Gedurende de eerste 150 jaar van de Quakergeschiedenis waren de Vrienden eensgezind in hun Bijbelopvatting. Men accepteerde algemeen de goddelijke inspiratie van de Schriften, zo blijkt uit de talrijke publicaties die van de hand van Vrienden in die periode het licht zagen. Daarin verschilden ze niet van hun medechristenen. Quakers onderscheidden zich echter van de grote kerkelijke gemeenschappen in de manier waarop zíj met de Bijbel omgingen. Essentieel was voor hen de persoonlijke ervaring van het “Inwaartse Licht” dat het “uitwendig” geschreven woord (de dode letter) tot een verinnerlijkt woord kan maken.
In zekere zin lijkt Barclay’s Apolog [1] daarop een uitzondering te zijn. In zijn Apology ‘The True Christian Divinity, as the same is held forth and preached by the people in scorn, called Quakers [2] maakt Barclay ook gebruik van een traditioneel Bijbelse exegese om te overtuigen. In zijn tekst wijst hij er ook op dat de Schriften in Quaker ogen een secondaire autoriteit zijn omdat zij slechts een ‘beschrijving van de bron zijn en niet de bron zelf ’’.17 De Bijbelse boeken ontsluiten hun waarheid als we ze lezen vanuit het directe (inwaartse) getuigenis van Gods geest. Het bijzondere van de Bijbel houdt voor Quakers niet in dat het profetische getuigenis met de Bijbelse boeken afgesloten is.
In de loop van de negentiende en twintigste eeuw kreeg men ook in
Quakerkringen oog voor het verschil in karakter van de boeken die samen
de Bijbel vormen: historische verhalen, profetische geschriften, morele
aansporingen, poëtische lofprijzingen, preken, brieven, apocalyptische
teksten, en tenslotte ook diep menselijke verhalen over liefde,
barmhartigheid, angst, eenzaamheid, jaloezie, agressie en schuld. De
historische samenhang waarin de Bijbelse geschriften ontstonden,
plaatsten de verhalen in een niet uitsluitend religieus daglicht.
Ettelijke
keren in de Quaker geschiedenis is de positie van de Bijbel naast die
van het Inwaartse Licht reden tot meningsverschil geweest. Ook nu nog is
de positie van de Bijbel niet bij alle Quakers dezelfde. Evangelisch
georiënteerde Quakers, bijvoorbeeld, houden vast aan de eenheid van de
Bijbelse boeken en de onverbrekelijke samenhang van het zo genoemde Oude
en Nieuwe Testament. Van zorg vervuld waarschuwen zij dat het primaat
van het innerlijk Licht en de directe openbaring van de Geest kan leiden
tot een bijna grenzeloze pluriformiteit en een geloofsleven waarin voor
de Bijbel nauwelijks nog plaats is.
Voor sommige Quakers in de Nederlandse Jaarvergadering zal de betekenis die zij aan de Bijbel toekennen mede bepaald zijn door hun oorspronkelijke kerkelijke achtergrond. Voor anderen kan de Bijbel buiten hun gezichtsveld gelegen hebben, wat de kennismaking met dit ingewikkelde en voor hen misschien ontoegankelijke geschrift kan bemoeilijken.
Wat de Quaker traditie, ook in de Nederlandse Jaarvergadering, kenmerkt is het besef dat de Bijbel niet voor ons ligt als een gesloten filosofisch systeem dat door één persoon is geconstrueerd. Evenmin is er sprake van een theologisch verantwoord bolwerk waarbinnen we ons zouden moeten terugtrekken. De Bijbel kan voor ons een open boek zijn. Indachtig het Inwaartse Licht zegt Barclay daarover: ‘Het is geen dode letter en ook geen uiterlijke wet die van buiten wordt opgelegd, maar een innerlijke geestelijke wet, die in het hart is gegrift, de wet van de Levensgeest, het woord dat na aan het hart en in de mond ligt.’[3]
Toen George Fox het “Inwaartse Licht” ontdekte, zich van de realiteit bewust werd, kon hij alles loslaten om het vernieuwd terug te ontvangen; alles weggeven en rijker worden; alles waardelozer achten, zelfs z’n Bijbel en daarna alles hoger – want ontdaan van wettelijke opgedrongen waarden – waarderen.
Rien Buter, 1938
In onze Stille Samenkomst… geleidelijk terugkerend vanuit onze eigen gedachten en beslommeringen ervaren wij dan dat het een bijeenkomst is in Zijn naam, waar Hij temidden van ons is, zoals Hij heeft beloofd. Een verwijzing naar een aantal voor de eerste Vrienden wezenlijke Bijbelpassages. Hedendaagse Vrienden doen dat – ik zou haast zeggen – schoorvoetend. Bovendien brengen zij in dit verband vaak in herinnering dat George Fox zijn gehoor voorhield: ‘Jij zegt: Christus zegt dit en de apostelen zeggen dat… maar wat zeg jijzelf?’ Alsof dit zo mag en kan uitgelegd worden dat Fox bedoelde dat wat ik hier-en-nu zelf zeg belangrijker zou zijn dan het getuigenis van Jezus en de apostelen. Integendeel, Fox roept ons daarmee juist op tot een anders én opnieuw verstaan en ervaren van dat getuigenis, zodat het door mag klinken in ons leven, wanneer wij dat voorbeeld volgen door te proberen te leven gevoed vanuit diezelfde levende bron.
Kees Nieuwerth, 1986
Het Quakerisme heeft de controverse tussen wetenschap en godsdienst op de onwezenlijke voorpostgevechten nooit behoeven te maken, want het heeft zich
van zijn ontstaan af niet in de letter van de Bijbel of in kerkelijke
machtspolitiek verschanst. Het is meteen gaan staan op het standpunt van
de directe ervaring van God, heeft van daaruit de
Bijbel gelezen en er de wezenlijke punten uitgehaald, wetende dat wie de
Bijbel leest zonder de leiding van de Heilige Geest, er zowel de
rechtmatigheid van de inquisitie tegen Galilei als de rechtmatigheid der
slavernij en rassendiscriminatie, de verdedigbaarheid van de oorlog en
de onderdrukking van de vrouw uit distilleren kan.
Het is niet de
schuld van de Bijbel, maar van de mensen, die, om met George Fox te
spreken, “de profeten lezen, zonder de Geest der profeten te hebben”.
Geraldina L. van Dalfsen, geciteerd in De Vriendenkring, 1995.
Overal wordt oorlog gevoerd: je kunt niet naar de radio luisteren
of je hoort onraad. Op de televisie word je er zelfs ooggetuige van
gemaakt: plundering, moord en roof. En waarvoor? Alleen maar om de
macht, om te heersen.
Slachtoffers worden niet
geholpen maar verjaagd naar vreemde streken met een vreemde taal. Mensen
die niet verstaan worden, worden niet geholpen. Zij krijgen nog meer
ellende.
Of God is almachtig, maar wreed en hardvochtig of niet almachtig, maar rechtvaardig, medelijdend en liefdevol.
Als
ik dan kiezen moet, kies ik voor de laatste van deze twee. De mensheid
zal dan zelf moeten zorgen voor recht en vrede, door middel van tact en
overleg. God geve hun de kracht om hiervoor te werken, te verdragen en
te helpen door liefde en geduld. Want dat kan God wel: ons de kracht van
de liefde geven, die nooit aflaat. Het is een geweldig werk om dit vol
te houden; daar kunnen we best een beetje hulp bij gebruiken. God zij
met ons!
Mien Riedel, 2000
<== Vorige: 3.5 Wat Quakers verstaan onder een roeping (‘concern’)
Volgende: 3.7 Quakers en Jezus ==>