Ubuntu

Een half jaar na mijn bezoek aan Lungi en haar familie in Khayelitsha, (zie kader).
Lungi neemt ons mee op pad.
“Now I am the boss” zegt ze fier met haar hoofd rechtop en een knipoog naar mij. We slenteren door de hitte en lopen de ruim drie kwartier durende ontmoetingstour door Khayelitsha (een wijk van Kaapstad, Zuid Afrika): the walking tour through Makhaze.

Ongemerkt lopen we een beetje heupwiegend, Lungi voorop, op de aanstekelijk swingende muziek die uit één van de shacks klinkt. Het blijkt een kerk.

Thuis komen in Khayelitsha


We gaan naar binnen en worden overvallen.

Overvallen door de muziek, het voelbare welkom, de saamhorigheid, de beleving, het geloof. Een oergevoel raakt diep en huilen is de onverklaarbaar onmiddellijke reactie. Ik kijk om me heen en bij werkelijk iedereen van de Nederlandse groep stromen tranen over de wangen. We zijn meer dan ontroerd, meer dan verbaasd. Wat gebeurt hier? Dat in deze kerk, een eenvoudige hut van vijf bij vijf, zelfs de hoogstopgeleide rationele nuchtere Nederlanders staan te huilen….. Of zijn we júíst die zogenaamde hoogopgeleide, nuchtere rationele Nederlanders en wordt hier iets in ons aangeboord wat we met zijn allen zijn kwijtgeraakt of wat onderontwikkeld is?
Ik wil het niet verklaren, voor je het weet verklaar je elkaar de oorlog,” zingt Stef Bos.
De aanwezigen bidden, ze dansen en ze heten ons welkom. We worden naar voren gehaald en gevraagd of we allemaal willen vertellen wie we zijn, waar we vandaan komen. Ze geven mij het woord en ik zeg: “Molwenig, enkosi kakhulu, (dag allemaal, enorm bedankt dat we hier mogen zijn)”. En dan val ik stil, weet niet wat ik verder zeggen moet.
“Ik zie de rode aarde en ik voel zwart bloed….De muziek en tekst van Stef Bos’ nummer ‘Een zondag in Soweto’ zal voor altijd in mijn geheugen gegrift staan, want elke zin, elk woord en elke toon is letterlijk wat ik hier zie en voel. Het is alleen geen zondag in Soweto, maar een zondag in Khayelitha.

Khayelitsha is een township bij Kaapstad,Zuid-Afrika.

Khayelitsha betekent ‘nieuw thuis’ in het Xhosa. De Kaapse
Vlakte (‘Cape Flats’) is een gebied ten oosten van de stad. Khaye- litsha strekt zich uit tot aan de kust en is omgeven door zandduinen. Er zijn er die geloven dat dit bewust gedaan is door de apartheids- planners om politieke onlusten te onderdrukken. Volgens dit model heeft Khayelitsha slechts drie uitgangen en was dus eenvoudig af te sluiten in tijden van onlusten.

Khayelitsha is de grootste township van de Kaapse Vlakte en strekt zich uit langs de snelweg N2. Er wonen ongeveer 400.000 mensen[1]. De werkloosheid wordt geschat op 70%. Degenen die wel werk hebben vertrekken ’s ochtends vroeg massaal vanaf het trein- station in Khayalitsha met de trein naar Kaapstad. De situatie in Khayelitsha is de laatste jaren verbeterd. Er zijn vele bouwprojecten waarin shacks (woninkjes van golfplaat en hout) worden vervangen door stenen woningen. Tevens wordt er hard gewerkt aan stromend water en de elektriciteitsvoorziening.

Khayelitsha (met een geschat aantal van 2,4 miljoen inwoners)

Kleur bekennen

Door Marianne IJspeert

Sinds die verschrikkelijke oorlog is uitgebroken in Oekraïne, zien we steeds vaker geel-blauwe vlaggen verschijnen. De bedoeling is duidelijk. Degene die hem uithangt wil zijn/haar solidariteit met het Oekraïense volk tonen, dat het zwaar te verduren heeft. Maar moet je daarvoor een nationale vlag gebruiken? Het leed beperkt zich niet tot de landsgrenzen.

Ik zag zelfs een geel-blauwe vlag bij een kerkgebouw. Persoonlijk vind ik dat nationale vlaggen niet bij kerkgebouwen horen, ook de Nederlandse niet. We hebben in dit land gelukkig nog steeds een scheiding tussen kerk en staat. De kerk mocht zelfs een eigen beleid voeren wat betreft de corona- maatregelen. Voor vredeskerken is de scheiding tussen kerk en staat extra belangrijk in verband met het leger, dat onder verantwoordelijkheid van de staat valt.

Een zeer bekende Psalmtekst is ‘de Heer is mijn herder’. Ik noem hem wel de kortste en bondigste geloofsbelijdenis. Het woord ‘herder’ heeft in de Bijbel ook een politieke lading. De vraag ‘wie is je herder?’ betekent dan: door wie wil je je laten regeren of leiden? Wiens gezag erken je?

Als je zegt: ‘Míjn herder is de Heer’, dan heeft dat politieke consequenties. Maar ook als je zegt dat je je laat leiden door de Geest of het Licht, wat veel Quakers doen, dan komt dat op hetzelfde neer. Dan zou je eigenlijk geen an- der gezag moeten erkennen dan dat van de Goede Herder, de Geest of het Licht, dat ieder mens verlicht. Dan wordt de wereldse overheid secundair. En dan worden we wereldburgers in plaats van staatsburgers.

Nationalisme is iets heel gevaarlijks, zeker in oorlogstijd. Maar de mensheid lijkt er nog niet aan toe om dat los te laten. Op het Quakercentrum ontvan- gen we nog altijd het blad van de Wereld Federalisten Beweging Nederland (WFBN) een heel idealistische organisatie, waar Edy Korthals Altes ook lid van was. De WFBN, die in 1948 is opgericht, streeft naar een duurzame en democratische wereldrechtsorde, met respect voor de rechten van de mens. In Bijbelse termen komt dit overeen met het Koninkrijk van God of het Vre- desrijk, waarin gerechtigheid en vrede heersen. Laten we dat ideaal voor ogen houden, zeker nu ons vredesgetuigenis onder druk komt te staan. En een wereldvlag of vredesvlag uithangen om onze verbijstering te tonen over zoveel schendingen van het internationaal recht.

Gedachten over de oorlog

Door Irene Visser

Toen Sytse me vroeg om mijn gedachten en wellicht worsteling over de oor- log in Oekraïne op papier te zetten voor het volgende nummer van de Vriendenkring, was dit zijn inleiding: De oorlog in Oekraïne roept veel afschuw en verdriet maar ook solidariteit op. De eerste reactie is: verdediging en hoop dat de vijand tegengehouden wordt. Toch hebben wij als Quakers ook andere gedachten en een belangrijk concern: geweldloosheid, tegengaan van de wapenwedloop, de spiraal van oorlog en grof geweld doorbreken om een duurzame vrede te bereiken: Ons Vredesgetuigenis. Daarmee gaf hij precies de twee perspectieven weer waar wij, Quakers, en waarschijnlijk ook veel andere mensen mee worstelen. Hebt uw vijanden lief…hoe ver staat dat af van de afschuw die Poetin oproept.

Het is niet gemakkelijk om over het dilemma dat Sytse schetst te schrijven. Ik heb heel wat pogingen gedaan en ook weer weggegooid. Het is geen worsteling om te beschrijven hoe ik over de oorlog in Oekraïne denk, omdat die net als alle oorlogen wreed, vernietigend, en nietsontziend is. Ik kan de agressor in het Kremlin veroordelen en hem een Oorlogsmisdadiger noemen. Mijn hart krimpt samen als ik lees over het leed dat mensen wordt aangedaan. Hoe verleidelijk is het dan om het perspectief van kritiek, afschuw, maar ook van angst en retributie, dus gewelddadigheid, te kiezen. Dat lijkt de enige ‘normale’ reactie, en het is zeker mijn eerste opwelling geweest. Die reactie werpt een donkere schaduw over deze weken van voortgaande oorlogvoering, waarvan het einde nog ver lijkt te zijn. Daarbij is het ten tijde dat ik dit schrijf ook nog eens de veertigdagentijd, of lijdenstijd, waarin we stilstaan bij de veroordeling, marteling en executie van een onschuldige.

Boven mijn bureau hangt de bekende spreuk van George Fox: “Walk cheer- fully over the world, answering that of God in everyone.” Dat lijkt een spreuk voor betere tijden, zeker niet voor nu. Want opgewekt je gang gaan en het goede zien in iedereen, ook als je weet dat Oekraïense ziekenhuizen en scholen worden gebombardeerd? Een calvinistisch stemmetje in mijn hoofd houdt me voor dat zo’n houding toch echt niet kan: “vrolijk zijn ter- wijl anderen het zo moeilijk hebben! hoe kun je dat maken als er zoveel leed gaande is, wat kortzichtig! (enzovoort).” Is het inderdaad kortzichtig, of zelfs egoïstisch, om vast te houden aan opgewektheid en naastenliefde?

Die vraag werd voor mij luid en duidelijk beantwoord toen ik een interview las met Robert Muller.
Robert Muller (1923-2010) studeerde rechten en economie en was bijna veertig jaar werkzaam bij de VN. Hij zette zich in voor het milieu, onderwijs, een rechtvaardige economie, en vooral voor vrede in de wereld. Hij was medeoprichter van de VN Universiteit voor de Vrede en werd meermalen voorgedragen voor de Nobel-prijs voor de Vrede. In het interview dat ik las, vertelt Muller over ‘gelukkig zijn’ als kernwaarde in zijn leven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij gevangene van de Duitsers, opgesloten met anderen in een krappe cel, waarin de zuurstof schaars was. Een emmer deed dienst als toilet en de stank was vreselijk. In die wanhopige situatie dacht Muller aan wat hij had gelezen bij Emile Coué, een filosoof die hij erg bewonderde. Hij herinnerde zich dat Coué van mening is dat geluk niet iets is wat van buitenaf komt, maar dat het een innerlijk kracht is, waaruit je kunt putten. Coués opmerkelijke les was om die kracht op te zoeken en altijd ‘de gelukkigste mens’ op aarde te zijn, ongeacht je omstandigheden. Het lukte Muller om in zichzelf te keren en daar vreugde en kracht te vinden, waardoor het leven in de cel draaglijk werd. Tijdens die momenten gebeurde er iets mysterieus, vertelt hij; een sprong tussen negativiteit en positiviteit, een onbegrijpelijke maar wel alles- doordringende ervaring, die hij de rest van zijn leven bleef opzoeken. Soortgelijke wonderlijke ervaringen zijn ook beschreven door Viktor Frankl, Václav Havel en Nelson Mandela over hun perioden van gevangenschap. Hoe wonderlijk, om in de moeilijkste perioden van het leven zo’n grote innerlijke kracht te ontdekken. Muller noemt het een mysterie. Als er zich problemen voordeden bij zijn werk voor de VN nam Muller de tijd om zich te concentreren op de positieve innerlijke kracht, waardoor optimisme en energie weer terugkeerden.
Mullers laatste uitspraak in het interview maakt duidelijk hoe belangrijk opgewektheid voor ons is, hoe somber de situatie ook is: “het is een enorm dwaze en kortzichtige houding om ongelukkig te zijn, ondankbaar te zijn en geen ontzag en waardering te ervaren voor het grootse geschenk van dit leven.” Daarmee legt hij mijn calvinistische stoorzendertje effectief het zwijgen op. Het is nooit kortzichtig, hoe de omstandigheden ook mogen zijn, om opgewekt door het leven te gaan.

Ik laat de spreuk boven mijn bureau hangen:

Walk cheerfully over the world, answering that of God in everyone.

6.4 Quaker organisatie

De organisatiestructuur van het Religieus Genootschap der Vrienden (Quakers) hangt nauw samen met de ‘kerkorde volgens het evangelie’, waarin het priesterschap van alle gelovigen een belangrijke rol speelt. George Fox zei hierover: Christus is aanwezig te midden van zijn gemeente als regeerder, voogd en regelgever. Het gezamenlijke priesterschap brengt gedeelde verantwoordelijkheden met zich mee.

Quakers zijn wereldwijd georganiseerd in groepen die Maanden Jaarvergaderingen worden genoemd omdat ze traditioneel maandelijks respectievelijk jaarlijks bij elkaar komen om zaken af te handelen in zogenoemde Zakenvergaderingen.
De meeste Jaarvergaderingen zijn aangesloten bij het Quaker Wereldcomité – Friends World Committee for Consultation. Wereldwijd zijn er om en nabij één miljoen Quakers.

De Jaarvergadering is het hoogste besluitvormende orgaan van het Genootschap. De jaarlijkse bijeenkomst van de Jaarvergadering wordt in Nederland de Algemene Vergadering genoemd. Om dringende zaken ook af te kunnen wikkelen tussen de jaarlijkse Algemene Vergaderingen in is er een interim orgaan: de Landelijke Commissie.

De Maandvergadering is de primaire eenheid in de Quaker organisatiestructuur. Maandvergaderingen zijn autonoom. Een groep Quakers die Stille Samenkomsten houden mogen zich pas een Maandvergadering noemen als zij door de Jaarvergadering zijn erkend. In Nederland kennen we op dit moment (2015) de volgende Maandvergaderingen: de Amsterdamse Maandvergadering, de Haagse Maandvergadering, de Noordoost Nederlandse Maandvergadering (in Groningen), de Midden en Zuid Nederlandse Maandvergadering (in Bennekom). Verder zijn er twee – nog niet als Maandvergadering erkende – Quaker- groepen, één in Deventer en één in Zuid-Nederland.

In ons kleine Genootschap zijn bepaalde verantwoordelijkheden ondergebracht bij de Jaarvergadering die in het buitenland bij Maandvergaderingen zijn gelegd. Dit is niet vreemd als men bedenkt dat Maandvergaderingen in grotere landen vaak meer leden hebben dan de hele Nederlandse Jaarvergadering.

Zo berusten bijvoorbeeld de volgende verantwoordelijkheden bij de Nederlandse Jaarvergadering: Beheer van het archief, de Quaker bibliotheek in Amsterdam, het beheer en onderhoud van het onroerend goed (via de Commissie Huizenbeheer) en andere vermogensbestanddelen, de uitgave van (promotionele) Quaker literatuur (via de Literatuur- commissie), vredeswerk, ondersteuning van sociale- en vredesprojecten in binnen- en buitenland (via het Quaker Hulpfonds).

Om Jaarvergadering en Maandvergaderingen goed te laten functioneren benoemen zij ieder een Schrijver uit hun midden. De naam van de functie is ontleend aan een belangrijke onderdeel van de functie, namelijk het begeleiden van het besluitvormingsproces in de Zakenvergaderingen en het vastleggen van het gevoelen van de Zakenvergadering. Hierbij is het algemene gevoelen van de samenkomende Vrienden in dit besluit geleid te worden door de Geest leidend.
Of het nu een grote of een kleine Maand- of Jaarvergadering betreft, het goed bewaren van stukken, met name Minuten, is van groot belang. Het minutenboek is een belangrijk document en wordt te zijner tijd ook een historisch document dat inzicht verschaft in de ontwikkeling van die groep Vrienden.

Kleinere Jaarvergaderingen hebben vaak moeite om voor alle taken Vrienden te vinden die deze goed kunnen vervullen. Vaak hebben die Vrienden ook nog eens een druk beroeps- en familieleven. Daarom streven we ernaar de organisatiestructuur zo eenvoudig mogelijk te houden. Vandaag de dag kan moderne technologie ons hierbij ook vaak een handje helpen. Omdat wij de gewoonte hebben minuten ter plekke schriftelijk vast te leggen kunnen er echter dringende vraagtekens worden gezet bij het gebruik van Skype en e-mail.

De Nederlandse Jaarvergadering is een erkend kerkgenootschap en als zodanig lid van de Raad van Kerken in Nederland.
De Nederlandse Jaarvergadering oefent geen directe invloed uit op de politiek, maar doet dit via de Raad van Kerken in Nederland en de volgende non-gouvernementele organisaties, te weten de Quakerraad voor Europese Aangelegenheden en de Quaker United Nations Office.

Er zijn twee dingen, zonder welke een Quakergemeenschap nimmer zal kunnen stellen: eenheid in God en gemeenschap met elkaar. Beide beleven wij in onze stille wijdingssamenkomsten. Zou de eenheid in God geen ervaarbare eenheid zijn, dan zou de voornaamste grond voor het bestaan van ons Genootschap zijn verdwenen. En de ervaring van deze eenheid is tevens de ervaring van de gemeenschap der mensen.

Adolf Woldendorp, 1958.

Het was George Fox, die eenmaal getuigde:
‘Een ware kerk is geen gebouw, doch een gemeenschap van Gods kinderen, in Zijn Liefde verenigd.’
Het is deze kleine gemeenschap die wij steeds weer opnieuw trachten te zijn, die ik danken wil voor alle steun, liefde en begrip uit alle richtingen ontvangen…
Jo Hofman, 1959.

Quaker meetings en ook de mensen waaruit ze bestaan verschillen van karakter op elk tijdstip, zowel als in de loop der tijden. Sommige perioden zijn vervuld van groei en naar buitengerichte activiteiten. In andere is dat in mindere mate het geval. Misschien zelfs als men zucht onder de inspanningen om vroeger begonnen werken in hun uiterlijke vormen in stand te houden.

Dit brengt ons tot de vraag: Waar staan we vandaag ten opzichte van het geloof en de werken. Gaan we van de juiste volgorde uit: eerst het geloof, dan de werken? Of zetten we werk voort dat ontstaan en drijvende kracht dankte aan het geloof van degenen die ermee begonnen?
Als we in een toestand verkeren waarin de meeting meer taken heeft te verzetten dan er mensen zijn om uit te voeren, of als we meer doeleinden willen nastreven dan we kunnen volhouden, dan is ernstig zelfonderzoek geboden. Misschien moet ons geloof worden versterkt door meer eigen voorbereiding van elk lid van de groep.

Frank Blackwell, 1983.

Er is door verwonderde buitenstaanders, die keken naar het Religieus Genootschap der Vrienden, wel eens gezegd: als je je een geloofsgemeenschap indenkt, door een aantal vrienden opgericht, een gemeenschap die geen bestuur heeft, geen geloofsbelijdenis, geen dogma’s, geen voorgangers in de eredienst, waar nooit wordt gestemd over te nemen besluiten, dan kun je toch niet anders verwachten dan dat zo’n gemeenschap, al is zij nog zo enthousiast en eensgezind begonnen, onmogelijk kan blijven bestaan, maar binnen korte tijd letterlijk spoorloos zal verdwijnen. En nu bestaat het moedergenootschap al ruim drie eeuwen en onze Jaarvergadering al ruim een halve eeuw.
Anton Kalff, 1988.

De organisatie is een noodzakelijk kwaad om de beweging gaande te houden. Maar het levensgrote risico is dat de organisatie de beweging verlamt door dwingende regelgeving, zeg maar de letter die doodt, terwijl de Geest levend maakt. En de Geest is niet in een organisatie te vangen… We hebben veelal geprobeerd conflicten op te lossen door goede afspraken te maken over te volgen procedures. Maar daarmee komen we in de sfeer van het contract. De regeltjes die we dienen na te leven en waar we elkaar op controleren. En als de regels belangrijker worden dan de vriendschap, als we elkaar pijn gaan doen en beschadigen met al onze regels, dan zijn we op de verkeerde weg…

Maar daar zit het echte probleem niet. Als we als Vrienden met elkaar Vrienden willen zijn, en ons door de Geest laten leiden, dan komen we daar wel uit, en kunnen, als dat nodig is, ook wel correcties in onze organisatiestructuur aanbrengen.
Peter Spreij, 2002.

<– Vorige: 6.3 Gesprek vanuit de stilte
Volgende: 6.5 Lidmaatschap –>

Inhoud