6.4 Quaker organisatie

De organisatiestructuur van het Religieus Genootschap der Vrienden (Quakers) hangt nauw samen met de ‘kerkorde volgens het evangelie’, waarin het priesterschap van alle gelovigen een belangrijke rol speelt. George Fox zei hierover: Christus is aanwezig te midden van zijn gemeente als regeerder, voogd en regelgever. Het gezamenlijke priesterschap brengt gedeelde verantwoordelijkheden met zich mee.

Quakers zijn wereldwijd georganiseerd in groepen die Maanden Jaarvergaderingen worden genoemd omdat ze traditioneel maandelijks respectievelijk jaarlijks bij elkaar komen om zaken af te handelen in zogenoemde Zakenvergaderingen.
De meeste Jaarvergaderingen zijn aangesloten bij het Quaker Wereldcomité – Friends World Committee for Consultation. Wereldwijd zijn er om en nabij één miljoen Quakers.

De Jaarvergadering is het hoogste besluitvormende orgaan van het Genootschap. De jaarlijkse bijeenkomst van de Jaarvergadering wordt in Nederland de Algemene Vergadering genoemd. Om dringende zaken ook af te kunnen wikkelen tussen de jaarlijkse Algemene Vergaderingen in is er een interim orgaan: de Landelijke Commissie.

De Maandvergadering is de primaire eenheid in de Quaker organisatiestructuur. Maandvergaderingen zijn autonoom. Een groep Quakers die Stille Samenkomsten houden mogen zich pas een Maandvergadering noemen als zij door de Jaarvergadering zijn erkend. In Nederland kennen we op dit moment (2015) de volgende Maandvergaderingen: de Amsterdamse Maandvergadering, de Haagse Maandvergadering, de Noordoost Nederlandse Maandvergadering (in Groningen), de Midden en Zuid Nederlandse Maandvergadering (in Bennekom). Verder zijn er twee – nog niet als Maandvergadering erkende – Quaker- groepen, één in Deventer en één in Zuid-Nederland.

In ons kleine Genootschap zijn bepaalde verantwoordelijkheden ondergebracht bij de Jaarvergadering die in het buitenland bij Maandvergaderingen zijn gelegd. Dit is niet vreemd als men bedenkt dat Maandvergaderingen in grotere landen vaak meer leden hebben dan de hele Nederlandse Jaarvergadering.

Zo berusten bijvoorbeeld de volgende verantwoordelijkheden bij de Nederlandse Jaarvergadering: Beheer van het archief, de Quaker bibliotheek in Amsterdam, het beheer en onderhoud van het onroerend goed (via de Commissie Huizenbeheer) en andere vermogensbestanddelen, de uitgave van (promotionele) Quaker literatuur (via de Literatuur- commissie), vredeswerk, ondersteuning van sociale- en vredesprojecten in binnen- en buitenland (via het Quaker Hulpfonds).

Om Jaarvergadering en Maandvergaderingen goed te laten functioneren benoemen zij ieder een Schrijver uit hun midden. De naam van de functie is ontleend aan een belangrijke onderdeel van de functie, namelijk het begeleiden van het besluitvormingsproces in de Zakenvergaderingen en het vastleggen van het gevoelen van de Zakenvergadering. Hierbij is het algemene gevoelen van de samenkomende Vrienden in dit besluit geleid te worden door de Geest leidend.
Of het nu een grote of een kleine Maand- of Jaarvergadering betreft, het goed bewaren van stukken, met name Minuten, is van groot belang. Het minutenboek is een belangrijk document en wordt te zijner tijd ook een historisch document dat inzicht verschaft in de ontwikkeling van die groep Vrienden.

Kleinere Jaarvergaderingen hebben vaak moeite om voor alle taken Vrienden te vinden die deze goed kunnen vervullen. Vaak hebben die Vrienden ook nog eens een druk beroeps- en familieleven. Daarom streven we ernaar de organisatiestructuur zo eenvoudig mogelijk te houden. Vandaag de dag kan moderne technologie ons hierbij ook vaak een handje helpen. Omdat wij de gewoonte hebben minuten ter plekke schriftelijk vast te leggen kunnen er echter dringende vraagtekens worden gezet bij het gebruik van Skype en e-mail.

De Nederlandse Jaarvergadering is een erkend kerkgenootschap en als zodanig lid van de Raad van Kerken in Nederland.
De Nederlandse Jaarvergadering oefent geen directe invloed uit op de politiek, maar doet dit via de Raad van Kerken in Nederland en de volgende non-gouvernementele organisaties, te weten de Quakerraad voor Europese Aangelegenheden en de Quaker United Nations Office.

Er zijn twee dingen, zonder welke een Quakergemeenschap nimmer zal kunnen stellen: eenheid in God en gemeenschap met elkaar. Beide beleven wij in onze stille wijdingssamenkomsten. Zou de eenheid in God geen ervaarbare eenheid zijn, dan zou de voornaamste grond voor het bestaan van ons Genootschap zijn verdwenen. En de ervaring van deze eenheid is tevens de ervaring van de gemeenschap der mensen.

Adolf Woldendorp, 1958.

Het was George Fox, die eenmaal getuigde:
‘Een ware kerk is geen gebouw, doch een gemeenschap van Gods kinderen, in Zijn Liefde verenigd.’
Het is deze kleine gemeenschap die wij steeds weer opnieuw trachten te zijn, die ik danken wil voor alle steun, liefde en begrip uit alle richtingen ontvangen…
Jo Hofman, 1959.

Quaker meetings en ook de mensen waaruit ze bestaan verschillen van karakter op elk tijdstip, zowel als in de loop der tijden. Sommige perioden zijn vervuld van groei en naar buitengerichte activiteiten. In andere is dat in mindere mate het geval. Misschien zelfs als men zucht onder de inspanningen om vroeger begonnen werken in hun uiterlijke vormen in stand te houden.

Dit brengt ons tot de vraag: Waar staan we vandaag ten opzichte van het geloof en de werken. Gaan we van de juiste volgorde uit: eerst het geloof, dan de werken? Of zetten we werk voort dat ontstaan en drijvende kracht dankte aan het geloof van degenen die ermee begonnen?
Als we in een toestand verkeren waarin de meeting meer taken heeft te verzetten dan er mensen zijn om uit te voeren, of als we meer doeleinden willen nastreven dan we kunnen volhouden, dan is ernstig zelfonderzoek geboden. Misschien moet ons geloof worden versterkt door meer eigen voorbereiding van elk lid van de groep.

Frank Blackwell, 1983.

Er is door verwonderde buitenstaanders, die keken naar het Religieus Genootschap der Vrienden, wel eens gezegd: als je je een geloofsgemeenschap indenkt, door een aantal vrienden opgericht, een gemeenschap die geen bestuur heeft, geen geloofsbelijdenis, geen dogma’s, geen voorgangers in de eredienst, waar nooit wordt gestemd over te nemen besluiten, dan kun je toch niet anders verwachten dan dat zo’n gemeenschap, al is zij nog zo enthousiast en eensgezind begonnen, onmogelijk kan blijven bestaan, maar binnen korte tijd letterlijk spoorloos zal verdwijnen. En nu bestaat het moedergenootschap al ruim drie eeuwen en onze Jaarvergadering al ruim een halve eeuw.
Anton Kalff, 1988.

De organisatie is een noodzakelijk kwaad om de beweging gaande te houden. Maar het levensgrote risico is dat de organisatie de beweging verlamt door dwingende regelgeving, zeg maar de letter die doodt, terwijl de Geest levend maakt. En de Geest is niet in een organisatie te vangen… We hebben veelal geprobeerd conflicten op te lossen door goede afspraken te maken over te volgen procedures. Maar daarmee komen we in de sfeer van het contract. De regeltjes die we dienen na te leven en waar we elkaar op controleren. En als de regels belangrijker worden dan de vriendschap, als we elkaar pijn gaan doen en beschadigen met al onze regels, dan zijn we op de verkeerde weg…

Maar daar zit het echte probleem niet. Als we als Vrienden met elkaar Vrienden willen zijn, en ons door de Geest laten leiden, dan komen we daar wel uit, en kunnen, als dat nodig is, ook wel correcties in onze organisatiestructuur aanbrengen.
Peter Spreij, 2002.

<– Vorige: 6.3 Gesprek vanuit de stilte
Volgende: 6.5 Lidmaatschap –>

Inhoud

3.8 Houding ten aanzien van geloofsbelijdenissen

Van oudsher hebben mensen hun religieuze ervaringen en opvattingen zowel mondeling als schriftelijk onder woorden gebracht en daarmee een bijdrage geleverd aan de vorming van geloofsgemeenschappen en hun geschiedenis. Ook zijn zulke teksten individuen tot steun geweest om hun weg in het leven te vinden.

Maar laten we niet vergeten dat woorden en geschriften slechts de afspiegeling zijn van wat we als de essentie van geloven ervaren. Met de menselijke taal beschikken we weliswaar over de mogelijkheid onze gevoelens en ervaringen te ordenen en rationeel inzichtelijk te maken, maar woorden kunnen mensen zowel verbinden als scheiden. Soms krijgen zij een dwingend karakter in de vorm van leerstelligheden of een dogma, daarbij onrecht doend aan het proces waarin waarheid zich ontvouwen kan.

De Quaker traditie getuigt van een zekere schroom voor “het laatste woord”. Quakers willen afzien van de toe-eigening van een finale waarheid zoals vastgelegd in dogma’s. Juist vanuit de persoonlijke ervaringen ontstaat de verscheidenheid die karakteristiek is voor de Quaker gemeenschap door de eeuwen heen. In de stilte, het zwijgen, wordt de ruimte gevonden om als individu en gemeenschap de grond van ons bestaan, God, Gods Licht, te zoeken en te ervaren.
Quakers zien het belijden van geloof niet als leerstelligheid, maar als geleefd en beleefd geloven. Zij willen openstaan voor voortgaande openbaring, nieuw licht, zoals Jezus dat gedaan heeft.
Respect voor het uniek zijn van ieder mens en “dat van God in ieder mens” verwijst naar de onvervreemdbare eigen verantwoordelijkheid van ieder mens voor geloven en werken.

En waarde Vrienden wees teder over de Waarheid Gods en over de heilige naam des Heren die door ons beleden wordt opdat niet alleen een belijdenis van de waarheid mag worden gemaakt door woorden, maar dat wij mogen beleven hetgeen wij in woorden belijden: zulks dat het onderscheid tussen ons en anderen niet alleen mag bestaan in woorden en belijdenissen, maar dat ons leven en omgang onze belijdenis mag versieren en kronen en dat het allervoornaamste onderscheid tussen ons en hen mag bestaan in onze omgang en wandeling, zodat die tot anderen mogen prediken en dat onze dagelijkse conversatie onze belijdenis versieren en onze woorden uitdrukken mag. Want dat is hetgeen waarop de Heer ziet; en niet op gedaante, noch wat beleden wordt, maar op hetgeen beleefd wordt.
Stephen Crisp, 1674
Uit: “Een Zendbrief aan de Vrienden in Holland, Friesland, Embden, Holstein,
Hamburg, Dantzig, de Pfalz en elders”
In: De Oude Waarheyd Ontdekt, Rotterdam, 1684, blz. 129

Wij ervaren wanneer wij samenkomen met liefde in ons hart en de oprechte wens om te trachten ons van het kleinmenselijke te ontdoen, dat God ons dan veelal de kracht schenkt om elkaar daadwerkelijk te steunen, te troosten en meer licht te geven, soms ook door een woord, dat een van ons zich in oprechtheid gedrongen voelt te spreken.
We stellen ons geenszins tegenover kerkgang of preek, maar voor ons persoonlijk leven putten wij grote kracht uit deze stille, scheppende gemeenschap met God, die ons in onze beste ogenblikken geschonken wordt.
Eerste vlugschrift van de Nederlandse Jaarvergadering, 1931.

Ons religieus leven is naar (van) buiten gezien zeer eenvoudig, en vraagt daarom van ons
een voortdurend bewust zijn van God. Dat is zeker voor vele mensen moeilijk. Maar wij, wij Vrienden als groep en als individu moeten meer en meer trachten minder zelfbewust te worden, maar bescheiden naar anderen zien en vooral moeten wij nooit vergeten dat het niet onze boodschap is maar die van God.
Karl Heinz Pollatz, 1939.

Godsdienstig streven dat tot handelen leidt heeft zijn wortels in overtuiging, ons door inzicht geopenbaard en waaraan onwrikbaar wordt vastgehouden. Dat noemen we gewoonlijk “geloof ”. Dat komt op de eerste plaats. ‘Het geloof nu is de zekerheid der dingen die men hoopt en het bewijs der dingen die men niet ziet’ (Hebr. 11:1)

Het ware geloof wordt gekenmerkt door zijn duurzame aard, geboren uit een persoonlijke ervaring van het bestaan van de levende God, hoe onvolkomen en beperkt dat inzicht ook moge wezen. Voor ons allen is het zowel onvolmaakt als beperkt in zijn zuiverheid.
Het ware geloof noopt ons te streven naar verdieping van ons inzicht en versterking van onze overtuiging. Hierop is veelal ons gebed gericht, in onze binnenkamer zowel als samen met anderen in onze openbare eredienst. Beide vormen van aanbidding hebben hun betekenis in het leven van de meesten onzer.
Frank Blackwell, 1983.

Elke omschrijving schiet tekort; de belevenis blijft primair en onaantastbaar.Eg van Meer, 1986.

De eerste te beantwoorden vraag is: ‘Wat geloven Quakers over geloof?’ Quakers zien Christen-zijn niet als een verzameling leerstellingen of traditionele gebruiken, maar in essentie als een ervaring en een levensweg gebaseerd op die ervaring. Het centrale doel van de vroege Vrienden in het midden-zeventiende eeuwse Engeland was de Kerk terug te brengen van

een christendom van ideeën (die zij ‘noties’ noemden) en uiterlijke vormen naar een levende ervaring die tot uiting komt in een levenswijze. Zij betoogden ook dat de mogelijkheid van die ervaring openstond voor iedereen en niet alleen voor een uitverkoren, een bevoorrechte kleine groep. Geloofsbelijdenissen zijn een poging om ervaring te formuleren en te beschrijven, terwijl rituelen een poging zijn om de wijze waarop ervaring gecommuniceerd kan worden vast te leggen. Het is gemakkelijk, zelfs al te gemakkelijk, te veronderstellen dat onze woorden Gods Woord zijn.

William Oats, 1990
In: This We Can Say – Australian Quaker Life, Faith and Thought, 1.65, 2004

De nieuwe betekenis van ‘geloven’ werd voor mij geformuleerd tijdens een internationale vredeskerkbijeenkomst waar ik was namens de Jaarvergadering: iemand beantwoordde mijn vraag wat ‘geloven’ eigenlijk inhield met: ‘vertrouwen’. Geloven is vertrouwen op God, op
de beschikbaarheid van goddelijke leiding!, combineerde ik. Daarmee viel dat begrip uit de Quakerliteratuur op zijn plaats.
Wim Nusselder, 1996

Het opschrijven in een paar regels van wat ik nu eigenlijk vind en geloof bleek voor mij een enorme opgave. Maar uiteindelijk kwam er het navolgende uit: Vragen als “waar kom ik vandaan en waar wil ik naar toe?” en “Wat is de zin van alles?” behoren tot de diepste menselijke vragen. De oorzaak en de zin van het bestaan kun je door een bijzondere inspiratie direct in jezelf ervaren. Het gaat om een innerlijke gids waardoor het goede zich aan je openbaart. Erik Hummels, 2001.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 3.7  Quakers en Jezus
Volgende: 3.9  Houding ten aanzien van sacramenten ==>