwel ‘Quaker Faith and Practice’. Hoewel de uitspraken in al deze versies in de tijd verschilden vormen de Quaker getuigenissen steeds de rode draad.

Sommige aspecten van wat Quakers van persoon op persoon en van generatie op generatie overdroegen veranderden meer dan andere. Zo wijzigde zich de houding die de Quakers gedurende de eerste 200 jaar van het bestaan van het Genootschap innamen ten opzichte van de autonome schone kunsten. Zíj werden beschouwd als afleidende verstrooiing, die door hun meeslepend beroep op emoties de betrokkenheid op wat mensen op deze aarde ter harte moest gaan, aantastte. Het verpozen in de schijnwereld van het theater en de dans, met hun soms overdreven dramatiek en theatrale betoveríng, vonden de vroegere Quakers gevaarlijk dicht bij het gangbare patroon van triviaal vermaak liggen. Zo sloten Quakers zich oorspronkelijk af voor de muzikale traditie omdat zij die in de eerste plaats associeerden met de hofcultuur en de liturgische cultuur enerzijds, ofwel met de vulgaire cultuur van kermissen, dans, pret, zinnelijk vermaak anderzijds. Religieuze muziek werd beschouwd als iets wat de directe omgang tussen God en mens verstoorde. Daarbij kwam dat men er rekening mee hield dat gemeenschappelijke zang, als onderdeel van de samenkomst, gelovigen zou brengen tot het zingen van teksten die buiten de persoonlijke geloofservaring stonden. In de negentiende eeuw brachten de opwekkingsbewegingen in de Verenigde Staten de gemeentezang binnen de Quaker kring, en begonnen de Quakers te beseffen dat naast het ‘stille uur’ ook kunst een positieve waarde kan hebben. Elizabeth Fry pleitte in 1833 voor een plaats van kunst in de opvoeding.

In de loop van de negentiende eeuw veranderden deze opvattingen en allengs kreeg men in Quaker kring oog voor de positieve waarde die de kunsten in het menselijk leven kunnen hebben. Men begon ruimte te maken voor persoonlijke keuzen, voor de vorming van een moreel én een esthetisch oordeel op een terrein dat eerst door hen werd gemeden.

Het kiezen tussen mooi en lelijk, net zoals de keuze tussen goed en kwaad kon men nu ook zien als een onvervreemdbaar aspect van het menselijk leven. Het luisteren naar muziek, het met elkaar musiceren, het lezen, acteren, boetseren enzovoort, kortom het aanspreken van de creatieve mogelijkheden in onszelf, kunnen bijdragen tot het hervinden van ons evenwicht in een wereld die soms uit balans lijkt te zijn. Schoonheidsbeleving en het scheppend vermogen ging men zien als een door God gegeven kwaliteit van mensen.

Om een dans te maken moest ik het gevoel krijgen dat ik geleid was. Ik luisterde naar binnen door de lichamen, persoonlijkheden en capaciteiten van de dansers in een poging om naar
het diepste niveau te gaan en te ontdekken wat voor bewegingen daaruit wilden opkomen. Dan volgde ik de gouden bewegingsdraad waar en hoe die zich wilde ontwikkelen. Altijd probeerde ik goed te luisteren en te volgen. Het voelt hetzelfde als de leiding om een boodschap in de wijdingssamenkomst te delen. Van binnen naar buiten in beweging en gebaar, de bijna universele taal, van hart en ziel naar hart en ziel spreken, het toneel als wijdingssamenkomst. Dat was mijn roeping als choreograaf en mijn ervaring.

Christopher Beck, 2013.

De grond rondom mijn woning is vandaag totaal bedekt met mangogele en bruinleren bladeren. Hoezeer ik ook van ontluikend groen hou – er gaat niets boven de tinten van een vers herfsttapijt, zoals dat hier nu ligt uit te rusten na een grote storm, zich nog niet bewust van toekomstige regenpap.

Mijn ogen zwerven door alle tinten van het tapijt, van de bomen, van de ene te laat nog tot bloei gekomen zomerroos en de rode bottels. Straks is dat alles weg, er komt een lange winter van onthouding aan: kale takken, grijze luchten, donkere kleding. Alleen in huis krijgen mijn ogen dan nog voeding van Miró en van Hundertwasser. Ik ben een Quaker die leeft van kleuren en dat in deze eeuw gelukkig ook mag zeggen.

God schiep de kleuren en gaf ons de bijbehorende ogen, Deo gratias.

Thea Droog, 2013.

Wat ‘Kunst’ maken betekent, ach, dat is lastig te zeggen.
Ik weet dat ik er veel van leer. Bijvoorbeeld:
Tevreden zijn, misschien zelfs trots als iets vandaag gelukt is. Verbazing. En de volgende dag vele tekortkomingen zien en me daar nederig en bescheiden door voelen. Evalueren en relativeren dus. Wat anderen over mijn producten zeggen, zegt niet veel over die producten maar alles over de ander. Ik leer door te tekenen het belang van de grote lijn én de details, en de verhouding daartussen. Ik zie dat de schets soms mooier is dan het eindresultaat, ik merk dat een idee niet altijd gerealiseerd kan worden. Dat afstand nemen erg belangrijk is: als je ergens te lang bovenop zit, zie je het niet goed meer. Het zijn allemaal dingen die in mijn dagelijks leven doorklinken….
Ik kan er niets aan doen dat ik kan tekenen, het hoort bij me.
En ik heb beter leren kijken natuurlijk.
Als ik echt aan een langer durend werk bezig ben, is de stemming erg belangrijk. Er is geen denken tijdens het schilderen. Er is een stemming en het lichaam dat ‘gehoorzaamt’. En een geest die luistert.
Erik Dries, 2013.

Terug naar inhoudsopgave

<== 5.6 Natuur, milieu en duurzaamheid
5.8  Ouderdom als opgave ==>

5.6 Natuur, milieu en duurzaamheid

Zorg voor natuur en zorg voor milieu zijn belangrijk bij Quakers. Zij hebben een lange traditie op dit gebied. Zo noemde William Penn George Fox een “gelovige natuurliefhebber”. Hij was tegen jagen en valkenieren en stimuleerde jonge mensen tot het bestuderen van de natuur. In de visie van Fox openbaarde God zich niet alleen in zijn ‘Woorden, maar ook in zijn Werken’, dat wil zeggen in de wonderbaarlijke pracht van de schepping. ‘Zeggen dat we God liefhebben en tegelijkertijd wreedheden begaan tegen de minste van Zijn schepselen is een tegenstelling in zichzelf ’ zie John Woolman.

In de Bijbel geldt de regenboog als teken van Gods eeuwige verbondenheid met de hele schepping: ‘Dit zal voor alle komende generaties het teken zijn van het verbond dat ik met alle levende wezens op aarde gesloten heb’ (Genesis 9:17).

Ondanks het feit dat Quakers in het zeventiende-eeuwse Engeland niet toegelaten werden tot universitaire studies telde het Genootschap toch vele grote natuurwetenschappers, bijvoorbeeld: John Barton, William Barton, Thomas Lawson, William Curtis, Peter Collinson, John Fothergill. en zo voer Sydney Parkinson mee als natuurvorser op het schip Endeavour tijdens de ontdekkingsreis van Captain Cook in de Stille Zuidzee.

Alle studie en onderzoek deden en doen Quakers beseffen dat zij onlosmakelijk verbonden zijn met de schepping en daar dus zorg voor horen te dragen. Al in de achttiende eeuw zei Woolman dat wat de aarde voortbrengt een gift is van onze Schepper aan de bewoners en dat roofbouw plegen en de aarde uitputten schade toebrengt aan de schepping en voor de komende generaties. Onze niet te stillen honger naar grondstoffen put de aarde uit. Die hebzucht geeft aanleiding to klimaatverandering en oorlog.

Door de begrippen milieu en omgeving wordt gesuggereerd dat de mens centraal staat en zonder meer kan heersen over de natuur. Wij mensen zijn echter een deel van het wereldomspannende netwerk van leven en zijn daar niet alleen afhankelijk van, maar ook verantwoordelijk voor. Veel soorten planten en dieren zijn al uitgestorven en nog meer worden bedreigd met uitsterven. Dat mogen we niet laten gebeuren. We dienen ons te realiseren dat dit vooral voor rekening komt van de geïndustrialiseerde landen op het noordelijk halfrond komt. Dat geeft Quakers wonend in dat deel van de wereld een bijzondere verantwoordelijkheid om er toe bij te dragen die negatieve ontwikkelingen te keren.

Het is dus nodig een ander economisch beleid en een duurzame levensstijl te ontwikkelen met het oog op de toekomst van de aarde.

In Overwegingen en Vragen wordt het zo gezegd:

Probeer sober te leven. Een vrijwillig gekozen eenvoudige levensstijl kan een bron van kracht zijn. Laat je niet ompraten om te kopen wat je niet nodig hebt, en zeker niet wat je je niet kunt veroorloven. Houd je je op de hoogte van de gevolgen die jouw levensstijl kan hebben voor de economie en het milieu wereldwijd?
(O&V, nr. 41)

De wereld behoort niet aan ons en de schatten van deze aarde zijn niet de onze om er naar willekeur over te beschikken. Behandel alle schepselen met liefdevolle eerbied. Probeer de schoonheid en verscheidenheid in de wereld te behouden. Werk eraan dat onze toenemende macht over de natuur op een verantwoorde manier en met eerbied voor het leven wordt uitgeoefend. Verheug je in de glorie van Gods voortgaande schepping.

(O&V, nr. 42)

De schoonheid en verscheidenheid van de natuur, de oneindigheid van de ruimte en de opeenvolging van de jaargetijden en van dag en nacht laten niet na telkens weer diepe indruk op ons mensen te maken.
Britse JV, 1925.

Erkennend dat wij deel uitmaken van een samenleving waarvan wij genieten en die in zeker mate ons dagelijks leven bepaalt, voelden wij toch de noodzaak van kritiek op de wijdverbreide consumptieve levenshouding, een kritiek die perspectief kan openen op een meer wezenlijke vrijheid.

Laten wij kieskeurig zijn in de behoeften die we willen bevredigen, opdat we ruimte krijgen om onze opdracht beter te vervullen.Want de ware discipline is het streven een beter discipel van Jezus te zijn, en anderen te helpen op die weg.
Zendbrief Nederlandse Jaarvergadering, 1971.

Het zijn de economische verhoudingen, die de oorzaak zijn van veel van het onrecht in de wereld, het zijn de belangen van onze industrieën waarvoor volkeren verdrukt worden, waarvoor we water en lucht vervuilen, ons milieu kapot maken. Geld, ogenschijnlijk een neutraal ruilmiddel, speelt een enorme rol. Geld is macht.
In dit licht bezien is het geen wonder dat er velen zijn, zowel in ons genootschap als in andere jaarvergaderingen en kerkgenootschappen, die verontrust zijn over de wijze waarop wij geld beheren en verkrijgen. Dit is geen kwestie van financiële deskundigen alleen – het is niet eerlijk deze verantwoordelijkheid alleen op hun schouders te laden – dit is iets waarvoor iedere Vriend persoonlijk verantwoordelijk is. Het is verdrietig te zien hoe onvriendelijk wij tegenover elkaar komen te staan als dit probleem aan de orde is. Ook dat behoort dus tot de macht van het geld; onenigheid zaaien tussen vrienden.
Peter Spreij, 1974 .

Zonder er bij stil te staan plegen wij roofbouw op de aarde en “exploiteren” wij elkaar. Zodoende reduceren wij de natuur en onze medemensen tot object. Steeds duidelijker tekenen de met deze levensstijl samenhangende vernietigende tendensen zich af: de alarmerend toenemende milieuaantasting, de schrijnend toenemende inkomensverschillen, de door bewapening schokkend toenemende kapitaalsvernietiging. Daarbij dienen we ons vooral te realiseren dat deze “ontwikkelingen” complexe samenhangen vertonen én in strijd zijn met de roeping waardoor wij ons gegrepen zouden moeten weten. Navolging van Jezus betekent dat wij ons moeten bekeren van deze heilloze weg van (zelf)vernietiging, dat wij ons moeten verzetten tegen deze ontheiliging van Gods scheppingswerk.

Kees Nieuwerth, 1988

Ons overnemen van de oproep van de Wereldraad van Kerken tot Gerechtigheid, Vrede en Heelheid van de Schepping komt voort uit ons geloof en kan er niet van gescheiden worden. Dit daagt ons uit om opnieuw naar onze levensstijl te kijken en onze prioriteiten te stellen en doet ons de waarheid van Gandhi’ s woorden beseffen: ‘Zij die zeggen dat religie niets met politiek van doen heeft weten niet wat religie betekent.’ De natuurlijke hulpbronnen van de aarde moeten bewaard en evenwichtiger gedeeld worden en, omdat wij een integraal deel van de schepping zijn, is dit onze verantwoordelijkheid’.

Britse JV, 1989

In antwoord op Gods liefde houden wij ons bezig met de herbezinning op onze eeuwenoude Quaker getuigenissen, in voorbereiding op de Triennial in Birmingham.
Meer dan ooit roept deze tijd ons op die getuigenissen in ons persoonlijk en maatschappelijk leven waar te maken.

Gezien de actualiteit van de zorgwekkende ontwikkelingen op het gebied van natuur en milieu in deze eeuw, willen we naast waarheid, gelijkheid, vredelievendheid, eenvoud van leven en sociale gerechtigheid “duurzame ontwikkeling” aan onze getuigenissen toevoegen.
Zendbrief Nederlandse Jaarvergadering, 1997 (redactie)

In 1988 nam de Nederlandse Jaarvergadering een minuut aan waarin onze vertegenwoordiger de Driejaarlijkse wereldbijeenkomst in Japan de dringende vraag te stellen om het thema van het oecumenisch conciliair proces – Gerechtigheid, Vrede en de Heelheid van de Schepping – een belangrijk onderdeel te maken van de activiteiten van FWCC voor de komende jaren. Wie zijn wij dat we deze werken van God dreigen te vernietigen? Ze behoren niet aan ons, maar wij maken er deel van uit. Wij zijn een deel van de door God gegeven schepping. Wij zijn geroepen tot goed rentmeesterschap teneinde de heelheid van de Schepping in stand te houden..

Peter Spreij, 1997.

Wij doen een beroep op in het bijzonder Vrienden in de geïndustrialiseerde wereld:

  • te overwegen hoe wij onze levensstijl zouden moeten veranderen. Laten we eraan denken dat wij verrijkt kunnen worden door een eenvoudiger en minder verspillende manier van leven. In het bijzonder om:
  • te helpen de atmosfeer te beschermen door ons gebruik van fossiele brandstoffen aanmerkelijk te beperken;
  • ons gebruik van natuurlijke hulpbronnen te beperken tot datgene wat werkelijk duurzaam is. We realiseren ons dat dit voor velen van ons zal betekenen dat we onze materiele consumptie aanmerkelijk verminderen. Peter Spreij, 1998. Wij geloven dat het van vitaal belang is dat we de bedreiging van het leven op aarde door de aantasting van het milieu aan de orde stellen. We geloven dat we een verplichting tot verantwoord rentmeesterschap hebben voor Gods schepping, alhoewel we erkennen dat we daarin niet altijd volledig slagen. Wanneer we de natuurlijke omgeving en haar schepselen schade toebrengen, beschadigen we Gods schepping. Eerbied voor menselijk leven kan niet gescheiden worden van het handhaven van de integriteit en gezondheid van de ecologie van onze planeet.

Concurrentie om land, water en andere kostbare grondstoffen leidt tot oorlogen en ecologische rampen. Roofbouw op en misbruik van natuurlijke hulpbronnen is niet duurzaam
Wij roepen alle volkeren en regeringen van de wereld op de gelijkwaardigheid van alle mensen en de integriteit van de natuur te erkennen en samen te werken voor het algemeen belang van de hele wereldgemeenschap.

We besluiten om naar aanleiding van de behoeften van de hele aarde om met Gods hulp onze levensstijl te onderzoeken en samen te werken bij het nemen van stappen naar een duurzaam leven voor allen.
Driejaarlijkse wereldbijeenkomst, Dublin, 2007.

Terug naar inhoudsopgave

<== 5.5  Vredesopvoeding
5.7 Quakers en de kunsten ==>

5.5 Vredesopvoeding

“Ik heb mijn hoop gevestigd op stille processen in kleine kring, waarin voorvallen plaatsvinden die van levensbelang zijn en die ons leven een andere wending kunnen geven.” (Parafrasering van een uitspraak van Rufus. Jones , 1937)

Rufus Jones heeft bij zijn uitspraak niet gedacht aan de kleine kring van het gezin, maar het is een bekend feit dat de sfeer in het gezin of leefgemeenschap waarin een kind opgroeit van grote invloed is op de volwassene die uit het kind geboren wordt. Gelukkig zijn vele ouders, van welke levensbeschouwing ook, in staat om kinderen zo op te voeden dat ze een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Toch willen we hier in alle bescheidenheid vanuit de Quakertraditie een paar handreikingen aanbieden die opvoeders mogelijk enig houvast bieden bij de taak die hun is toebedeeld.

Wie een baby volgt vanaf de ontwikkeling in de baarmoeder tot vierjarige leeftijd staat verbaasd over de vermogens van het kind ten aanzien van waarneming, imitatie, deductie, inductie, geheugen en het verwerven van taalvaardigheid. Het ontwikkelingsproces verloopt ongemerkt en in stilte en wij denken dat dit voor de ouders een leerschool kan zijn in vertrouwen. Een kind is weliswaar wat zorg betreft afhankelijk van de ouders, maar niet zo hulpeloos als het lijkt. Vertrouwen in de innerlijke kracht van een kind en terughoudendheid ten aanzien van het ingrijpen in zijn/haar ontwikkeling vormen een goed uitgangspunt voor opvoeders. Gun het kind zijn eigen manier en tempo van geestelijke groei en geef het de gelegenheid tot zelfstandig ontdekken.

Quakers proberen te leven vanuit onderlinge verbondenheid en dat moet kinderen wel geleerd worden wanneer ze de ander gaan ontdekken en hun eigen territorium beginnen af te bakenen. In deze fase kunnen er conflicten ontstaan met de wereld van anderen (broertjes, zusjes, ouders). Als ouders dit proces liefdevol en stelselmatig bijsturen waar dat nodig is, leert het kind grenzen te respecteren. Onderlinge verbondenheid in vrede bestaat niet zonder respect voor elkaars levensruimte.

Het is belangrijk dat ouders bij de opvoeding een duidelijk onderscheid weten te maken tussen het scheppen van ruimte waarin kinderen zich vrij kunnen ontwikkelen en toegeeflijkheid die voortkomt uit gemakzucht of angst voor confrontatie. Naarmate het karakter van het kind zich steeds duidelijker manifesteert wordt van de ouders gevraagd het kind te accepteren zoals het is. De rol van een opvoeder gaat langzamerhand over

in de rol van begeleider, steun en toeverlaat die probeert het oudere en jong volwassen kind tot steun te zijn bij het ontdekken van de eigen roeping. Van daaruit kunnen zij zich ontwikkelen tot volwaardig lid van de maatschappij, ook als deze roeping haaks lijkt te staan op de manier waarop ouders hun leven inhoud hebben gegeven. Dit kan onzekerheid bij de ouders oproepen, misschien zelfs een bepaalde mate van weerzin en het is goed daarover met de kinderen te praten, zoals Vrienden met elkaar praten in een Gesprek vanuit de Stilte. Gevoelens worden gedeeld om dichter bij elkaar te komen en niet om elkaar hierover te veroordelen. In elke gemeenschap, dus ook in een hecht gezin, komen wrijvingen en irritaties voor. Dit zijn belangrijke leermomenten zowel voor de ouders als voor de kinderen.

Het is een unieke gelegenheid van elkaar te leren en zichzelf te leren kennen. Het zijn oefeningen om vanuit een liefdevolle onderlinge verbondenheid ook elkaars “tegenover” te (durven) zijn en misschien ook om te leren vergeven. Zo leren wij met elkaar te leven in vrede en niet als in een wapenstilstand.

Quakers kiezen ervoor om hun kinderen bij de opvoeding voor te bereiden op een wereld waarin mensen in vrede willen samenleven, ook al beseffen zij dat de dagelijkse praktijk vaak heel anders is. Juist daarom zijn er mensen nodig die niet de confrontatie zoeken maar wegen om zonder zichzelf of anderen geweld aan te doen tot een voor iedereen leefbare samenleving te komen.

Als richtlijnen hanteren ze daarbij de Quakergetuigenissen die door de eeuwen bewezen hebben daarvoor een goed uitgangspunt te bieden. Tot slot enkele vragen:

Luister je net zo goed naar je kinderen als jij verlangt dat ze naar jou luisteren? Kinderen zijn onbevangener dan volwassenen en misschien staan zij daarom wel meer open voor de ingevingen van liefde en waarheid in het hart dan volwassenen. In die zin kunnen ouders veel van hun kinderen leren.

Welk doel heb je voor jouw kinderen bij de opvoeding voor ogen? Is dat doel ingegeven door niet vervulde verlangens in jezelf of door de diepe verlangens die je bij je kinderen waarneemt?

Het Vredesgetuigenis van de Vrienden daagt ons allen uit vredesopvoeders te zijn. We mogen misschien niet allemaal onderwijzers zijn, maar we zijn allemaal zegslieden en we moeten allen leerlingen zijn. Vredesonderwijs zou als een integraal onderdeel van ons Vredesgetuigenis moeten worden beschouwd. Maar het is ten diepste iets wat men doet, niet iets waarover men spreekt. Leren, onderwezen worden, betekent gedragsverandering. Wij communiceren onze waarden door onze levensstijl, maar hoevelen van ons doen de vreedzame houding teniet door ons eigen agressieve gedrag?

Eva I. Pinthus, 1982, QF&P, 23.84.

Terug naar inhoudsopgave

<== 5.4  Ouders en kinderen
5.6  Natuur, milieu en duurzaamheid ==>