stilte en persoonlijke verhalen

Stilte en persoonlijke verhalen Quakers en ik   (Vivian Barty-Taylor)   In Schotland ben ik geboren in een gezin waar de Quakers al een rol speelden. Mijn moeder was Bezoeker (Attender) bij Edinburgh Central Meeting en ik ben als kind mee geweest samen met haar....

5.5 Vredesopvoeding

“Ik heb mijn hoop gevestigd op stille processen in kleine kring, waarin voorvallen plaatsvinden die van levensbelang zijn en die ons leven een andere wending kunnen geven.” (Parafrasering van een uitspraak van Rufus. Jones , 1937)

Rufus Jones heeft bij zijn uitspraak niet gedacht aan de kleine kring van het gezin, maar het is een bekend feit dat de sfeer in het gezin of leefgemeenschap waarin een kind opgroeit van grote invloed is op de volwassene die uit het kind geboren wordt. Gelukkig zijn vele ouders, van welke levensbeschouwing ook, in staat om kinderen zo op te voeden dat ze een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Toch willen we hier in alle bescheidenheid vanuit de Quakertraditie een paar handreikingen aanbieden die opvoeders mogelijk enig houvast bieden bij de taak die hun is toebedeeld.

Wie een baby volgt vanaf de ontwikkeling in de baarmoeder tot vierjarige leeftijd staat verbaasd over de vermogens van het kind ten aanzien van waarneming, imitatie, deductie, inductie, geheugen en het verwerven van taalvaardigheid. Het ontwikkelingsproces verloopt ongemerkt en in stilte en wij denken dat dit voor de ouders een leerschool kan zijn in vertrouwen. Een kind is weliswaar wat zorg betreft afhankelijk van de ouders, maar niet zo hulpeloos als het lijkt. Vertrouwen in de innerlijke kracht van een kind en terughoudendheid ten aanzien van het ingrijpen in zijn/haar ontwikkeling vormen een goed uitgangspunt voor opvoeders. Gun het kind zijn eigen manier en tempo van geestelijke groei en geef het de gelegenheid tot zelfstandig ontdekken.

Quakers proberen te leven vanuit onderlinge verbondenheid en dat moet kinderen wel geleerd worden wanneer ze de ander gaan ontdekken en hun eigen territorium beginnen af te bakenen. In deze fase kunnen er conflicten ontstaan met de wereld van anderen (broertjes, zusjes, ouders). Als ouders dit proces liefdevol en stelselmatig bijsturen waar dat nodig is, leert het kind grenzen te respecteren. Onderlinge verbondenheid in vrede bestaat niet zonder respect voor elkaars levensruimte.

Het is belangrijk dat ouders bij de opvoeding een duidelijk onderscheid weten te maken tussen het scheppen van ruimte waarin kinderen zich vrij kunnen ontwikkelen en toegeeflijkheid die voortkomt uit gemakzucht of angst voor confrontatie. Naarmate het karakter van het kind zich steeds duidelijker manifesteert wordt van de ouders gevraagd het kind te accepteren zoals het is. De rol van een opvoeder gaat langzamerhand over

in de rol van begeleider, steun en toeverlaat die probeert het oudere en jong volwassen kind tot steun te zijn bij het ontdekken van de eigen roeping. Van daaruit kunnen zij zich ontwikkelen tot volwaardig lid van de maatschappij, ook als deze roeping haaks lijkt te staan op de manier waarop ouders hun leven inhoud hebben gegeven. Dit kan onzekerheid bij de ouders oproepen, misschien zelfs een bepaalde mate van weerzin en het is goed daarover met de kinderen te praten, zoals Vrienden met elkaar praten in een Gesprek vanuit de Stilte. Gevoelens worden gedeeld om dichter bij elkaar te komen en niet om elkaar hierover te veroordelen. In elke gemeenschap, dus ook in een hecht gezin, komen wrijvingen en irritaties voor. Dit zijn belangrijke leermomenten zowel voor de ouders als voor de kinderen.

Het is een unieke gelegenheid van elkaar te leren en zichzelf te leren kennen. Het zijn oefeningen om vanuit een liefdevolle onderlinge verbondenheid ook elkaars “tegenover” te (durven) zijn en misschien ook om te leren vergeven. Zo leren wij met elkaar te leven in vrede en niet als in een wapenstilstand.

Quakers kiezen ervoor om hun kinderen bij de opvoeding voor te bereiden op een wereld waarin mensen in vrede willen samenleven, ook al beseffen zij dat de dagelijkse praktijk vaak heel anders is. Juist daarom zijn er mensen nodig die niet de confrontatie zoeken maar wegen om zonder zichzelf of anderen geweld aan te doen tot een voor iedereen leefbare samenleving te komen.

Als richtlijnen hanteren ze daarbij de Quakergetuigenissen die door de eeuwen bewezen hebben daarvoor een goed uitgangspunt te bieden. Tot slot enkele vragen:

Luister je net zo goed naar je kinderen als jij verlangt dat ze naar jou luisteren? Kinderen zijn onbevangener dan volwassenen en misschien staan zij daarom wel meer open voor de ingevingen van liefde en waarheid in het hart dan volwassenen. In die zin kunnen ouders veel van hun kinderen leren.

Welk doel heb je voor jouw kinderen bij de opvoeding voor ogen? Is dat doel ingegeven door niet vervulde verlangens in jezelf of door de diepe verlangens die je bij je kinderen waarneemt?

Het Vredesgetuigenis van de Vrienden daagt ons allen uit vredesopvoeders te zijn. We mogen misschien niet allemaal onderwijzers zijn, maar we zijn allemaal zegslieden en we moeten allen leerlingen zijn. Vredesonderwijs zou als een integraal onderdeel van ons Vredesgetuigenis moeten worden beschouwd. Maar het is ten diepste iets wat men doet, niet iets waarover men spreekt. Leren, onderwezen worden, betekent gedragsverandering. Wij communiceren onze waarden door onze levensstijl, maar hoevelen van ons doen de vreedzame houding teniet door ons eigen agressieve gedrag?

Eva I. Pinthus, 1982, QF&P, 23.84.

Terug naar inhoudsopgave

<== 5.4  Ouders en kinderen
5.6  Natuur, milieu en duurzaamheid ==>

4.1 Bouwers met God

Het Inwaartse Licht heeft de Vrienden doen ervaren dat God rechtstreeks toegankelijk is voor iedereen die zoekt naar Licht en Leiding. Deze stille omgang met God roept ons tot het ontplooien van activiteiten die Gods liefde en zorg voor deze wereld realiseren. Het Licht geeft ons de energie om te bouwen aan het Koninkrijk van God in deze wereld, hier en nu.

Als Religieus Genootschap der Vrienden hebben we in de loop van onze geschiedenis een bijzondere visie ontwikkeld op het Koninkrijk Gods. Voor ons is dat niet een verafgelegen plaats in termen van tijd en ruimte, een soort van hiernamaals of alleen toekomstige tijd.

Quakers geloven in wat wel de ‘gerealiseerde eschatologie’ genoemd wordt: we geloven dat het Koninkrijk dichtbij is, dat het hier en nu begint en dat wij als Vrienden van Jezus daar deel van uitmaken. We ‘leven het Koninkrijk’ zeggen Quakers: we leven alsof het Koninkrijk er al is en door zo te leven, brengen we het dichterbij. Bijvoorbeeld, wanneer William Penn een vredesverdrag met de Indianen in Pennsylvania sluit, dan wordt op zo’n moment het vredesvisioen van Jesaja gerealiseerd.

Het ‘werk van God’ richt zich op de groei en ontwikkeling van ‘dat van God in ieder mens’, de Schepping van het goede. Dit werk is nog niet af, niemand kan geloven dat het Woord van God zich al ten volle heeft geopenbaard, maar het fundament van de Stad van God is al wel gelegd door Jezus. God bedient zich van menselijke werktuigen, en zij zien het als de eigenlijke taak van de mens om medewerker van God te zijn. Gods liefde kan zichtbaar worden in het werk dat wij doen.

Dat het broodnodig is hier en nu aan het Koninkrijk te bouwen, laat de wereld ons zien in allerlei onderling samenhangende crisissituaties en als gevolg daarvan een niet afnemend aantal gewapende conflicten en oorlogen. Desondanks blijven wij geloven dat het Licht op deze wereld schijnt, en dat iedereen tot het goede in staat is. De overtuiging dat iedereen, zonder uitzondering, ‘dat van God’ in zich draagt, is geen naïeve optimistische mensvisie, die alles wat mensen doen met de mantel der liefde bedekt. Sommige mensen houden hun ‘dat van God’ maar al te goed verborgen, ook voor zichzelf. Het betekent ook niet dat we niet over de daden van anderen zouden mogen oordelen, integendeel, het vermogen te oordelen is een van de geschenken die we hebben meegekregen. Het betekent wel dat we mensen een nieuwe kans geven, en niemand ooit totaal ‘afschrijven’.

We beseffen dat het nog veel inspanning en geduld zal vergen. Dat ons mensen zijn voorgegaan die met eindeloos geduld geprobeerd hebben Gods bedoelingen te verstaan. Dat zij zich liefdevol ingezet hebben voor hun medemensen, is een aanwijzing dat dit bouwen betekenisvol wordt wanneer we de Geest een kans geven. Nieuwe mogelijkheden voor vooruitgang openen zich. Nieuwe en rechtvaardige relaties tussen mensen worden mogelijk. Zij beginnen meer en meer te beseffen wat liefde en gemeenschap inhoudt. Gemeenschap betekent zorg hebben voor elkaar, maar ook: deel hebben aan het werk van God. Zoals een oude Quakeruitspraak zegt: wanneer gaan wij mensen ‘leven op een manier die elke aanleiding tot oorlog wegneemt?’ Wanneer zetten we ons daadwerkelijk in voor een duurzaam leven voor allen in deze wereld, voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de Schepping?

Politiek kan niet overgeplaatst worden naar een plek ergens anders, maar moet worden erkend als een aspect van het leven dat net zo goed de roeping is van religieuze mensen en een religieuze organisatie als welk ander deel van het leven ook. Nee, meer dan dit, de ordening van de mens in een samenleving zodat hij de kans krijgt op een volledige ontplooiing, is en was altijd een van de voornaamste roepingen van het Quakerisme.
Lucy F. Morland, 1919, QF&P, 23.06

Wij hebben de geest van Christus pas dan begrepen wanneer wij ons er helder van bewust zijn dat het Koninkrijk van God op aarde werkelijkheid kan worden door samenwerking van God en mens.
Christus geloofde dat gewone mensen als wij in staat waren het zout en het licht der wereld te worden, in een wereld vol oorlog vredebrengers te zijn en een tweede mijl te gaan.

Rufus Jones, 1931.

De grote kracht die ik bij de Quakers heb gevonden, is dat zij zoveel overlaten aan de eigen inspanning, het zelf moeite doen, en zelf zoeken; dat zij zoveel overlaten en verwachten van Gods werk in ieder mens. Dat vertrouwen: ik kan gedeeltelijk iets vertellen, soms, als het gevraagd wordt – maar mijn werk is slechts mensenwerk – en God moet werken – dat vertrouwen op het werk van God in ieder hart – dat is een van de geheimen van de Quakers.

Corry Laman Trip, 1938

We weten dat Jezus zichzelf identificeerde met hen die lijden en de zondaars, de armen en de onderdrukten. We weten dat hij zich inspande om vriend te zijn van hen die sociaal uitgesloten worden. We weten dat hij ons waarschuwde voor de bedrieglijkheid van rijkdom,
dat weelde en bezit gemakkelijk tussen ons en God kunnen komen en ons scheiden van onze naasten. Het aanbidden van het comfort van de middenklasse is zeer zeker een zijkapel in de tempel van Mammon. Het trekt echter grote gemeenten en ook Vrienden hebben haar bezocht. We weten dat Jezus een compassie had voor het volk en het vele zaken aangaande het Koninkrijk onderwees. Hij respecteerde de gewone mensen, sprak hen aan en had meer hoop op een reactie van hen dan van de rijken en de knappe koppen. Toch vleide hij de werkers nooit, stimuleerde in hen geen gevoelens van jaloezie en haat, en moedigde hen nooit aan de klas- senstrijd meedogenloos aan te gaan om voor hun eigen belangen op te komen. Hij riep hen op hun vijanden lief te hebben en voor diegenen te bidden die hen boosaardig misbruikten.
Herbert G. Woods, 1958, QF&P, 23.03

De plicht van het Genootschap der Vrienden is de stem te zijn van de onderdrukten en zich
er tegelijkertijd bewust van te zijn dat we zelf een deel van die onderdrukking zijn….. Laten we onszelf niet bedriegen door te geloven dat politieke actie alles is dat van ons gevraagd wordt, of dat onze persoonlijke relatie met God ons ontslaat van het actief con
fronteren van het kwaad in deze wereld. De politiek en sociale strijd moet aangegaan worden, maar een persoon is meer en heeft meer nodig dan alleen politiek, anders verkeren we in het gevaar dat we de hele wereld winnen, maar onze ziel verliezen.

Eva I. Pinthus, 1987, QF&P 23.04

Er is een wand die de wereld scheidt van het Koninkrijk van God..
Die scheidswand is onze beperktheid, onze zelfzucht, onze hardheid.
Maar er breekt telkens een straal van dat Koninkrijk door een scheur in die wand. Maar ook als gewone mensen zich geven in de strijd voor de vrede, gerechtigheid, hulp aan anderen, daar breekt iets van dat Koninkrijk door, zoals een zonnestraal kan doorbreken door de zwarte wolken.
Bram Burger, geciteerd in de Vriendenkring, 2003

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 3.11  Quakers en andere godsdiensten
Volgende: 4.2  Vredesgetuigenis in de praktijk ==>

3.9 Houding ten aanzien van sacramenten

Een religie probeert de realiteit die onder het gewone leven ligt te bereiken: de unieke innerlijke ervaring die aanvoelt als genade, een niet uit te drukken waarheid. Door de
tijd heen hebben kerken geworsteld om mensen te helpen om dat buitengewone in het gewone te herkennen, of zoals Quakers het zeggen: dat van God te vinden in hun dage- lijkse leven. Die beleving en herkenning proberen veel kerken op te roepen door bepaalde omstandigheden te scheppen. In religieuze taal worden deze uiterlijke woor-den, symbo- len en handelingen, die tekenen zijn van een innerlijke ervaring of genade, ‘sacramenten’ genoemd.

De Quakertraditie kent geen uiterlijke sacramenten. Voor de meeste kerken zijn de sa- cramenten wezenlijk verbonden met de geloofsbeleving van hun leden. Zo zijn doop en de eucharistie of avondmaalsviering van oudsher door de kerken opgevat als exclusieve tekenen van de vereniging van Christus met de gemeenschap van gelovigen: de kerk. De elementen van water, brood en/of wijn zijn onlosmakelijk onderdeel van die vieringen. Quakers zijn een andere weg gegaan. Quakers zeggen niet dat de viering van de sacramen- ten verkeerd is, wel menen zij dat die viering niet essentieel is voor een oprecht discipel- schap van Jezus en het ervaren van Gods nabij-zijn.

Quakers hebben er moeite mee als het sacrament als voorwaarde wordt gesteld voor het volledig deelnemen aan de geloofsgemeenschap. Zij vinden dat de werkelijkheid van Gods aanwezigheid ervaren kan worden zonder die uiterlijke tekenen. Zij willen die aanwezig- heid ervaren in een stil wachten en hun diepste mystieke beleving met anderen delen als een gemeenschap in Gods Geest. De Geest die ons aanspoort te leven voor een wereld waarin vrede en gerechtigheid geweldloos werkelijkheid worden. Zo is het hele leven sacrament.

Het begin van de Quakergeloofsgemeenschap ligt in het verlangen van de aanwezigen naar de vertrouwelijke omgang met God (Psalm 25:14) en het geloof dat in ieder mens het vermogen schuilt om gehoor te geven aan Gods opdracht het goede te kennen en te doen, zoals Jezus van Nazareth ons dat heeft voorgeleefd.

Want het is geen uiterlijke zaak of uiterlijk doen dat baten kan.(…) Nee, o nee: het is het verborgen leven, een verborgen tempel, een verborgen dienst en dat in Gods tijd. Ja, het is een verborgen maan, een verborgen avondmaal.
William Penn, 1677.
In: De Oude Waarheyd Ontdekt, Rotterdam, 1684, blz. 41.

Echt geloven (echte vroomheid, godsvrucht) beweegt mensen niet zich van de wereld af te keren, maar maakt het hen mogelijk beter in de wereld te leven en stimuleert hun pogingen de wereld te verbeteren.
William Penn, 1682, QF&P 21.17

De ideale daadkracht ontstaat pas, als ik de levende relatie voel met de omringende wereld. Een gevoel van verbondenheid met al wat leeft, dat in mij het besef wakker roept verant- woordelijk te zijn voor het grote Leven, dat ik ook als mijn leven voel. Dit gevoel van relatie is, althans in mij, niet altijd levend. Moet ik nu alle werk achterwege laten en wachten tot die ervaring zich herhaalt? Neen, want het een vloeit uit het andere voort. De moeilijkheid begint pas, als we die relatie missen en onze taak niet meer duidelijk voor ogen staat.
Aad van Oosten, 1957

Het luisteren naar de stem in ons, het afsteken naar de diepte, het met niets durven wagen, zoals George Fox, die een zoeker was en alle uiterlijkheden als hulpmiddel, als niet ter zake doende afwees, dat vraagt van ons een bereidheid en toewijding die we als het ware elke dag moeten veroveren. Maar ieder mens die het grote moment van de ontmoeting en de overgave heeft gekend, weet waar Jan Luyken de dichter over sprak toen hij schreef:

Ik meende ook de Godheid woonde verre,
in enen troon, hoog boven de maan en sterre,

en hefte menigmaal mijn oog,
met diep verzuchten naar omhoog.

Maar toen gij u beliefde t’ openbaren, toen zag ik niets van boven nedervaren,

maar in de grond van mijn gemoed,
daar werd het lieflijk en zoet,
daar kwaamt gij uit der diepte uitwaarts dringen en als een bron mijn dorstig hart bespringen, zodat ik u o God bevond, te zijn
den grond van mijnen grond.

( Jan Luyken 1649 – 1712)

Die ontdekking dat na het afstropen van uiterlijkheden iets heel bijzonders als cel, als kern geboren wordt en dat er niemand buiten jezelf en dat van God nodig is, dat is een kernpunt. Miep Lieftinck, 1982.

Om een goed begrip te krijgen van Quakers met betrekking tot de sacramenten is het zinvol een blik op de geschiedenis van de Quakers te werpen. De eerste Quakers vonden elkaar niet in een nieuwe interpretatie van de sacramenten of het kerk-zijn in ecclesiologische zin, maar in de existentiële geloofservaring en het getuigenis van Gods verbond met mensen, de herkenning van zijn vernieuwende geest in Jezus. Tussen de andere christenen willen Quakers een beschei- den weg zoeken zonder de uiterlijke zekerheden van dogma’s en sacramenten. Daar waar instituties, rituelen, vormen van exclusiviteit en machtsstructuren in de gevestigde kerken belemmeringen gingen vormen voor een persoonlijke geloofservaring, kozen Quakers voor een ingetogen, gezamenlijk in stilte, wachten op God, zonder orde van dienst. Zonder voorganger of ambtsdrager, zonder gemeentezang, zonder formuliergebeden en zonder sacramenten.
Het begin van de geloofsgemeenschap ligt niet bij de sacramenten als heilsinstellingen of sym- bolen, maar bij het diepe verlangen naar en de ervaring van de gemeenschap, de verborgen omgang met God.
Als wij zeggen dat de Quakers de sacramenten van doop en avondmaal kennen in hun inner- lijke betekenis dan verwijst dit naar de ervaring van vernieuwing en gemeenschap in Gods Geest als een onbemiddeld gebeuren. Zij hebben dat niet naar de letter uit het evangelie leren kennen, maar in hun persoonlijk leven en in de gemeente (geloofsgemeenschap) in een levend getuigenis ervaren. Zonder de waarde van de verschillende tekenen zoals die voor vele chris- tenen onverbrekelijk met hun geloof verbonden zijn te ontkennen, vinden Quakers elkaar in een geloofsbeleving die zich onthoudt van rituelen die vóór de geloofservaring uit kunnen gaan of deze in een onbedoelde veruiterlijking gevangen zouden kunnen houden. In het breken en eten van brood kan na het laatste avondmaal dat Jezus met zijn discipelen had altijd het per- spectief liggen van het herstel van de gemeenschap van God met de mens en de gemeenschap van mensen onderling (communio). De tafel waaraan de mensen aanzitten en hun dagelijks brood nuttigen wordt ook de ‘tafel des Heren’ als zij brood breken en (wijn) drinken te zijner gedachtenis. De Quakers hebben gebroken met de kerkelijke gewoonte om de ‘tafel des Heren’
te beperken tot een rituele c.q. sacrale exclusiviteit en/of de verplichting van een wekelijkse of jaarlijkse deelname.
Over het ambt zegt een Quaker geschrift uit 1944: ‘Quakers wilden dat iedere stap en tussen- station van zaligheid en eredienst een levend proces waren. Zij zijn beducht voor formules die een verondersteld heilig effect hebben. Zij hoeden er zich voor formele ambtsdragers te hebben die tot een speciale klasse behoren en geacht worden over bijzondere krachten te beschikken die anderen missen’ (Rufus Jones, geciteerd door Gerald Hibbert in “Friends and the Sacra- ments”. Dit laatste geeft aan waarom Quakers het ambt niet kennen. Er is sprake van een volledig priesterschap der gelovigen. Het is de logische consequentie van de afwezigheid van de uiterlijke sacramenten. De samenkomsten vinden dan ook plaats op basis van dit ‘priester- schap’ van de gelovigen en in volledige gelijkwaardigheid van ieder om daaraan uitdrukking te geven.

Uit: Reactie Nederlandse Jaarvergadering op het rapport ‘Doop, Avondmaal en Ambt’ (BEM-rapport) van de Wereldraad van Kerken, 1985.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 3.8  Houding ten aanzien van geloofsbelijdenissen
Volgende: 3.10  Oecumenische samenwerking ==>