Door Irene Visser
Toen Sytse me vroeg om mijn gedachten en wellicht worsteling over de oor- log in Oekraïne op papier te zetten voor het volgende nummer van de Vriendenkring, was dit zijn inleiding: De oorlog in Oekraïne roept veel afschuw en verdriet maar ook solidariteit op. De eerste reactie is: verdediging en hoop dat de vijand tegengehouden wordt. Toch hebben wij als Quakers ook andere gedachten en een belangrijk concern: geweldloosheid, tegengaan van de wapenwedloop, de spiraal van oorlog en grof geweld doorbreken om een duurzame vrede te bereiken: Ons Vredesgetuigenis. Daarmee gaf hij precies de twee perspectieven weer waar wij, Quakers, en waarschijnlijk ook veel andere mensen mee worstelen. Hebt uw vijanden lief…hoe ver staat dat af van de afschuw die Poetin oproept.
Het is niet gemakkelijk om over het dilemma dat Sytse schetst te schrijven. Ik heb heel wat pogingen gedaan en ook weer weggegooid. Het is geen worsteling om te beschrijven hoe ik over de oorlog in Oekraïne denk, omdat die net als alle oorlogen wreed, vernietigend, en nietsontziend is. Ik kan de agressor in het Kremlin veroordelen en hem een Oorlogsmisdadiger noemen. Mijn hart krimpt samen als ik lees over het leed dat mensen wordt aangedaan. Hoe verleidelijk is het dan om het perspectief van kritiek, afschuw, maar ook van angst en retributie, dus gewelddadigheid, te kiezen. Dat lijkt de enige ‘normale’ reactie, en het is zeker mijn eerste opwelling geweest. Die reactie werpt een donkere schaduw over deze weken van voortgaande oorlogvoering, waarvan het einde nog ver lijkt te zijn. Daarbij is het ten tijde dat ik dit schrijf ook nog eens de veertigdagentijd, of lijdenstijd, waarin we stilstaan bij de veroordeling, marteling en executie van een onschuldige.
Boven mijn bureau hangt de bekende spreuk van George Fox: “Walk cheer- fully over the world, answering that of God in everyone.” Dat lijkt een spreuk voor betere tijden, zeker niet voor nu. Want opgewekt je gang gaan en het goede zien in iedereen, ook als je weet dat Oekraïense ziekenhuizen en scholen worden gebombardeerd? Een calvinistisch stemmetje in mijn hoofd houdt me voor dat zo’n houding toch echt niet kan: “vrolijk zijn ter- wijl anderen het zo moeilijk hebben! hoe kun je dat maken als er zoveel leed gaande is, wat kortzichtig! (enzovoort).” Is het inderdaad kortzichtig, of zelfs egoïstisch, om vast te houden aan opgewektheid en naastenliefde?
Die vraag werd voor mij luid en duidelijk beantwoord toen ik een interview las met Robert Muller.
Robert Muller (1923-2010) studeerde rechten en economie en was bijna veertig jaar werkzaam bij de VN. Hij zette zich in voor het milieu, onderwijs, een rechtvaardige economie, en vooral voor vrede in de wereld. Hij was medeoprichter van de VN Universiteit voor de Vrede en werd meermalen voorgedragen voor de Nobel-prijs voor de Vrede. In het interview dat ik las, vertelt Muller over ‘gelukkig zijn’ als kernwaarde in zijn leven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij gevangene van de Duitsers, opgesloten met anderen in een krappe cel, waarin de zuurstof schaars was. Een emmer deed dienst als toilet en de stank was vreselijk. In die wanhopige situatie dacht Muller aan wat hij had gelezen bij Emile Coué, een filosoof die hij erg bewonderde. Hij herinnerde zich dat Coué van mening is dat geluk niet iets is wat van buitenaf komt, maar dat het een innerlijk kracht is, waaruit je kunt putten. Coués opmerkelijke les was om die kracht op te zoeken en altijd ‘de gelukkigste mens’ op aarde te zijn, ongeacht je omstandigheden. Het lukte Muller om in zichzelf te keren en daar vreugde en kracht te vinden, waardoor het leven in de cel draaglijk werd. Tijdens die momenten gebeurde er iets mysterieus, vertelt hij; een sprong tussen negativiteit en positiviteit, een onbegrijpelijke maar wel alles- doordringende ervaring, die hij de rest van zijn leven bleef opzoeken. Soortgelijke wonderlijke ervaringen zijn ook beschreven door Viktor Frankl, Václav Havel en Nelson Mandela over hun perioden van gevangenschap. Hoe wonderlijk, om in de moeilijkste perioden van het leven zo’n grote innerlijke kracht te ontdekken. Muller noemt het een mysterie. Als er zich problemen voordeden bij zijn werk voor de VN nam Muller de tijd om zich te concentreren op de positieve innerlijke kracht, waardoor optimisme en energie weer terugkeerden.
Mullers laatste uitspraak in het interview maakt duidelijk hoe belangrijk opgewektheid voor ons is, hoe somber de situatie ook is: “het is een enorm dwaze en kortzichtige houding om ongelukkig te zijn, ondankbaar te zijn en geen ontzag en waardering te ervaren voor het grootse geschenk van dit leven.” Daarmee legt hij mijn calvinistische stoorzendertje effectief het zwijgen op. Het is nooit kortzichtig, hoe de omstandigheden ook mogen zijn, om opgewekt door het leven te gaan.
Ik laat de spreuk boven mijn bureau hangen: